Selecteer een pagina

Grijs van de mensen

het nieuwe publiek van de cultuursector

Algemeen
Nederland vergrijst en met Nederland vergrijst het publiek van de kunst- en cultuursector. De groep 50-plussers zal de komende jaren onverminderd blijven stijgen; prognoses voor 2025 brengen het totaal op zo’n 7,5 miljoen Nederlanders die de leeftijd van 50 zijn gepasseerd. Een demografische verandering waar de culturele instellingen van ons land de nodige vruchten van kunnen plukken. De 50-plusser van vandaag voelt zich namelijk nog met beide benen in de maatschappij staan, is kapitaalkrachtig en voorzien van de nodige vrije tijd die vaak aan kunst en cultuur besteed wordt, vooral door hoogopgeleiden. Al met al dus reden voor enig optimisme in de cultuursector: een enorm nieuw publiek is in wording.

Maar wordt er ook genoeg rekening gehouden met de wensen en eisen van deze doelgroep? Uit onderzoek in zowel Brabant als Zuid-Holland blijkt dat er de nodige drempels bestaan onder andere de ontoegankelijkheid van informatie en het ervaren gebrek aan service die 50-plussers belemmeren in hun toegang tot cultuur. Dit terwijl onder het motto ‘de ouderen komen toch wel’, de afgelopen decennia binnen de cultuursector juist vaak alle pijlen gericht waren op de jeugd. De vergrijzing van het kunstpubliek was iets om te vermijden. Langzaam aan is er echter een ommekeer merkbaar en gaan er steeds meer stemmen op om de 50-plusser juist te omarmen. De vergrijzing moet niet vermeden, maar verzilverd worden. Daarvoor moet de 50-plusser wel eerst gestimuleerd worden om cultureel te participeren. 
 
Toegankelijkheid en service
Wat kunnen culturele instellingen doen om zichzelf aantrekkelijk te maken (en houden) voor deze doelgroep? De eerste en belangrijkste stap is niet zozeer de inhoudelijke aanpassing van het culturele programma het adagium dat de 50-plusser alleen maar van traditionele cultuuruitingen zou houden is natuurlijk al lang verleden tijd maar de voorzieningen en de service die culturele instellingen aanbieden en de manier waarop publiek geworven wordt. Dé 50-plusser bestaat niet, daarvoor is deze groep veel te gevarieerd. Wel zijn er enkele gebieden aan te wijzen waar de algemene eisen van de doelgroep sterk verschillen van bijvoorbeeld jongeren en waar culturele instellingen op dienen in te spelen. Op praktisch vlak is er onder de 50-plussers een sterkere behoefte aan schoonheid, ordelijkheid en toegankelijkheid, met daaraan gekoppeld een respectvolle en hoogstaande service. Drempels en ergernissen bestaan bijvoorbeeld uit musea waar weinig zitplekken zijn, vieze en lawaaierige horecaruimten binnen culturele instellingen, of theatervoorstellingen die pas later op de avond beginnen. Dit terwijl oplossingen voor dergelijke problemen meer middagvoorstellingen, andere inrichting cafetaria, etc. op korte termijn verwezenlijkt kunnen worden. 
 
Positieve communicatie
Situationele aanpassingen ter plekke zijn echter maar één kant van het verhaal. Willen culturele instellingen de 50-plussers aantrekken, dan zal er ook in de informatievoorziening en communicatie meer moeten worden gedaan aan het inspelen op de wensen en eisen van de doelgroep. Inhoudelijk stelt ook hier de 50-plusser prijs op ordelijkheid en duidelijkheid; op heldere en positieve communicatie die goed toegankelijk is in vorm en inhoud. Leeftijd kan daarbij een positieve rol spelen, wanneer met tact gebracht. De (jonge) 50-plusser heeft begrijpelijkerwijs weinig behoefte aan speciale seniorenmiddagen. Juist door in de communicatie vitaliteit, maatschappelijke betrokkenheid en de positieve kanten van het ouderdom ervaring, grootouderschap, tijd voor verdieping te belichten, sluit de informatievoorziening van een culturele instelling stukken beter aan bij de leefwereld van de 50-plusser. 
 
Oude en nieuwe informatiekanalen
Om die boodschap te verspreiden staan verschillende wegen open. Wederom zien we dat dé 50-plusser niet bestaat. Onderzoek in Brabant uit 2006 wees uit dat, over het algemeen lokale bladen nog steeds het meest doeltreffende middel van communicatie zijn om het culturele aanbod bekend te maken gevolgd door brochures, tijdschriften, mond-tot-mondreclame, televisie en tenslotte het internet. Tegelijkertijd moet er rekening mee gehouden worden dat de jongere 50-plussers wel goed bekend zijn met het internet en mobiele technologie, en het aantal Silver Surfers zal met het vergrijzen van de Nederlandse bevolking alleen maar verder toenemen. Website of dagblad, ook in de vormgeving gelden echter bepaalde kernconcepten waar men rekening mee dient te houden. Ordelijkheid en duidelijkheid staan wederom voorop, informatie moet makkelijk toegankelijk zijn en een drukke, overvolle opmaak wordt niet gewaardeerd.  

Dit zijn slechts enkele basisschetsen over hoe de cultuursector beter kan inspelen op de leefwereld van de hedendaagse 50-plussers. De vergrijzing verzilveren is een nobel streven. Maar men mag er niet van uit gaan dat de 50-plussers massaal uit zichzelf zullen participeren in de cultuurwereld. Alleen door een oprechte inleving in de wensen en eisen van deze doelgroep heeft men enige kans dat over enkele jaren de theaterzalen en musea van Nederland inderdaad grijs zien van de mensen.

Auteur: Stefan Penders Stefan Penders is Research Master student Oude Geschiedenis aan de Universiteit Leiden. Hij versterkt momenteel Buro Menno Heling en Plaatsen van Betekenis als redactie-assistent (stefanmhj@gmail.com).
Referenties:  
468

Reactie verzenden

Share This