Selecteer een pagina

Joop Daalmeijer; ‘Maak van de nood een deugd’

Fondsenwerving

De man die tot zijn eigen verrassing werd gevraagd als nieuwe voorzitter  van de Raad voor Cultuur had juist zijn werkzame leven bij de omroep  afgesloten. Joop Daalmeijer heeft zowel bij de publieke als de  commerciële omroep gewerkt, in de journalistiek één in het management.  Wat we van zijn betrokkenheid bij kunst en cultuur in elk geval kunnen  weten: zijn belangstelling voor klassieke muziek en zijn eigen deelname  aan de amateurmuziek. Joop speelt theorbe en heeft daar les in. Erik  Akkermans interviewde hem tijdens de BMC Cultuurconferentie. 

Ik neem aan dat je die theorbe-lessen zelf betaalt. Het onderwerp vandaag is ‘je eigen broek ophouden’, dus dat zit bij jou als leerling wel goed. Maar moet dat in het kunstonderwijs aan kinderen ook de norm zijn? ‘Mij lijkt het vooral een overheidstaak om muzieklessen te betalen voor kinderen wier ouders dat niet kunnen bekostigen. Als ze dat zelf kunnen betalen kan de overheid het geld beter aan andere onderdelen van cultuurbeleid besteden.’

We ontmoetten elkaar toen ik een adviesopdracht deed voor het Nationaal Jeugd Orkest (NJO), waar jij in het bestuur zat. We spreken vandaag over cultureel ondernemerschap. Lukte het jullie als NJO om zonder overheidsmiddelen rond te komen en elders geld vandaan te halen? ‘Nee, en dat hoefde naar ons idee ook niet. Het NJO heeft een functie voor jong talent waar overheidsmiddelen passend zijn. Wat niet wegneemt dat het NJO op zoek is gegaan naar nieuwe wegen en naar meer stakeholders. Door een structurele samenwerking met de Gemeente Apeldoorn en met de Gelderse Muziekzomer is een geheel ander model ontstaan, met een veel beperktere rol voor de landelijke overheid.’

Je voorzitterschap van de Raad voor Cultuur maakt zulke bestuursfuncties voor jou nu niet meer mogelijk. Jammer, want je zou goed kunnen helpen met elders geld gaan zoeken. ‘Niet alle bestuursfuncties hoef ik neer te leggen. Mijn betrokkenheid bij de Nederlands-Vlaamse samenwerking blijf ik bijvoorbeeld continueren. Overigens vind ik niet dat je cultureel ondernemerschap alleen moet uitleggen als ‘ergens anders geld vandaan halen’. Cultureel ondernemerschap gaat immers over ondernemen. En vergeet niet dat de zoektocht naar geld van derden – sponsors, mecenassen, fondsen – in de komende tijd door steeds meer instellingen gaat worden ondernomen. De bezuinigingen maken de spoeling ook buiten de overheidssubsidies dun. Je zult dus tevens voor andere invalshoeken moeten kiezen: de kosten drukken, prijzen waar mogelijk verhogen. Wees kritisch op je overhead, onderzoek mogelijkheden van een smallere backoffice, wellicht door samenwerking. En ga wat creatiever om met prijselasticiteit. Neem het Oerol Festival; dat is zo -succesvol en populair, mensen zijn bereid daar ook naar rato voor te betalen. Of kijk naar de VARA Matinee, een fantastische programmering; mensen betalen daar maar weinig voor. Die zaal krijg je voor veel meer geld ook vol!’

Zo groot is de prijselasticiteit toch niet? We zien dat de btw-verhoging negatieve effecten heeft op de kassaverkoop. ‘Toch is er geen aanleiding tot een te conservatieve houding. Ik beroep me op de deskundigheid van bijvoorbeeld Cees Langeveld, die promoveerde op een proefschrift over ondernemerschap in de theatersector (Economie van het theater, 2006) en door ons als deskundige naar de Raad voor Cultuur is gehaald. Maak sommige plaatsen in het theater wat extra bijzonder én duurder en ze blijken als eerste weg te gaan. Voor bepaalde publiekssegmenten kun je in dit opzicht best uit je dak gaan. En de btw-verhoging? Niet alle instellingen berekenen die volledig door. Breng je kosten naar beneden en financier een deel van de omzetbelasting daaruit.’

Je hebt je gevoel voor ondernemerschap bij de commerciële omroep kunnen ontwikkelen, maar uit de publieke omroep neem je toch weinig voorbeelden mee naar de cultuursector, neem ik aan. ‘Nee, de publieke omroep is verdomd versnipperd en dat kost natuurlijk extra geld. Toch begint ook daar de mindset te veranderen en vragen mensen zich daar nu af hoe je door beter te ondernemen met minder geld even goede resultaten bereikt. Niet anders dan bij orkesten of musea resulteert cultureel ondernemen ook bij de omroep in kwaliteitsverbetering en talentontwikkeling die niet door meer subsidie, maar door efficiency worden bekostigd.’

Je had niet een meer bizar moment kunnen bedenken om op zo’n bijzondere positie in de cultuurwereld te belanden en deze blijde boodschap over ondernemerschap te komen brengen. ‘Ik snap de defensieve en soms emotionele reacties vanuit de cultuursector heel goed. Er wordt op te snelle en koele wijze ineens tweehonderd miljoen euro bezuinigd door alleen al het Rijk. Voor de individuele violist in het orkest, bijvoorbeeld, die het juist moest hebben van zijn specialisatie en meesterschap en die niet geschikt is om zomaar te switchen naar een baan als boekhouder, is dat een hard gelag. Maar laten we eerlijk zijn: de afhankelijkheid van de Nederlandse overheid is heel groot. Toen ik ons cultuurbestel laatst op een lezing in de Verenigde Staten uitlegde vielen de luisteraars daar van verbazing van hun stoel. Er gaan vanuit maatschap-pelijke organisaties grote bedragen om in de sportwereld. Prima, niks op tegen. Aegon stopt heel veel geld in Ajax, bijvoorbeeld. Maar kunnen we dat niet wat richting cultuur ombuigen? Volgens mij “koopt” Aegon met datzelfde bedrag het hele Radio Philharmonisch Orkest. En dan nog iets. De enorme bedragen die we onlangs namens de grote BankGiroLoterij op een gala-avond in het Rijksmuseum zagen uitdelen kwamen voor een heel groot deel bij de musea terecht. Terwijl de podiumkunsten veel meer te lijden hebben van de bezuinigingen dan de museumsector. Het is geweldig dat die loterij zoveel geld ophaalt voor de culturele wereld, maar misschien moeten ze in het kader van de actualiteit ook wat verder kijken en het Prins Bernhard Cultuurfonds wat meer geven. Positioneer je als orkest, als toneelgezelschap of andere culturele instelling nog beter bij de geldgevers!’

Ik proef in je woorden dat je de cultuursector te gemakzuchtig en te defensief vindt? ‘Nee, maar ik zie wel de noodzaak om in dit stadium creatiever én zakelijker op te trekken en om van de nood een deugd te maken. Kijk naar de honderd musici die hun baan bij de omroeporkesten dreigen te verliezen. Zij proberen nu met behulp van het frictiekostenbudget tot een nieuw orkest van zzp’ers te komen. Ik bepleit bij de staatssecretaris dat hij dit soort initiatieven kansen geeft.’

De Raad voor Cultuur gaat nu ook extra letten op aspecten van cultureel ondernemerschap. Jullie hebben er zelfs twee externe bureaus op gezet. Overigens niet de voor de hand liggende als BMC of Berenschot, maar kleinere, minder bekende spelers. ‘Hoe die selectie precies is gegaan weet ik niet, maar alles volgens de regels die daarvoor gelden.’

Belangrijker is wat die bureaus voor jullie moeten gaan doen. ‘Zeker, daar gaat het om. Het is bekend dat de Raad bij de beoordeling ook het ondernemerschap gaat meewegen. De staatssecretaris heeft daar ook om gevraagd. Dit betekent dat we erop gaan letten of de businessmodellen kloppen, hoe de budgetprognoses eruitzien, wat instellingen aan marketing denken te gaan doen. Hoe zit het met de kosten? De overheadkosten bij orkesten variëren nogal, bij een zelfde aantal concerten. Hoe is dat verklaarbaar? De culturele instellingen hebben, naar mijn idee, nog te veel de neiging alleen naar zichzelf te kijken, niet naar hun collega’s. Van benchmarks valt veel te leren.’ En hanteer het systeem van best practices.’

Je hebt verschillende workshops gevolgd tijdens de BMC Cultuurconferentie. Een inspirerende middag? ‘Jazeker! Ik vond bijvoorbeeld de workshop over de poppodia heel stimulerend. In sommige opzichten is er niet zo’n groot verschil tussen de wereld van de popbands en die van de ensembles. De honoraria bijvoorbeeld lopen helemaal niet zo ver uiteen. Sommige podia werken met opzet met vrijwilligers, niet alleen om de kosten te drukken. Via die vrijwilligers weten ze welke bandjes hip zijn en welke bandjes je moet programmeren voor welk publiek. Kan dat elders niet ook wat meer gebeuren? Ik kan me voorstellen dat in plaats van betaalde krachten vrijwilligers (‘Vrienden van…’) bezoekers in de concertzalen naar hun plaatsen leiden.’

Auteur: Erik Akkermans werkte van 2001 tot en met 2011 als senior adviseur bij BMC en is nu zelfstandig adviseur. Hij is daarnaast voorzitter van de Federatie Cultuur en lid van de Gemeenteraad Groningen voor D66. (erik@wevragenerik.nl)

468

Reactie verzenden

Share This