Selecteer een pagina

Het gapende gat

Schuivende panelen in fondsenland

Fondsenwerving

De erfgoedwereld ondervind net als andere delen van de culturele sector veel last van >de crisis. Dat financiering schaarser wordt is bekend, maar er dreigt een tekort op een veel fundamenteler vlak.

De erfgoedwereld ondervind net als andere delen van de culturele sector veel last van de crisis. Dat financiering schaarser wordt is bekend, maar er dreigt een tekort op een veel fundamenteler vlak. Toen in 2008 de financiële crisis uitbrak drong bij menigeen al snel het besef door dat we een zware tijd tegemoet zouden gaan. De Rijksoverheid moest in korte tijd enorme schulden aangaan om banken te redden. Daarnaast klapte de economie op een ongekende manier in elkaar. Het gevolg was dat harde bezuinigingen noodzakelijk waren en dat belastinginkomsten fors daalden. Het was een kwestie van wachten totdat deze effecten zouden neerdalen in de erfgoedsector. Na enige tijd drong de crisis ook door tot de lagere overheden; vrijwel iedere provincie en gemeente werd gedwongen tot harde keuzes, die – zoals ieder segment van de maatschappij – ook het erfgoed niet ongemoeid lieten. Diverse instellingen werden gesloten, gedwongen tot fusies of moesten een sterk afgeslankte vorm verder. Deze ontwikkelingen lijken nog altijd niet ten einde.

De meeste erfgoedinstellingen zijn voor hun
activiteiten ook afhankelijk van zogeheten ‘eigen
inkomsten’. Deze inkomsten bestaan onder
meer uit bezoekersgelden (hoewel deze meestal
slechts een klein onderdeel van de dekking van
de begroting vormen), geld van private fondsen en sponsoring door particulieren en bedrijven.
Helaas is ook bij deze inkomsten de klad er
aardig in gekomen. Een aantal fondsen heeft
behoorlijk aan vermogen ingeboet, waardoor de
jaarlijks uit te keren bedragen zijn afgenomen.
Ook bedrijven en particulieren houden meer
dan voorheen de hand op de knip.
Nu doet zich een zorgwekkende ontwikkeling
voor bij de financiering van erfgoed-beherende
instellingen, zoals musea. De meeste musea
beheren collecties die in eigendom zijn van
overheden. Dat beheer is een heel basale,
essentiële taak. Als je het scherp stelt dan is de
eerste taak van een museum het op een goede
manier bewaren van die collecties, om ze – met
meer kennis eraan toegevoegd – door te geven
aan volgende generaties. Het gaat hierbij
bijvoorbeeld om depotbouw, klimaatbeheersing,
registratie en ontsluiting middels digitalisering
en restauratie. Daarna volgen andere belangrijke
taken, zoals tentoonstellingen en andere
vormen waarmee publiek wordt bereikt.
Een kwestie van verantwoordelijkheid
Bij diverse instellingen zijn de bezuinigingen
door de overheid wiens collecties ze beheren zo
stevig, dat het geld ervoor niet meer toereikend
is. Het gevolg is dat voor de kerntaken steeds
vaker wordt gekeken naar de private fondsen.
Dit is een problematische trend. Als overheden
hun volledige verantwoordelijkheid ten aanzien
van die eigen collecties niet nemen dan ontstaat
er een leemte die toch op één of andere manier
moet worden opgevuld. Indien fondsen echter
in dat gat stappen dan is dat eigenlijk een vorm
van belonen van slecht gedrag.
Fondsen zijn weliswaar niet gedwongen om
die stap te zetten, maar doen dat met enige
regelmaat toch: ze voelen de verantwoordelijkheid
voor hetgeen er moet gebeuren. Daarnaast
willen ze niet dat hun eerdere investeringen
bij ondersteunde instellingen verworden tot
desinvesteringen, omdat die instellingen
bijvoorbeeld de deuren moeten sluiten.
Als fondsen meer gaan bijdragen aan
de basale taken dan wordt uiteindelijk hun
eigen functie ook uitgehold, namelijk het
ondersteunen van de extra’s die anders niet mogelijk zouden zijn: de slagroom op de taart.
Juist fondsen kunnen bovendien mogelijk
maken dat er projecten worden gerealiseerd
die anders nooit van de grond zouden komen,
domweg omdat er anders geen geld genoeg
voor is te genereren. Ook zorgen private
fondsen ervoor dat kleinschaliger initiatieven
kunnen bestaan die weliswaar van hoge kwaliteit
zijn, maar toch vooral een groep fijnproevers
aantrekken. De focus ligt dan dus niet alleen op
‘gemakkelijke’ grote publieksknallers maar ook
op pareltjes voor een kleiner publiek. Zodoende
wordt diversiteit in de erfgoedsector, en in de
cultuursector als geheel, op diverse manieren
bevorderd.
Het omgekeerde valt overigens ook waar
te nemen: overheden die ook graag willen
bijdragen aan de slagroom. Dat is prima in tijden
dat er geld genoeg is om zowel de taart als de
slagroom te betalen, maar die periode hebben
we nu achter ons gelaten. Overheden moeten
hun focus houden op het ondersteunen van die
basistaken voor erfgoedinstellingen. Het gaat
immers om het beheer en behoud van publiek
erfgoed (bezit van ons allemaal dus) dat door
hen aan die instellingen in beheer is gegeven.
Het credo is dus eigenlijk schoenmaker houd
je bij je leest. Overheden: zorg ervoor dat ons
collectieve bezit aan erfgoed op een goede
manier wordt bewaard. Private fondsen: neem
die taak niet over, maar zorg er toch vooral voor
om te blijven vasthouden aan het ondersteunen
van de extra’s en de zaken die anders niet
zouden kunnen bestaan.

Auteur: Antoon Ott is kunsthistoricus en jurist, richtte in 2003 het Bureau Artilaw op, dat onder meer overheden, stichtingen, fondsen, musea en particulieren adviseert op het snijvlak van kunst, cultuur en recht (info@artilaw.nl).

468

Reactie verzenden

Share This