”Bent u moeilijk ter been en heeft u een vergunning voor een invalideplek weten te bemachtigen dan mag u meedoen aan de wedstrijd ‘hoe scoor ik een invalideplek’ in de directe nabijheid van de winkels. Geldermalsen een inclusieve gemeente. Ik dacht het niet.” Een jaar na de start van het project ‘de Inclusieve Gemeente Geldermalsen’ schreef Rob van Veen, inwoner van de gemeente deze zin in een column van het lokale nieuwsblad. Deze uitspraak laat zien dat de term ‘een inclusieve gemeente’ hoge verwachtingen schept. Hoezo is de gemeente inclusief? En wat is er dan bereikt tot nu toe?
Allereerst is een inclusieve gemeente nooit af. Beter zou zijn om het project ‘Bouwen aan de Inclusieve Gemeente Geldermalsen‘ te noemen. En wat wordt bedoeld met een inclusieve gemeente? Eén van de missies van initiator Disability Studies in Nederland (DSiN) is om te werken aan een inclusieve samenleving waarin iedereen zich, met of zonder een beperking, vanzelfsprekend welkom voelt. Het opzetten van proeftuinen (zoals de inclusieve gemeenten eerst werden genoemd) past binnen deze missie: mensen met een beperking – fysiek, verstandelijk, zintuiglijk of psychisch – dezelfde kansen bieden als iemand zonder beperking op het gebied van wonen, werken, leren, vrije tijd, betrokkenheid bij beleid en politieke activiteiten.
Irene van Helden en Johan Bouwer:
Cruciale vraag is hoe mensen met een beperking zelf ervaren of ze onderdeel uitmaken van een inclusieve samenleving. Soms is de intentie goed, maar blijken er in de praktijk allerhande drempels te zijn.De ambitie van het project is om gemeente en bewoners bewust te maken van de fysieke en sociale drempels die een dorp of stad heeft. Door te werken aan een relationeel proces worden die drempels gezamenlijk aangepakt. David Giancoli, bewoner van Geldermalsen en rolstoelgebruiker vat dit krachtig samen: “Hoe onafhankelijker en zelfstandiger ik ben, hoe meer tijd en energie ik heb om in contact te komen met andere mensen. Toegankelijkheid is daarom belangrijk voor me, want hoe meer fysieke, geestelijke of sociale drempels er zijn, hoe minder ik tussen de mensen kom.“ DSiN wil deze ’drempels‘ aanpakken en bijdragen aan onderzoek, onderwijs (via de leerstoel Disability Studies aan de Vrije Universiteit en het lectoraat van de Hogeschool Rotterdam) en kennisnetwerken waarbij mensen met een beperking (en/of hun organisaties) zoveel mogelijk betrokken zijn in verschillende rollen. Dit alles volgens het principe ‘nothing about us, without us.’
Relationeel process
Hoe krijg je een inclusieve gemeente van de grond? Er ligt geen kant-en-klaar plan met activiteiten die mensen moeten gaan uitvoeren; er is geen lineaire wonderoplossing. Belangrijk is dat er op drie niveaus wordt samengewerkt: met de bewoners, met en zonder een beperking; met (zorg)organisaties, bedrijven, verenigingen en de middenstand; en met de gemeente en de nationale overheid. Ontmoetingen faciliteren tussen mensen uit deze drie niveaus is de kern van het project. Ontmoetingen met telkens een andere insteek. Bij georganiseerde simulatiewandelingen draaide het bijvoorbeeld om bewustwording. Bewoners met een beperking lieten gemeenteraadsleden ervaren (in een rolstoel of met geblindeerde bril op) waar ze letterlijk en figuurlijk tegen aanlopen in hun woonomgeving. Er wordt bij ontmoetingen gebruik gemaakt van drie werkwijzen. De eerste is de bottom-up methode.
Initiatieven worden niet gecreëerd, maar vanuit het contact met de gemeente, organisaties en bewoners samen bedacht. Zo werd er na een brainstormavond in het dorp Beesd (één van de elf dorpen van de gemeente Geldermalsen) door de dorpskrant, het plaatselijke verzorgingshuis en bewoners van het Thomashuis een zomermarkt op het dorpsplein georganiseerd waar sociale lokale organisaties zich presenteerden aan het winkelend publiek.
“To be included you have to be present, to belong you have to be missed”. Deze uitspraak van John Swinton (professor en theoloog aan de Universiteit van Aberdeen) refereert aan de tweede werkwijze. Een onderdeel van het project is de bewoners die verschil (willen) maken met elkaar te verbinden, zodat er een sociale infrastructuur ontstaat van mensen die oog hebben voor inclusie. Dit kan op alle gebieden plaatsvinden. Een directrice van een basisschool: ”Al jaren onderhoudt een buurtbewoner met het syndroom van Down het schoolplein. Ik vind het belangrijk dat leerlingen van jongs af aan meekrijgen dat iedereen anders is en toch gelijkwaardig.” De lokale bistro in Beesd organiseert maandelijks een avond waarop mensen met een verstandelijke beperking ‘de tent runnen‘. Een kunstschilder met niet aangeboren hersenletsel (NAH) bezoekt regelmatig de kapper om mensen die geknipt worden te portretteren.
Het filmhuis van Geldermalsen vertoont ‘autisme-vriendelijke films’: kinderfilms uit het reguliere programma, maar dan met gedempt zaallicht en zachter geluid. Dit zijn voorbeelden van de derde werkmethode: gebruik maken van wat er al is en dat inzetten voor de inclusieve gemeente.
Minder vanzelfsprekend
Cruciale vraag is hoe mensen met een beperking zelf ervaren of ze onderdeel uitmaken van een inclusieve samenleving. Soms is de intentie goed, maar blijken er in de praktijk allerhande drempels te zijn. Bijvoorbeeld bij de overheid. Door de transitie van overheidstaken naar de gemeente, is de gemeente op zoek naar een aanpak die het participatieproces bevordert. Men wil informatie. Zo organiseert de gemeenteraad in september een beeldvormende bijeenkomst over de inclusieve samenleving. Het project wordt ingezet als vraagbaak bij onder andere het opzetten van een adviesraad (vervanger van de WMO-raad). Men staat open voor nieuwe input, maar heeft ook moeite met ‘Nothing about us without us.’ De gemeente vindt het belangrijk dat in een adviesraad leden zitten die zelf ervaring hebben met de WMO, jeugdzorg, en de participatiewet. Iedereen is dus vrij om te solliciteren, maar er zou meer animo zijn als men in de vacature zou aangeven dat er begeleiding mogelijk is en er gekeken wordt naar expertise in plaats van opleidingsniveau. Bewoners met een beperking die verschil kunnen maken haken anders eerder af en dat is een gemiste kans.
Ook op andere terreinen is inclusie soms minder vanzelfsprekend dan het lijkt. Een moeder van een zoon met een meervoudige beperking zegt: “Als het gaat om vrijetijdsbesteding, geven muziek en sportverenigingen vaak aan dat iedereen welkom is, maar ze zijn zich er niet bewust van dat dit een loze kreet is. Als ouder van een kind met een beperking ben je al 24 uur bezig om alles in goede banen te leiden. Het kost veel energie om daarnaast te organiseren dat je kind mee kan doen bij een sportvereniging in de buurt. Het helpt dan enorm als een vereniging op een website meldt dat ze bereid zijn om mee te denken en aanpassingen te maken.” Een voorbeeld van hoe het anders kan is de manege Hartenhoeve waar paardrijlessen worden gegeven aan mensen met en zonder beperkingen. Er wordt geen onderscheid gemaakt. De juiste faciliteiten, zoals een tillift en gespecialiseerde instructeurs, zorgen ervoor dat iedereen zich kan inschrijven. Dat is welkom met een grote ‘W’.
Een ander voorbeeld is te vinden in het dorp Tricht (ook onderdeel van de gemeente Geldermalsen), waar een actief dorpshuis draait op enthousiaste vrijwilligers. Elke input is welkom bij het verzinnen van nieuwe initiatieven. Begin zomer 2016 is er naast het dorpshuis een jeu-de-boulesbaan aangelegd. Misschien niet het meest voor de hand liggende spel voor mensen met een visuele beperking. Toch stelde een blinde bewoonster voor om mee te organiseren. Op 2 juli werd zij de aangewezen persoon om met de eerste worp de jeu-de-boulesbaan officieel te openen. Dit illustreert de werkwijze van de inclusieve gemeente, waarbij alle drie werkmethoden (eigen initiatief, belonging en gebruik maken van wat er is) bij een activiteit optimaal worden ingezet. Sterker nog, dit voorbeeld uit Tricht laat zien dat echte inclusie betekent een stap verder te durven gaan, dwars door vooroordelen heen, de voorzichtigheid voorbij.
Ik ben, omdat wij zijn
Inclusie gaat dus over de grote ‘W’ van ‘welkom zijn’. Dit betekent niet dat iedereen nu van iedereen moet houden en one big family moet bouwen, of dat iedereen per definitie gelukkig en tevreden moet zijn, of zelfs dat iedereen met iedereen vriendschap moet onderhouden. ‘Welkom zijn’ is meer dan dat. Het is zelfs fundamenteler dan respect hebben voor de inherente waardigheid van mensen met een beperking, zoals het VN-verdrag inzake de rechten van mensen met een beperking stipuleert. Want het is je gewenst weten, het gevoel te hebben ‘erbij te horen’ – niet zozeer omdat gelijke kansen zijn gecreëerd of drempels uit de weg zijn geruimd maar omdat alle burgers, met en zonder beperking, ervaren dat ze geen mens op een eiland kunnen zijn. De Afrikaanse Ubuntu-filosofie geeft het heel mooi weer: ‘Ik ben, omdat wij zijn’. ‘Welkom zijn’ is ervaren dat verbondenheid met en betrokkenheid op een ander inhouden dat iedere mens een leven kan leiden dat van zichzelf is. De filosoof Alasdair MacIntyre noemt dit de “deugd van erkende afhankelijkheid”. Het is een wederzijds respect waarmee gemeenschap wordt gesticht en waardoor een ‘ik’ een ‘wij’ wordt. Door inter-afhankelijkheid leren burgers om rationeel en ethisch te zijn en te erkennen dat ze slechts van elkaar kunnen leren over wat goed is voor zowel individu als gemeenschap. Het welbevinden van de ene persoon is onlosmakelijk verbonden met het welbevinden van de andere. MacIntyre draait dus het perspectief om: inclusie overstijgt het zoeken naar oplossingen voor de ‘problemen’ die er zijn bij de insluiting van mensen met een beperking bij ‘ons, niet-beperkten’. Inclusie zoekt naar wat de uitsluiting van mensen met een beperking betekent voor de eigen humaniteit, waardigheid en moraliteit. (tekst Johan Bouwer)