Ruimtelijk ontwerpers schetsen graag toekomstbeelden die zijn gebaseerd op een rijk verleden. Je kunt er zelfs een typische vorm van ruimtelijke ordening in herkennen: bestaat er in Nederland wel zoiets als een schone lei? De meeste bouwplannen zijn streng gereguleerd door vooronderzoek en onderbouwing, waarbij lokale of historische identiteit een vast onderdeel is. In toenemende mate is ook vanuit burgerbetrokkenheid de historische identiteit een belangrijk thema.
De nieuwe Omgevingswet verplicht overheden tot participatie met burgers en burgers herkennen zich graag in de voorgeschiedenis van de plek waar ze wonen of werken. Bijvoorbeeld, het gegeven dat oude agrarische slotenpatronen de richting van de straten in een nieuwbouwwijk bepalen. Dat geeft diepgang, een verhaal en verbondenheid, ook al woon je er maar pas.
Verfrissend of desastreus?
Ondanks een zekere traditie in het verwijzen naar andere tijden staat de Nederlandse ontwerpstijl ook bekend om haar eigenzinnige interpretaties. Een beetje wars van strikte reconstructie, want meer op zoek naar hedendaagse betekenis of zelfs lichte provocatie. Het verleden is geen heilig huisje waar niets op aan te merken is. Zoals er gepolderd kan worden over politieke standpunten, zo kan er ook gepolderd worden over historische identiteit. Het gesprek gaat dan over de afweging welke identiteit belangrijker is. Of over het tegelijk zichtbaar maken van meerdere identiteiten uit verschillen tijdperioden tot een rijk boeket aan betekenissen. Zelf ervaar ik deze ontwerptraditie als verfrissend en passend bij de directe, soms wat ongenuanceerde en pragmatische houding van Nederlanders ten opzichte van het stukje aarde waar zij hun thuis hebben.
Volgens mijn collega-landschapsarchitect Adriaan Geuze is er in Nederland met dit polderen sprake van een desastreuze ontzieling van het land. Hij ziet het dus niet als verfrissend, maar als fundamentele vergissing. Waar op veel plaatsen in Europa identiteit, plek en ritueel een samenhangende culturele identiteit van een streek of land bepalen, zo is er in Nederland al eeuwenlang sprake van het ontzielen van het land door het gebruik van het land voorop te stellen en het als een serie losse objecten te exploiteren, te vergraven, te ontwateren en te verhandelen. Anders gezegd: het te benutten voor melk, turf, bloemen, vis, kaas, bomen, water, gas, agrotechniek en sinds kort dataverkeer en grootschalige logistiek. Alles kan los van elkaar worden gezien en met knip-en-plak-beslissingen worden goedgepraat door een oppervlakkige historische verwijzing. Hiermee verdwijnt de samenhang met de ziel.
De analyse van Geuze daagt uit om kritisch te kijken naar een lange ontwerptraditie waarin heilige huisjes niet zo heilig zijn maar onderhandelbaar. Gaat dit ook op voor de mogelijkheid om de Hollandse Waterlinies, de Stichtse Lustwarande of de Romeinse Limes als drager te zien van nieuwe ontwikkelingen. Waarom niet de energietransitie of de nieuwe trend in korte voedselketens combineren met deze historische ruimtelijke structuren? Het één kan het ander versterken. Zo is onze pragmatische ruimtelijke traditie. Misschien heeft deze ontwerptraditie een ontzielend effect omdat het te opportunistisch te werk gaat en omdat het volgens Geuze ook afwijkt van hoe andere Europese landen omgaan met de samenhang tussen identiteit, plek en ritueel.
Omslagpunten en nieuwe perspectieven
Ik wil een iets optimistischer standpunt toevoegen omdat er in de laatste twee decennia iets aan het verschuiven is. Een omslagpunt is de economische crisis van 2008 die juist getroffenen ertoe heeft aangezet lokaal bier te brouwen, een pop-up store te openen of een braakliggend terrein in de stad tot epicentrum van reparatie en optimisme te maken. Met name in de steden is sprake van een opleving van een sterk lokaal verankerde do-it-yourself-mentaliteit, maar ook in sommige dorpen en streken is het merkbaar. Sterk bijgestaan door nieuwe platformaanbieders met slimme internetnetwerken zoals Air-bnb, Herenboeren, energiecoöperaties en broodfondsen.
Het tweede omslagpunt kwam nog geen tien jaar daarna met de aanhoudende klimaat- en biodiversiteitsberichten en somber stemmende cijfers in een neerwaartse spiraal. Met droogte, hittestress, stormen, verdwijnende insecten, vogels en reptielen is dit voor velen een nieuwe werkelijkheid en niet pure theorie. Door deze uitgekomen waarschuwingen is er onverwacht veel aandacht ontstaan voor de fundamenten van onze leefomgeving zoals het landelijk gebied (landschapspijn), de landbouw, de staat van natuurgebieden en de daarmee samenhangende politiek, marktwerking en industrie.
Paul Roncken:
De hernieuwde aandacht voor de lokale omgeving in combinatie met een mondiale agenda kan leiden tot nieuwe samenhangen tussen identiteit, plek en ritueel.Waarschijnlijk geeft Corona aanleiding tot een derde omslagpunt, maar daarvoor is het nog te vroeg. De twee omslagpunten bij elkaar, laten we zeggen slimme lokale netwerken en de klimaatdepressie, zijn niet specifiek Nederlands. Het zijn mondiale fenomenen die individuen een nieuwe identiteit geven. Een identiteit waarin niet alleen uiterlijke schoonheid een rol speelt, maar ook woede, teleurstelling, wanhoop en agressie. Ingrediënten voor een rijke en diepe bezieling. Mijn vermoeden is, omdat deze omslagpunten zo dicht op elkaar hebben plaatsgevonden, dat het mogelijk wel eens kan leiden tot een merkwaardige mengvorm van beiden. Een vermenging van zeer groot aan zeer klein, van lokale verbondenheid met een mondiale agenda. Maar ook een vermenging van heel uiteenlopende motieven, meningen en emoties. De weg naar het heruitvinden van een nieuwe samenhang tussen identiteit, plek en ritueel is een weg van vele revoluties.
Een neveneffect kan wel eens zijn dat onze omgang met het heilig huis van het Nederlands landschap meer bepaald zal worden op een Europees niveau, zoals nu ook al het geval is voor het natuurbeleid dat vanuit Europa meer bescherming kent dan vanuit Nederland. Heilige huisjes kunnen daardoor meer heilig worden en zelfs juridische status krijgen, als ‘Noordzee’, ‘Waterlinie’, ‘rivier’, ‘klei-op-veen’ of ‘boezemwatersysteem’. Grootschalige regionale historische structuren kunnen daarmee een afbakening vormen om grote (mondiale) klimaatdepressies te keren.
De oude ruimtelijk ordeningstraditie, waar Geuze zo fel tegen gekant is, biedt door te sterke versnippering te weinig om een deuk in een duurzaam heelal te slaan. Nieuwe generaties moeten zich kunnen verbinden met het Nederland waarin ze geboren of aangekomen zijn en wat ze met het land kunnen. Laten we die mogelijkheden met beleid en opleidingen ondersteunen. Maar verwacht niet één-en-al harmonie, want aan de basis van deze omslag ligt een boeket aan emoties en motieven. Het is voor de moedigen onder ons om identiteit afhankelijk te maken van een plek en zal minstens een hele generatie lang ondersteund moeten worden. Nous maintiendrons!
Foto’s: auteur.