Wanneer je zwanger bent, je hebt recent je eerste Citroën Picasso gekocht, of je hebt een blessure, kom je opeens veel mensen tegen die dat ook hebben. Mij overkwam het toen ik me had aangemeld voor een master Kunsteducatie aan de Fontys Hogeschool in Tilburg. Voor die tijd was het geen actueel thema voor mij, maar vanaf die dag was kunst- en cultuureducatie op Twitter, in de krant, in mijn professionele netwerk plotseling alomtegenwoordig. Vlak daarvoor, op 16 juli 2013, had het ministerie van OCW een adviesaanvraag gedaan bij de Raad voor Cultuur met betrekking tot voorzieningen voor actieve cultuurparticipatie. Dat zorgt eveneens voor de nodige aandacht.
De manier waarop nu beleid wordt gevoerd met cultuureducatie past naadloos in het neoliberale denken waarin de overheid zoveel mogelijk uitbesteedt, maar wel de opbrengst zeker wil stellen en dat middels deliverables zoals cultuur met kwaliteit, de doorgaande leerlijn en de canon afdwingt. Cultuureducatie en -participatie zijn dan een kwestie van gedegen delegeren tegen een zo laag mogelijke kostprijs. Of uitbesteden en aan de markt vragen er zelf een verdienmodel bij te bedenken.
En verdomd, sommige buitenschoolse organisaties, cultuurnetwerken en scholen lukt dat ook nog. Misschien is het trouwens wel een neo-links denken; aanvullend op de SIRE-campagne uit 1998 (ten tijde van kabinet-Kok II) ‘De maatschappij, dat ben jij’ zouden we nu kunnen concluderen ‘Cultuur, daar zorg je zelf voor’. Dat geldt zowel voor de individuele burger als voor de gemeenten, die zich voor meer taken gesteld zien, wat ze met minder budget maar meer regelgeving, gereedschappen en toetsingsinstrumenten moeten zien te klaren. Wie weet zich goed te positioneren in het krachtenveld waarin geldstromen verschuiven van Rijk naar gemeentes? Hoe ontwikkelen ze zich, en wat is de rol daarbij van cultureel ondernemerschap? Is hier ruimte voor de vrije markt of voor een soort vrijmarkt met kunstenmakers?
Hebben we cultuureducatie inmiddels afdoende geprofessionaliseerd en betaalbaar gemaakt? Hebben we de juiste leerkrachten, docenten en capabele kunstenaars om de cultuureducatie over te brengen? Leiden we wel de juiste mensen op, want misschien hebben we behalve icc-ers en kunstenaars vooral Google-communitymanagers of Pinterestboardroommembers nodig? Wie weet stijgt opeens de vraag naar kunsteducatiemarketeers of erfgoedmakelaars. Of komt er straks alweer een onderzoek naar de heilzame werking van cultuureducatie op topsectoren of op gentrification.
Organiseren zonder organisaties
Binnen de erfgoedsector is erfgoededucatie geruime tijd belegd bij de musea zelf, bij het LCM (Landelijk Contact Museumconsulenten) en/of de provinciale erfgoedkoepels. Dat was geen strikt beleid, maar eerder een zoektocht naar nieuwe methoden, formules en gebruikers. Toen kwamen de canon en het Nationaal Historisch Museum (NHM). Bij de Reinwardt Academie gingen we met studenten aan de slag om innovatieve ideeën voor het NHM te bedenken op het snijvlak van communicatie en educatie en met nadrukkelijk gebruik van nieuwe media. Dat vond weinig weerklank op dat moment. Intussen zijn er cultuurnetwerken gekomen die met gemak erfgoededucatie aanbieden aan scholen en straks ook vast een rol willen spelen bij het laten participeren van allerlei groepen in de bevolking.
Met Riemer Knoop, lector aan de Reinwardt Academie en ervaren museum consultant, sprak ik over de spraakverwarring wanneer het om educatie gaat. Verstaan we daar inderdaad ook inclusie, participatie, oral history, mediageletterdheid, community (art/heritage) e.d. onder? Of hebben we het toch over onderwijs?
Wat is nu wijsheid? Zorgen we dat er voldoende budgetten voor cultuureducatie zijn door te betogen dat tekenen, schilderen, toneelspelen, muziekmaken, dansen en erfgoed (al dan niet in combinatie) zo goed zijn voor cognitieve of sociale vaardigheden? Zeggen we dat cultuur zoveel bijdraagt aan de economie en het vestigingsklimaat dat het onderwijs hierin een condition sine qua non is? Of gaan we nog steeds uit van de intrinsieke kwaliteit en motivatie?
Hoewel we ervoor moeten waken cultuureducatie vooral te beargumenteren vanuit de bruikbaarheid voor andere, ‘nuttigere’ vakgebieden, met andere woorden, vanuit de opbrengst, bereidt dit denken toch ook de weg voor het benaderen van cultuureducatie in een breder perspectief dan alleen de culturele sector.
Dat is eveneens de richting waarin de Europese subsidies wijzen: meer crosssectoraal, meer combinaties tussen erfgoed, geletterdheid, ambacht, regio en technologie. De geletterdheid, zoals verwoord in de 21st century skills, biedt een bruikbare ingang; zeker als het kan leiden tot optimaler gebruik van netwerken en hogere connectiviteit. Tenminste, als we op zoek zijn naar meer innovatie en co-creatie.
In Here comes everybody. The power of organizing without organizations uit 2008, schreef Clay Shirky over het effect van internet op groepsdynamiek en hoe simpel het is geworden om mensen bij elkaar te brengen. ‘Ridiculously easy group forming’ noemt Shirky het. Wanneer iedereen toegang heeft tot internet, informatie kan zoeken, aanvullen, bewerken en delen, verdwijnen de oude hiërarchieën in organisatie en productiemethoden. Iedereen kan publiceren, produceren, diensten aanbieden en dit vooral ook samen organiseren.
Het gaat hem om de maatschappelijke gevolgen van internet. Over de vormen van samenwerken zegt Shirky dat de (nieuwe media) gereedschappen dit niet initiëren, maar eerder de bestaande belemmeringen wegnemen. Het lukraak inzetten van internet of social media is vanuit die optiek geen garantie voor samenwerking. Beter is het de drempels te identificeren en daarbij de gereedschappen te zoeken die de drempels kunnen verlagen, maar het gaat niet om de techniek zelf. De revolutie vindt plaats zodra de samenleving (bijbehorend) nieuw gedrag adopteert, stelt hij.
Het boek van Shirky heeft, samen met zijn TED-talks, web-log en boek Cognitive surplus: creativity and generosity in a connected age, een enorme impact gehad op veel voorvechters van de 2.0-gedachte, op Het Nieuwe Werken en het ontstaan van tal van nieuwe organisaties en diensten. Zien we dit terug in de educatie? Ja, ogenschijnlijk steeds meer, maar als je iets verder kijkt, valt op dat er toch nog veel geklungeld wordt; lang niet iedere docent kan zich volledig media-geletterd noemen.
Creativiteit is geen kunst
Wat betekent dat voor cultuurnetwerken? Inmiddels delen we en-masse voorkeuren, meningen over boeken en beschrijvingen daarover via sociale media, zoals LibraryThing, Goodreads, GetGlue. Misschien zijn ze niet bij iedereen even bekend. Niettemin gebruiken tenminste een paar honderdduizend mensen wereldwijd deze platforms.
Welke impact heeft het als iedereen, behalve boeken van anderen lezen, ook volop zelf gaat publiceren? Niet alleen proza en poëzie via weblogs, Facebook pagina’s of zoiets als BraveNewBooks, maar ook onderzoeksrapporten, scripties en essays via Issuu, of Scribd. Is het slechts een hype als iedereen zelf via platforms als Paper.li, TweetedTimes of GoogleCurrents nieuwsvoorziening kan verzorgen, achtergronden becommentariëren, onderzoeksjournalistiek gaat doen?
Wat betekent het als bewoners onderling boeken gaan uitlenen, zoals in de UK gebeurt in oude rode telefooncellen? En wat als mensen zelf bijeenkomsten organiseren waar zij het hebben over geletterdheid en dit combineren met publicaties, seminars en adviespraktijk? Wat als al die mensen dan het monopolie op kennisoverdracht van uitgeverijen, opleidingsinstituten en bibliotheken doorbreken? Wat dan?
Dan bevinden we ons in de huidige tijd. Cultuureducatie kan daarin een gidsende, inspirerende en reflectieve werking hebben. Het kan ook vast een positieve werking hebben op creativiteit en innovatief vermogen; voorzover dat nodig is. Ook kan het eenvoudigweg voor mooie en veelbetekenende momenten zorgen, die niet van ons allemaal dezelfde mensen maakt, met ieder evenveel culturele bagage, met voor eenieder evenveel aan onze heersende cultuur geconformeerde kennis, met evenveel geluk en wijsheid. Maar wel mensen met een cultuur die ze willen doorgeven, mensen met vooral veel diversiteit en hoogstpersoonlijke identiteit.
Een aantal mensen is gevraagd (voor dit themanummer) hoogstpersoonlijk hun licht te laten schijnen over cultuureducatie, omdat bezuinigingen en vertwijfeling over de terugtredende overheid en (nationale) identiteit nogal wat tumult veroorzaken. Is cultuureducatie nu een speelbal in wind uit wisselende richtingen? Of, zodra de storm is gaan liggen, wegbereider van een heerlijke nieuwe wereld?
Auteur: Theo Meereboer is directeur van COMMiDEA, een bureau voor ideeontwikkeling, museumconcepten en -strategie van waaruit hij advies, projectbegeleiding en masterclasses geeft voor m.n. de erfgoedsector op het gebied van organisatievraagstukken. Hij is oprichter van Erfgoed 2.0, een kennisnetwerk voor erfgoedprofessionals, voorzitter van Stichting E30, bestuurslid bij Stichting Onterfd Goed en lid van de Innovatieraad Openbare Bibliotheken (SIOB).