Selecteer een pagina

Het ene fonds is het andere niet

Column

Fondsenwerving

Wat de rigoureuze bezuinigingen op kunstsubsidies ook te weeg gebracht mogen hebben bij de gesubsidieerde kunstenaars en kunstbedrijven, de indirecte effecten op de financieringsstructuur van de kunstsector zijn nog nauwelijks te overzien.

Wat de rigoureuze bezuinigingen op kunstsubsidies ook te weeg gebracht mogen hebben bij de gesubsidieerde kunstenaars en kunstbedrijven, de indirecte effecten op de financieringsstructuur van de kunstsector zijn nog nauwelijks te overzien. Dat de financieringsstructuur, of misschien preciezer gezegd, de financiële infrastructuur in de kunstproductie en -distributie in beweging is, blijkt overduidelijk uit de voortschrijdende ‘kleurverandering’ van het culturele landschap van Nederland.

Twee recente mediaproducties onderstrepen de paradigmawisseling
die onmiskenbaar voortschrijdt en waarvan het
eindresultaat nog niet in zicht is.
Voormalig Staatssecretaris van Cultuur, Rick van der Ploeg,
geniet de twijfelachtige eer het begrip ’cultureel ondernemerschap’
salonfähig te hebben gemaakt. Een onbegrijpelijke en naar
nu blijkt zeer onverstandige manoeuvre. Van der Ploeg, die een
naam heeft te verliezen als econoom, had kunnen weten dat onder
de vlag van cultureel ondernemerschap alle mogelijke kletskoek
de kunstwereld, maar ook de politiek is gaan teisteren. Daar is
voorlopig nog geen eind aan gekomen. Kennelijk zijn de misverstanden
hieromtrent zo toegenomen dat Melle Daamen het nodig
vond daarover een groot stuk te schrijven in het NRC Handelsblad
van 6 juli jongstleden. Daamen beklaagt zich er terecht over dat hij
weliswaar graag beoordeeld wordt op zijn daden, maar dan toch
vooral om wat hij is, namelijk directeur van de Stadsschouwburg
in Amsterdam. Evenals dat met de directeur van Shell of Philips
het geval is betreft het hier een managersbaan en is Daamen dus
geen ondernemer.
Daamen maakt zich er terecht boos over omdat de mogelijkheden
en bevoegdheden van (kunst)ondernemers nogal verschillen
van die van managers. Managers aansporen om zich als
ondernemers
te gedragen geeft blijk van onkunde of in sommige
gevallen van aperte onwil om zich in de structuur van een
kunstbedrijf te willen verdiepen.
Wat is het geval? In Nederland zijn de ondernemers in het
kunstbedrijf op de vingers van een hand te tellen. De overige,
ettelijke honderden directeuren zijn op zijn best managers.
Zij voeren immers het beleid van de instelling uit namens
anderen: het bestuur of de raad van toezicht, die op zijn beurt
weer indirect de subsidiënt of sponsor te vriend moet houden.
De directeur loopt geen enkel risico. Hij of zij krijgt een ordentelijk
salaris, een taakomschrijving en een arbeidsovereenkomst.
Een directeur die een extra hypotheek op zijn huis neemt om
zijn functie van manager uit te oefenen kan gevoeglijk voor gek
verklaard worden.
Eigen risico
Hoe anders is dit voor de ondernemer? Deze loopt persoonlijk
alle financiële risico’s, is zelf verantwoordelijk voor het aantrekken
van vreemd vermogen, het programma, het personeelsbeleid en
de continuïteit van de onderneming. Dat biedt geheel andere,
soms betere, mogelijkheden om het bedrijf naar eigen inzicht uit te bouwen, op te heffen, te verkopen, te fuseren of van een andere
marktbenadering te voorzien.
Als de ondernemer al op de loonlijst staat, dan kan alleen tot
betaling van salaris worden overgegaan voor zover de onderneming
rendabel is. Er zijn in dit verband slechts twee soorten ondernemers
te onderscheiden: slechte ondernemers en goede ondernemers.
Wat nu opvalt is dat zowel publieke als sommige private fondsen
aanvragers aansporen zich als ondernemer te gedragen, maar
in de gevallen waarin dat overduidelijk het geval is de aanvraag
niet honoreren omdat deze te commercieel zou zijn, of woorden
van gelijke strekking. In zijn uiterste consequentie betekent dit dat
slechts risico mijdende aanvragen in aanmerking komen, waardoor
het gevaar bestaat dat innovatie in de kiem gesmoord wordt en
dat ongevaarlijke, zogenaamd toegankelijke kunstproducties
gesteund worden en meer risicovolle niet.
Daar wees de auteur van die andere media productie ons op:
Johan Simons in de aan hem gewijde uitzending van Zomergasten.
Hij wees er op dat in de kern, kunstproducties aanbod gestuurd
dienen te zijn, willen zij de naam kunst verdienen. Kunst is in die
opvatting een reflectie op de cultuur die om die reden niet in de
keurslijven van burocratie kan gedijen.

De enkele fondsen die Simons’ opvatting huldigen stellen
dan ook geen eisen van ondernemerschap en dergelijke aan de
aanvragers, maar willen attent gemaakt worden op artistiek talent
dat zij conform de gebruiken in het bedrijfsleven van risicodragend
vermogen voorzien, in de meeste gevallen als opdrachtgevende
mecenas, die zich op geen enkele manier met de totstandkoming
van het aanbod bemoeit.
Zo is kort samengevat de praktijk in München, waar het
gemeentebestuur
Simons beschouwt als een artistiek talent die
met ruime middelen in staat moet worden gesteld naar eigen
inzicht het kunstleven van München te verrijken met inspirerende
en innovatieve voorstellingen.
Nu de Nederlandse overheid deze taak heeft afgestoten – zonder
dat daarover is nagedacht noch een begin van een idee over de
invulling van deze taak in zicht is – zijn enkele kunstfondsen
doende deze weg voorzichtig te verkennen.
Het lijkt mij dat de drang om cultureel ondernemerschap als
criterium te nemen tot conformisme en ongevaarlijke, makkelijke
kunst zal leiden. We zullen het dus moeten hebben van de tweede
categorie, hoe vervelend dat ook is voor de vele bureautjes die
hun geld verdienen met het leveren van kant-en-klare subsidieaanvragen
voor een steeds toenemende groep kunstenaars en
kunstinstellingen.

Auteur: Dr. (H.C.) Steve Austen is visiting professor, consultant en publicist (www.steveausten.nl/steve@steveausten.nl).

468

Reactie verzenden

Share This