Festivals blijken bijzonder resistent tegen de economische crisis. ‘Boetiekfestivals’ schieten als paddestoelen uit de grond terwijl reuzen als Lowlands jaarlijks binnen enkele uren zijn uitverkocht. Een les voor andere culturele organisaties? We spraken met Berend Schans, directeur van de Vereniging voor Nederlandse Poppodia en Festivals (VNPF), over festivalisering, gages en samenwerking.
Wie zijn er aangesloten bij het VNPF?
We zijn een branchevereniging waarbij zowat elk
poppodium in Nederland is aangesloten. Daarnaast
zijn er onder onze leden zo’n dertig festivals. We zijn
een relatief kleine organisatie maar vervullen een
heel aantal taken voor onze leden. Het VNPF is de
aanspreekpersoon voor de Nederlandse overheid op
gebied van popmuziek en festivals, we brengen leden
met elkaar in contact, regelen het verkeer tussen
leden en overheid en lobbyen voor de poppodia.
Het VNPF heeft erg uiteenlopende leden, die echter
vaak dezelfde belangen hebben. Bevorderen jullie
samenwerking tussen die organisaties?
We zien graag samenwerking onder onze leden maar
we kunnen dat alleen indirect bevorderen, door
bijvoorbeeld leden met elkaar in contact te brengen op
ledendagen. Het is ook afhankelijk van de individuele
wensen en eisen van verschillende podia. Samenwerking
is belangrijk, maar ik denk dat veel organisaties
moeten leren om water bij de wijn te doen, zonder
hun eigen belang of identiteit te verliezen. Anders
komen ze nooit tot langdurige samenwerkingen waar
iedereen baat bij heeft.
Kennisdeling is ook één van onze taken, binnen en
buiten de muzieksector. Daar kan nog een en ander
aan gebeuren. Zo komt het wel eens voor dat een
gemeente of jongerenorganisatie een eigen optreden
of festival organiseert. Ze betalen dan het volle pond
voor apparatuur, catering en muzikanten terwijl de
know how bij het locale poppodium of festival ligt
en er goedkopere mogelijkheden zijn. In dat opzicht
vind ik het fenomeen van de stadsprogrammeur een
positieve ontwikkeling, die heeft veel meer inzicht in
de bestaande infrastructuur.
Festivals lijken erg populair. In de muziekwereld,
maar ook in de cultuursector in het algemeen. Ziet
het VNPF deze trend ook terug in de cijfers?
Dat is moeilijk om vast te stellen, gezien er weinig
onderzoek is naar de groei van festivals in de laatste
jaren. Een organisatie als het CBS worstelt ook met de
definitie van een festival en zodoende zijn er weinig
betrouwbare cijfers beschikbaar. Toch denk ik dat in de
afgelopen jaren wel een groei geweest is in het aantal
festivals. Zeker met de opkomst van boetiekfestivals,
die inspelen op bepaalde groepen zoals dertigplusser
met kinderen of een bepaald type muzieksmaak.
Welke voordelen biedt een festival nu concreet voor
individuele cultuurproducenten?
Degenen die er de meeste baat bij hebben zijn
muzikanten en muziekproducenten. De gages op
festivals liggen vaak een stuk hoger dan bij poppodia.
Voor muzikanten zelf zijn festivals dan ook erg
interessant. Niet alleen om het financiële aspect, maar
ook om aan hun reputatie te bouwen en natuurlijk een
groot publiek te vinden. Zo valt er bij PinkPop weleens een band weg op de laatste minuut. Dan wordt
een Nederlandse band gevraagd om dat tijdslot
in te vullen. Voor menig Nederlandse band hun
doorbraakmoment, er staat immers een publiek
van zestigduizend man naar hun te kijken en er
is media-aandacht.
Je ziet dat muzikanten tours vooral rond
festivals gaan plannen, afgewisseld met hier en
daar een lokaal podium. Dat lijkt soms voor frictie
tussen festivals en poppodia te zorgen. Voor
podia is het niet alleen moeilijker om dezelfde
muzikanten te boeken voor een lager tarief,
maar daarnaast zullen minder bezoekers naar
de optredens van die muzikant komen omdat
hij of zij al op een groot festival is geweest.
Ons publiek is grotendeels jong – studerend of
starter – en beschikt over beperkte financiële
middelen. Sommige muziekliefhebbers gaan
dan ook een aantal festivals af in de zomer en
houden het daar wat cultuur betreft bij voor de
rest van het jaar. Toch kan een festival ook weer
voor de nodige exposure van kleinere bands
zorgen, die publiek weer naar optredens in
concertzalen trekt.
Over financiering gesproken: is het moeilijk
om steun van fondsen te krijgen voor
festivals, in vergelijking met bijvoorbeeld
kleinere aanvragen? Of zijn festivals door hun
grotere opzet juist in het voordeel?
In onze ervaring is het erg moeilijk om
financiële steun voor een festival te vinden
bij fondsen, of het nu overheidsfondsen of
particuliere fondsen zijn. Dat zit hem vooral
in de aanvraagprocedure. De organisaties van
festivals zijn over het algemeen klein en flexibel.
Buiten het seizoen zijn het vaak maar één of
twee personen die zich permanent met dat
festival bezighouden. Er gaat veel tijd zitten
in het indienen van een aanvraagprocedure,
van formulieren tot presentaties en meetings.
Als festivalorganisatie wordt er dan ook nog van je verwacht dat je met een heel uitgebreid
marketing- en communicatieplan komt om een
fonds te overtuigen, terwijl je daar soms al vele
jaren ervaring mee hebt. Voor zulke intensieve
administratie hebben festivalorganisaties vaak
niet de mankracht. Daarnaast zijn de bedragen
die fondsen per project kunnen verdelen vaak
erg beperkt voor een evenement als een festival.
Veel organisatoren komen uit de wereld van
de poppodia, wat betekent dat er ‘van huis uit’
al een sterke drang is om de eigen financiering
rond te krijgen, gegeven de beperkte subsidies
voor popmuziek in het verleden.
Er gaan ook stemmen op over ‘festivalisering’:
de kunst- en cultuurwereld zou verworden
tot een parade van vluchtige indrukken in
een té feestelijke atmosfeer. Zie je iets in die
kritiek?
Ik heb een probleem met de term festivalisering:
wat bedoelen we daar eigenlijk mee? Het idee
dat het alleen maar hoort te gaan over ‘kunst
met een hoofdletter K’? Dat we alleen van
cultuur mogen genieten in een stille, gewijde
omgeving? Ik begrijp de opmerking, maar ben
het er niet per se mee eens. Ik denk dat festivals
juist een erg positieve indruk achter kunnen
laten van de culturele sector en mensen juist
kan verleiden om meer cultuur te bezoeken.
Neem Lowlands: daar is naast bandjes ook
ruimte voor balletopvoeringen, klassieke
muziek, cabaret, literatuur en zelfs wetenschap
en politiek debat. Een sterke formule, want er
wordt gedacht vanuit de inhoud. Het Scapino
Ballet bijvoorbeeld geeft op Lowlands gewoon
een volwaardig optreden. De omgeving wordt
weliswaar feestelijk aangekleed, maar dat vormt
zeker geen belemmering voor de volle beleving
van cultuur.
Wat je wel ziet is dat steeds meer gemeenten
zich graag profileren. Als de groenste
gemeente, of de intelligentste gemeente, ga zo maar door. Dat wordt vaak aangekleed door
de afdeling city marketing met festivals. En wat
trekt publiek? Juist, popmuziek. Er wordt voor
relatief veel geld een projectbureau uit de grond
gestampt dat zelf gaat programmeren en zelf
festivals gaat organiseren. Dit gebeurt zelden in
overleg met de bestaande infrastructuur. Ik zou
zeggen laat de podia (festivals en gebouwen)
over deze middelen beschikken en geeft ze
expliciet de opdracht iets dergelijks te organiseren.
Ik durf te wedden dat het op die manier
sneller, beter en goedkoper kan.
Elders in deze editie van MMNieuws schrijft
ook Letty Ranshuysen over festivals. Ze
noemt de educatieve funtie die veel Franse
cultuurfestivals hebben, bijvoorbeeld in
het leren over lokale geschiedenis of het
betrekken van een publiek bij kunstproductie.
Is daar nog een inhaalslag te maken voor
Nederlandse festivals?
Het systeem in Frankrijk is heel anders dan
in Nederland.
In Frankrijk krijgen dergelijke
festivals een expliciete opdracht mee waar ook
robuuste budgetten tegenover staan. Educatie
vind ik wel belangrijk, maar je moet je afvragen
in hoeverre dat bij je past als organisatie.
Bijvoorbeeld een zaal als Paradiso kan wel tijd
en geld steken in een educatief programma,
maar dat hoeft niet meteen een positieve
impact hebben. Het gaat hoe dan ook ten koste
van hun programmeringsprofiel, alle middelen
die in educatie wordt gestoken gaan namelijk
weer af van de programmering.
Is er sprake van een zekere mate van
verzadiging op de Nederlandse festivalmarkt?
Voorlopig denk ik niet dat er sprake is
van verzadiging. De opkomst van kleine,
gespecialiseerde festivals vindt plaats omdat
de organisatoren denken dat er een markt
voor is. We zien dat er elk jaar weer een aantal
festivals bijkomen en weer andere wegvallen.
Dat is eigenlijk van alle tijden. Het verdwijnen
van festivals kan vele redenen hebben. Het is
een risicovolle onderneming. Een natte zomer
of slechte line-up kunnen sommige festivals al
de das om doen. Als branchevereniging zien
we natuurlijk graag zoveel mogelijk financieel
gezonde festivals. Het is wel zo dat je concept
dik in orde moet zijn, met een hek om een veld
zetten, een podium aan de ene kant en een
frietkraam aan de andere kant red je het niet
meer. Het publiek wil een authentieke ervaring.
Auteur: Redactie MMNieuws