Selecteer een pagina

Fysieke cultuurclustering: What’s in it for us?

Algemeen

Anno 2008 neemt de clustering van kleinschalige, culturele en creatieve bedrijven een prominente plaats in het Europese beleid in. Verwaarloosde delen van de Nederlandse binnensteden, met oude (fabrieks)panden en leegstaande pakhuizen, lenen zich uitstekend voor kunstenaars en creatieven om hun talenten te ontplooien. Middelgrote steden investeren in cultuurpleinen om hun stad leven in te blazen. Dat culturele activiteiten in de nabijheid van andere culturele en creatieve instellingen dienen plaats te vinden wordt als vanzelfsprekend beschouwd. Clustering van bedrijven binnen gespecialiseerde sectoren vormt dé bron voor economische groei in de huidige complexe, kennisintensieve en dynamische economie. Productiviteitsgroei, opgevijzelde reputaties, spillovers, toenemende capaciteit voor innovatie en de stimulatie van nieuwe bedrijfsformaties vormen enkele, in potentie belangrijke voordelen die clustering met zich mee zou kunnen brengen. Zo ook in de culturele en creatieve industrie, waar het leggen van verbindingen, netwerken en het ontstaan van dialoog essentieel lijken in de zoektocht naar continue vernieuwing. Maar zijn deze veronderstellingen alle gerechtvaardigd? Ondervinden verschillende betrokken partijen de voordelen van de nabijheid van andere culturele instellingen? Wordt het gebied er daarnaast aantrekkelijker door voor het publiek? Deze vragen blijven in veel onderzoeken onderbelicht en laten bovendien ruimte open voor speculatie. Op basis van een studie in Rotterdam is onderzocht of een cultureel cluster aantrekkelijk is. 

Tegenwoordig wordt Rotterdam met recht gezien als de ‘city of architecture’. De stad positioneert zich sinds 2007 als dé architectuurstad van Nederland. Maar Rotterdam is meer dan dat. Algemene predicaten als ‘creatieve stad’ en ‘cultuurstad’ zijn zeker van toepassing op de tweede stad van ons land. Niet voor niets werd  Rotterdam in 2001 uitgeroepen tot Cultuur-hoofdstad van Europa. Het culturele cluster-project Museumkwartier, Witte de Withstraat en het Leuvehavengebied was hierbij een prominent onderdeel van een opzettelijke en serieuze poging van de lokale overheid om begin jaren negentig het cultuurstedelijk profiel van de stad te versterken. Ruim een decennium later is de tijd dan ook rijp om te kijken welke ontwikkelingen zoal hebben plaatsgevonden in dit clustergebied.

Tweeledig onderzoek
In dit onderzoek bekijken we nadrukkelijk waarom stakeholders zich gevestigd hebben in het clustergebied en in hoeverre de betrokken partijen voordelen ervaren van clustering. We zijn geïnteresseerd in de gevolgen die vestiging in clusterverband in hun ogen voor hen meegebracht heeft. In dit eerste deelonderzoek hebben de percepties van de verschillende geïnterviewde stakeholders, geclassificeerd naar publiekstrekkers, kleine culturele onder-nemers en horecaondernemers, uitkomst geboden of vestiging in een cultureel cluster bepaalde -effecten met zich mee heeft gebracht. Daarnaast is aan de hand van een bezoekers–onderzoek onderzocht wat voor soort publiek zich daadwerkelijk aangetrokken voelt door zo’n cultureel cluster, hoe zij dit cluster beoordelen en in welke mate er tevredenheid heerst over het gebied.

Zachte factoren reden tot vestiging

Gebleken is dat zachte factoren over het algemeen een grotere rol hebben gespeeld bij de keuze om het culturele cluster te betrekken dan harde, rationele factoren. Dit bleek voor-namelijk op te gaan voor de (verhuizende) kleine culturele ondernemers en de horeca-ondernemers. Het gevarieerde culturele aanbod heeft bij de ondervraagden een belangrijke rol gespeeld. Dit geldt met name voor de partijen die zich na 1993 gevestigd hebben. Dit is te verklaren doordat vanaf dat jaar door een aanzienlijke toename van het aantal galerieën en musea het cultureel cluster pas voor het eerst voldoende zichtbaar werd. Bij de ondervraagde publiekstrekkers kwamen bij het locatiekeuze-proces meer politiek gerelateerde factoren, zoals het gemeentelijk stimuleringsbeleid, naar voren.

Samenwerking
Wat betreft de mate van contact en samenwerking bleek dat alle ondervraagde stake-holders goed contact met elkaar hebben, al wordt de mate van contact bij de afzonderlijke groepen onderling toch het beste gewaardeerd door de stakeholders. Zo blijven de ondernemers op de hoogte van wat er speelt in het gebied. Contact met de grotere spelers in het veld kan bij de kleinere participanten leiden tot financieel gewin. ‘Zo is het contact met Boijmans van Beuningen erg nuttig voor ons. De instelling koopt voor een bepaalde collectie of tentoonstelling kunstwerken in bij ons. Dan profiteer je wel van nabije relaties,’ onderstreept een galeriehouder uit het gebied. Ook aan samenwerking wordt belang gehecht. Toch werken de verschillende participerende lagen eigenlijk alleen tijdens festivals en de Museumnacht nauw samen. Daarbuiten is van samenwerking nauwelijks tot geen sprake. Samenwerking mag ook geen doel op zich worden: ‘Wij onderstrepen het belang van samen–werking zeker, echter er moet wel een soort vraag zijn om daadwerkelijk samen te werken. Op basis van een interessant project of initiatief bijvoorbeeld’. Van alle betrokken partijen werken de kleine culturele ondernemers nog het meeste samen. Zij zoeken dit ook bewuster op. Men leert van elkaar, onderneemt gezamenlijk activiteiten en dit leidt tot kruisbestuiving. Ad hoc samenwerking werkt volgens de ondernemers beter dan ge-organiseerde samenwerking. Gezamenlijke initiatieven, zoals de oprichting van een tijdschrift en prijsafspraken met horecaondernemers, ontstaan feitelijk spontaan. Mede door deze activiteiten ontstaan er veel contactmomenten met sectorgenoten.

Marketingvoordelen en synergie

Naast samenwerking uit het effect van vestiging in het cluster zich volgens de partici-panten enerzijds in de marketinginspanningen en anderzijds in (cultuurgeïnteresseerde) bezoekersstromen. Met name voor galerieën en ateliers geldt dat een situatie zonder nabijheid van andere culturele instellingen inhoudt dat ze veel specifieker gepositioneerd moeten zijn in de markt om het gewenste publiek te bereiken.
Juist de clustering van functies brengt een -natuurlijke stroom van cultuurliefhebbend publiek met zich mee. Dit vertaalt zich in positieve zin in de moeite en kosten die gestoken moeten worden in marketing- en promotiestrategieën. Daarbij blijkt er, verrassend genoeg, (nog) niet of nauwelijks sprake te zijn van een gezamenlijke marketingstrategie gericht op het gehele culturele gebied. Hier liggen dan ook zeker nog kansen voor het culturele cluster. Synergie-effecten zijn vooral merkbaar tussen cultuur en horeca. Horecaonder-nemingen profiteren financieel gezien van het combinatiebezoek van cultuurgeïnteresseerde bezoekers. Van synergie tussen overige binnen-stedelijke attracties, zoals het nabij-gelegen winkelcentrum, is slechts beperkt sprake.

Typen bezoekers

In het tweede deelonderzoek verschoof de aandacht naar de bezoekerskant. Met enquêtes zijn verschillende bezoekers van het cluster en van de afzonderlijke instellingen gevraagd naar de achtergrondkenmerken, de bezoekdoelen van die dag, de tevredenheid met het gebied en de intentie tot herhalingsbezoek en aanbeveling aan derden. Uit de resultaten zijn uiteindelijk drie typen ‘clusterbezoekers’ naar voren gekomen. De typen verschillen niet zozeer qua sociaaleconomische achtergrondkenmerken. Het Rotterdams cultuurcluster met een hoge mate van traditioneel cultuuraanbod blijkt vooral interessant voor de wat oudere leeftijdscategorie (50-79 jaar), met een hoog opleidingsniveau en een bovenmodaal inkomen. Ze verschillen wel qua bezoekdoelen, bestedingen en combinatie-bezoek. De eerste groep is vooral op zoek naar de specialistische winkeltjes die het cluster herbergt en besteedt tijdens het bezoek met name geld aan galerieën en horeca. Het tweede cluster heeft een culturele instelling binnen het terrein als hoofddoel en combineert dit met andere bezoekdoelen. Ze besteedt haar geld voornamelijk aan de winkels binnen het cluster. De derde groep omschrijft zich het beste als de bezoeker die alles gezien en gehoord wil hebben. Dit is de groep die op zoek is naar een totaalbeleving, waarbij ook combinatiebezoek plaatsvindt met andere gebieden buiten het cluster, zoals het winkelcentrum. De analyses hebben onder andere uitgewezen dat het eerste cluster significant meer besteedt dan de gemiddelde bezoeker. Onder de derde groep vallen meer personen met de hoogst voltooide opleiding en de tweede groep is jonger dan de gemiddelde bezoeker.

Mate van tevredenheid

Het cultureel cluster is aantrekkelijk gebleken voor bezoekers. Een gevarieerd cultureel aanbod, gelegen in een aaneengesloten gebied met een heldere routing, nodigt het publiek uit om meerdere instellingen te bezoeken. Hiermee beantwoordt clustering aan de roep van de consument om ruime keuzemogelijkheden en onderscheidend aanbod. De geclusterde mix van cultuur, winkeltjes en horeca brengt daarnaast sfeer en levendigheid met zich mee. Dit is tot uiting gekomen in de gemeten tevredenheid bij het publiek. De algehele tevredenheid is positief bij alle bezoekerstypen. Wel zijn een aantal verschillen geconstateerd. Zo is de derde groep meer tevreden met de bewegwijzering. Dit kan verklaard worden doordat zij vanwege hun combinatiebezoek tussen instellingen binnen het cluster en attracties hierbuiten meer oog hebben voor correcte bewegwijzering. Daarnaast zijn het derde en het eerste type bezoeker duidelijk meer tevreden met het cultureel aanbod. Klaarblijkelijk beoordelen de typen met het hoogste opleidingsniveau het gevarieerde cultuuraanbod positiever. Daarnaast werden enkele significante relaties gevonden tussen tevredenheid en enkele achtergrondkenmerken. Zo zijn oudere mensen meer tevreden met de culturele reputatie en zijn personen met een hogere opleiding meer tevreden met het culturele aanbod. Het effect van leeftijd op reputatie kan verklaard worden doordat oudere generaties beter bekend zijn met het criminele verleden van het Witte de Withgebied, waardoor zij de culturele upgrading positiever waarderen dan de jongere generatie. Tenslotte is er een duidelijk positief effect gevonden van de algehele tevredenheid op de intentie tot herhalingsbezoek.

Waken voor gentrification
De participanten en bezoekers laten ons de aantrekkelijkheid en voordelen van clustering inzien, zowel qua vestiging als qua bezoek. In de doorontwikkeling van het gebied liggen zowel kansen als bedreigingen, met name voor de kleine culturele ondernemers. Het blijft in eerste instantie waken voor het zogeheten gentrificationproces. Projectontwikkelaars en vastgoedbeheerders merken dat het clustergebied een aantrekkelijke vestigingsplaats is geworden. De animo onder filiaalbedrijven en andere organisaties met bredere budgetten om zitting te nemen in het gebied is gegroeid. Dit kan uiteindelijk een waardestijging van het gebied tot gevolg hebben, hetgeen de doodsteek kan betekenen voor de kleine culturele ondernemers die het gebied van oudsher karakteriseren. Het is dus zaak om, desnoods met een brancheadviescommissie, de branchering goed in de gaten te houden en bovenal het huidige unieke karakter niet te verliezen. Kansen liggen bij het versterken van de uitstraling van het gehele gebied. Dit wordt door diverse partijen in het onderzoek beaamd, maar men laat zich vooralsnog tegenhouden door sentimenten. ‘We zouden veel meer aan gezamenlijke marketing moeten doen, maar we zijn te eigenwijs’, geeft een van de vooraanstaand museum blijk van zelfkennis. Want exact dit imago houdt de kleine ondernemer tegen om de musea bij een nieuw op te richten ondernemersvereniging te betrekken: ‘Het zijn logge instanties waarmee het lastig samenwerken is’. Omdat een ruime meerderheid van de bezoekers het gebied als ‘een cultureel cluster’ herkent en er veel combinatiebezoek plaats vindt, zou het goed zijn het gebied meer onder duidelijke noemers te promoten en meer combinatiearrangementen tussen alle lagen in het veld aan te bieden. Deze maatregelen leiden tot meer georganiseerde samenwerkingsverbanden en tot meer synergie-effecten.

Auteur: Bram van Dorp, Vrijetijds-wetenschapper aan de UvT en Interim Professional bij XOPP (bram_van_dorp@hotmail.com) Peter Horsten, docent Vrijetijdsmanagement, NHTV Int.Hogeschool Breda, projectleider bij Colin (Horsten.p@nhtv.nl)

468

Reactie verzenden

Share This