Selecteer een pagina

Flexibilisering en vrije tijd

Algemeen
Het woord flexibel heeft een positieve klank, gekoppeld als het is aan eigenschappen als plooibaar, soepel en meegaand (wie zou er niet flexibel willen zijn?). Het woord flexibilisering heeft echter eerder een negatieve klank, en wordt geassocieerd met begrippen als de 24-uurs-economie en doorgaans weinig specifiek geduide, maar niettemin dreigend klinkende Amerikaanse toestanden.


De flexibilisering van winkel- en arbeidstijden in 1996 was aanleiding voor verontruste geluiden. Met klem werd gewaarschuwd dat arbeid buiten kantooruren tot een verschraling van vrije tijd en gezinsleven zou leiden. Ook zouden veel vormen van vrijetijdsbesteding vereisen dat mensen op hetzelfde moment vrij zijn. Wanneer flexibilisering van de tijdsordening betekent dat de vrije tijd van mensen minder synchroon loopt, zou dat collectieve vormen van vrijetijdsbesteding, zoals theaterbezoek en sportbeoefening, in de weg staan. Behalve de tijdsdruk van taken zou ook de flexibele timing van taken een potentile bedreiging van de vrije tijd vormen.

In het debat over flexibilisering en 24-uurseconomie voerden niet feitelijke ontwikkelingen in, en consequenties van de timing van taken de boventoon, maar retoriek, beeldvorming en vermoedens. Wanneer stelselmatig verzamelde gegevens wel worden geraadpleegd, blijkt dat het beeld van flexibeler wordende arbeidstijden nuancering behoeft. Tussen 1975 en 1995 nam de hoeveelheid betaald werk s avonds en in het weekend toe van twee naar ruim 22 uur per week, terwijl huishoudelijk werk buiten kantooruren groeide van negen naar tien uur (telkens gemiddeld onder de bevolking van 18 tot 65 jaar). Wie verder teruggaat in de tijd moet het begrip flexibilisering van arbeidstijden nog sterker relativeren: in de jaren vijftig werd meer buiten kantooruren gewerkt dan in de jaren negentig, onder meer doordat toen meer mensen in industrile ploegendiensten werkzaam waren.
Opmerkelijk is voorts dat in de discussie over flexibilisering de van oudsher grootste bron van onregelmatig en flexibel werk, het huishouden, weinig aandacht kreeg. Zij die zich zorgen maakten om het lot van degenen met betaald werk buiten kantooruren toonden zich nauwelijks bezorgd om de onregelmatige werktijden, van vooral vrouwen, in het huishouden.

En en ander laat onverlet dat taken in de toekomst mogelijk meer beslag op de avonden en op het weekend zullen leggen, bijvoorbeeld wanneer meer mensen zorg en arbeid combineren. Een analyse van de effecten van tijdsbeslag en van timing van betaald en huishoudelijk werk op de vrijetijdsbesteding levert een beeld op van de eventuele gevolgen. Heeft betaald werk op afwijkende uren inderdaad het veronderstelde negatieve effect op de vrije tijd? Om die vraag te beantwoorden is onderzocht welk van de volgende vier factoren het grootste effect op de vrije tijd heeft: de duur van betaald werk, de timing van betaald werk, de duur van onbetaald werk of de timing van onbetaald werk.

De duur van betaald werk vormt de grootste rem op de vrijetijdsbesteding: een langere arbeidsinspanning gaat ten koste van de vrije tijd. Daarbij vergeleken is het effect van de timing van arbeid een stuk geringer. Wel worden precies die vrijetijdsactiviteiten die zich moeilijk laten flexibiliseren door afwijkende arbeidsuren gehinderd: televisieprogrammas, vrijwilligerswerk, verenigingsleven en sportbeoefening hebben gemeen dat ze zich minder eenvoudig naar individuele wensen of omstandigheden laten plooien. Ook de uithuizigheid en diversiteit van de vrije tijd worden meer door de duur dan door de timing van betaald werk bemoeilijkt.

Bij huishoudelijk werk geven de effecten van duur en timing een ander beeld te zien. Deelname aan vrijetijdsactiviteiten, uithuizige vrijetijdsbesteding en de breedte van het vrijetijdsrepertoire hebben meer te lijden van huishoudelijk werk buiten kantooruren dan van de duur van huishoudelijk werk als zodanig.

Gecombineerd levert dat de volgende ranglijst op van hinderpalen van de vrije tijd:
(1) duur van betaald werk;
(2) timing van huishoudelijk werk;
en op een gedeelde laatste plaats: timing van betaald werk en duur van huishoudelijk werk.
Naarmate men langer werkt, heeft men minder tijd voor vrijetijdsactiviteiten, is men een geringer deel van de vrijetijd van huis en heeft men een smaller vrijetijdsrepertoire. Verrassend is de bevinding dat niet het tijdstip van betaald werk maar het tijdstip van huishoudelijk werk daarna in grootte de tweede rem op de vrijetijdsbesteding vormt. Het tijdstip van betaald werk en het tijdsbeslag van huishoudelijk werk doen minder ter zake. Dit suggereert dat degenen die zich zorgen maken over flexibilisering en over 24-uurseconomie zich dienen te beraden op de vraag of zij hun pijlen wel op het juiste doel gericht hebben.

Naar verwachting zal het aantal mensen dat arbeid en zorg combineert de komende jaren verder groeien. Dit betekent dat nog meer mensen met een flinke arbeidsinspanning het huishoudelijk werk buiten kantooruren gedaan moeten zien te krijgen. Ongelukkigerwijs is dat precies de combinatie van de twee factoren die in de ranglijst van hinderpalen de vrijetijdsbesteding het sterkst bleken te belemmeren.

Auteur: Andries van den Broek en Koen Breedveld, verbonden aan het Sociaal en Cultureel Planbureau.
Referenties: Bronnen: Koen Breedveld (1999). Regelmatig onregelmatig. Spreiding van arbeidstijden en de gevolgen voor vrije tijd en recreatie. Amsterdam: Thela. Andries van den Broek, Wim Knulst en Koen Breedveld (1999). Naar andere tijden? Tijdsbesteding en tijdsordening in Nederland, 1975-1995. Den Haag: SCP, 1999.
468

Reactie verzenden

Share This