Selecteer een pagina

Hoe cultureel ondernemen een feest wordt

BMC Cultuurconferentie opent nieuwe perspectieven

Algemeen
Cultureel ondernemen is niet alleen maar een lastig criterium van veeleisende subsidiegevers, het is ook noodzakelijk om zich als culturele instelling staande te houden in de hedendaagse economie. Artistieke content kan slechts gedijen in een juist bedrijfsklimaat. Dat bewees de BMC Cultuurconferentie ‘Meer Zelfstandigheid, Minder Overheid’ op 16 februari, waarbij zo’n 175 belangstellenden zich bogen over de do’s en don’ts van het cultureel ondernemerschap.


Hoe bereiken we als cultuurbedrijf meer zelfstandigheid en verminderen we onze afhankelijkheid van overheidsgeld? Welk duwtje in de rug hebben culturele instellingen nodig om tot een bedrijfsmatiger manier van werken te komen, met effectiever verdienmodellen en een stevige positie op lange termijn? Wat kunnen culturele instellingen uit uiteenlopende sectoren van elkaar leren als het gaat om kritische succesfactoren en gevaarlijke valkuilen bij het opzetten van een succesvolle exploitatie? Een groot aantal vertegenwoordigers van de culturele sector en de overheid boog zich tijdens de BMC Cultuurconferentie op 16 februari over die vragen tijdens een middag vol uitwisseling van inzichten en praktijkervaringen.

Tegenprestatie
Dat zulke uitwisseling nodig is, nu meer dan ooit, staat buiten kijf. De overheid tast immers niet alleen steeds minder in de buidel voor kunst en cultuur we noemen dat dreigende bedrag van 200 miljoen euro aan bezuinigingen nog maar eens, de gemeentelijke en provinciale kortingen niet meegerekend – maar verlangt van culturele instellingen ook steeds meer tegenprestatie. Cultureel ondernemerschap en eigen inkomsten zijn inmiddels cruciale factoren om in aanmerking te komen voor overheidssteun, van minstens even groot belang als de waarde van het artistieke product. Meer en meer wordt duidelijk dat culturele instellingen in de eerste plaats ook gewoon bedrijven zijn, die passende bedrijfseconomische modellen moeten ontwikkelen teneinde concurrentie, tegenslagen en maatschappelijke, politieke en economische ontwikkelingen het hoofd te kunnen bieden. Kennisdeling is daarvoor succesfactor nummer één, maar ondanks de vele middelen die ons daartoe in deze tijd ter beschikking staan – wie likt er nog wel eens aan een postzegel? – wordt er in vele culturele sectoren nog altijd stevig mee geworsteld; wat geef je weg en wat houd je liever voor jezelf, omdat die ander er straks met jouw beoogde subsidie of publiek vandoor gaat? Waardering ging daarom tijdens de Cultuurcon-ferentie uit naar die sprekers en deelnemers die nu eens wel het achterste van hun tong lieten zien. In de wandelgangen werd er stevig over door gediscussieerd, er vonden spelletjes kwartet plaats met visitekaartjes en menig BMC-blocnote werd driftig vol gepend.

Behalve een plenair gedeelte zette de organisatie zes workshops op touw, die elk twee keer werden gegeven. Alle zoomden in op de huidige (en de -gedroomde) stand van zaken in diverse cultuursectoren en bij verscheidene nieuwe of gereorganiseerde cultuurinstellingen. Als speciale gasten had de organisatie twee heren uitgenodigd met ieder hun specifieke ervaring op het vlak van cultureel ondernemen. De eerste was Joop Daalmeijer, die onder velen nauwelijks introductie zal behoeven; ver voordat hij onlangs voorzitter werd van de Raad voor Cultuur en zich ging bezighouden met een slimme verdeling van overheidsgelden voor cultuur was hij al bekend om zijn vroegere directeursfuncties bij de publieke en commerciële omroep. De andere daggast was Fred Boot, en voor wie zijn naam niet kent: hij is de man die twee jaar geleden met zijn bedrijf NEW Productions door een zeer innovatieve omgang met mensen en middelen vanuit het niets de succesmusical Soldaat van Oranje uit de grond wist te stampen.

Met minder geld

Met zulke gasten ben je verzekerd van een boeiende opening en dagvoorzitter Erik Akkermans interviewde beiden dan ook voor een verwachtingvolle, geïnteresseerde zaal. Ieder gaven ze hun visie op het fenomeen ‘cultureel ondernemerschap’. Daalmeijer vertrouwde allereerst de zaal toe dat hij verbaasd staat van de smalle manier waarop dat begrip nog vaak wordt uitgelegd, namelijk met de vraag: waar kunnen we exogeen geld vandaan halen? ‘Dat is maar een heel klein deeltje van wat cultureel ondernemerschap zou moeten behelzen.’ In plaats van blindelings te proberen meer geld binnen te slepen om de bestaande bedrijfsvoering te kunnen voortzetten, bekijkt een cultureel ondernemer eerder op welke manieren hij dezelfde doelstellingen kan behalen met minder geld. Hoewel Daalmeijer begrijpt dat culturele bedrijven zich in de wiek geschoten voelen nu de overheid cold turkey grote bezuinigingen doorvoert, meent hij dat ze door hun boosheid niet moeten vergeten ook te kijken naar wat ze zelf kunnen doen om hun situatie te verbeteren. Alleen op die manier kunnen culturele instellingen zich straks nog staande houden in het bedrijfseconomische veld. Niet alleen de Raad voor Cultuur, maar ook lagere overheden en fondsen implementeerden een sterk cultureel ondernemerschap inmiddels in hun eisenpakket om aanspraak te kunnen maken op subsidie. En mogelijkheden om efficiënter met beschikbare middelen om te gaan zijn er te over, als we Daalmeijer goed beluisteren. Minder versnippering, een goedkopere overhead, segmentatie van toegangsprijzen, afvloeiingskosten slim gebruiken voor een doorstart als zzp’er… op pagina 6 leest u al Daalmeijers bevindingen terug.

Succesproductie
Iemand die helemaal geen beroep doet op overheidssubsidie is Fred Boot, die Akkermans na Daalmeijer aan de tand voelde. De zaal luisterde ademloos naar zijn success story. Ooit droomde de ondernemer (ervaring bij Joop van den Ende, goedlopend eigen bedrijf) ervan het boek Soldaat van Oranje van WOII-verzetsheld Erik Hazelhoff Roelfzema op de planken te brengen. Inmiddels draait zijn succesproductie al twee jaar in een speciaal gecreëerde TheaterHangaar in Katwijk en zijn de bezoekers nog altijd niet aan te slepen. Speciaal voor zijn droomproductie richtte Boot een bedrijf op, waar dagelijks 150 man aan het werk zijn. Zijn succes-formule: een kleine vaste kern werknemers in dienst met daaromheen een grote, flexibele cirkel van zzp’ers. Zijn bedrijfsmodel leverde hem een forse investering op van de investeringsmaatschappij van Alex Mulder, die vanaf het begin groot vertrouwen had in Boots idee. Over de manier waarop Boot zijn grootscheepse onderneming aanpakte leest u meer op pagina 8.

Toch, ondanks zijn enorme succes en zijn ondernemersgeest is ook Fred Boot bezorgd om wat de bezuinigingen van het kabinet-Rutte gaan aanrichten in de cultuursector. ‘Ik ben dan wel een vrije producent, maar het woord vrij slaat eigenlijk nergens op. Eigenlijk worden vrije producenten gesubsidieerd door de theaters. Als de garanties van theaters naar beneden gaan, kun je als vrije producent minder ondernemen. Ook Joop van den Ende hamert daar steeds op. En hoewel ik een eigen theater heb, had ik zonder de gesub-sidieerde sector Soldaat van Oranje nooit kunnen maken. Regisseur Theu Boermans en schrijver Edwin de Vries hebben een groot stempel gedrukt op onze voorstelling. In onze derde cast speelt Dragan Bakema de hoofdrol. Allemaal zijn zij groot geworden in het gesubsidieerde circuit.’ Wat in dat circuit wel een heel stuk beter kan, daarvan is Boot overtuigd, is de pr en marketing. ‘Marketing is je levensader, maar dat klinkt nog altijd heel vies voor veel mensen. Van onze twaalf mensen op kantoor zijn er zes marketeers. Dat is gewoon nodig om publiek naar je werk te krijgen.’

Mogelijkheden
Cultureel ondernemerschap, nieuwe bedrijfsmodellen, marketing: met de openingsinterviews waren de thema’s gezet. Hierna splitsten de deelnemers zich op over de zes workshops. In deze MMNieuws worden ze alle besproken. In totaliteit leverden de bijeenkomsten voldoende interessante observaties, informatie en bevindingen op waarmee de sector verder aan de slag kan. Als er iets goed duidelijk werd uit deze Cultuurconferentie, dan was het wel dat er mogelijkheden te over zijn om als cultuurveld ondernemender te worden. Een aantekening wilden enkele aanwezigen daar overigens wel bij maken: hoe cultureel ondernemend de kunst- en cultuursector ook wordt, het doel kan nooit zijn om straks volledig onafhankelijk van overheidssubsidiëring te opereren. Kunst- en cultuursubsidies zijn nodig om risico’s te kunnen nemen en om een anders onbetaalbaar aanbod voor een schappelijke prijs te kunnen aanbieden aan het publiek. Maar om daar minder dan nu afhankelijk van te zijn, dat moet iedere cultureel ondernemer als muziek in de oren klinken.

Een aantal aanbevelingen die herhaaldelijk terugkwamen tijdens de BMC Cultuurconferentie:

  • Creëer en onderhoud als culturele instelling goede banden met gemeentes en cultuurambtenaren en overtuig hen van je belang voor de stad.
  • Maak van je instelling een flexibele organisatie; bouw rond een kleine kern van vaste medewerkers een ruime cirkel van zzp’ers die je met freelance contracten aan je instelling verbindt. Zzp’ers ontslaan je van vele werkgeversplichten, ze zijn vaak ervaren en kennen de nieuwste ontwikkelingen op hun vakgebied.
  • Bekijk of je een gedifferentieerd prijsbeleid kunt voeren en laat een commercieel bureau voor je uitrekenen hoe dit eruit moet zien.
  • Werk met vrijwilligers en zorg dat zij wat kunnen leren binnen je organisatie. Vrijwilligers fungeren als ambassadeurs en het zijn vaak mensen die weten wat er leeft in je sector.
  • Ontken het belang van de horecafunctie niet. Mensen verblijven prettiger en langer op een plek als ze er iets bij kunnen drinken of eten en daarbij met elkaar ervaringen kunnen uitwisselen.
  • Neem een voorbeeld aan de vrijetijdsindustrie, zoals pretparken; zij weten publiek relatief lang ‘in huis’ te houden, waardoor ook horeca- en winkelomzet stijgt. Zet aansprekende routes uit, zorg dat er genoeg te doen is en verspreid cafés, loungeruimtes, restaurants en shops door je gebouw heen.
  • Overweeg je theater- of evenementengebouw overdag te verhuren als werkplek of overlegruimte voor zzp’ers, die vaak ook een aanzienlijk deel van je klantenkring uitmaken.
  • Deel backoffice-functies met andere culturele instellingen.
  • Zoek sponsoring ook eens op een ander vlak dan alleen maar geld. Vraag bijvoorbeeld potentiële sponsors of je hun marketingdeskundige eens kunt lenen en bied hun je eigen technicus of conservator aan om te helpen bij een bedrijfsevenement. Vind elkaar als ondernemers, niet als bedelaar en weldoener.
  • Zie je exploitatie niet als sluitstuk; dat knoopt je uiteindelijk op. Elk goedlopend bedrijf begint met een goed ondernemingsplan, een juist verdienmodel, een gezonde exploitatie. Daarna is er alle ruimte voor de artistieke inhoud die je voor het voetlicht wilt brengen.
Auteur: Lonneke Kok is freelance journalist en eindredacteur in de culturele sector en is gespecialiseerd in podiumkunsten en cultuurbeleid. Ze is eindredacteur van TM, tijdschrift over theater, muziek en dans en tijdelijk eindredacteur van MMNieuws. (lonneke@moretxt.nl)
Referenties: 
468

Reactie verzenden

Share This