Selecteer een pagina

Kappen geeft kaalslag

kiezen biedt kansen

Algemeen
De bezuinigingen op kunst en cultuur zijn veel omvangrijker dan de 200 miljoen waarover gesproken en waartegen geschreeuwd wordt. Rijk, provincies en gemeenten bezuinigen samen meer dan 700 miljoen en mogelijk één miljard euro. Instellingen kunnen deze last niet dragen. De internationale economische crisis kan dan ook leiden tot een radicale kaalslag in de nationale culturele sector. Volgens Bastiaan Vinkenburg, consulent bij Berenschot, moeten overheden in overleg met de cultuursector kiezen voor een duurzaam en vitaal cultureel bestel.

De overheden bezuinigen samen mogelijk een miljard euro op kunst en cultuur. Het kabinet wil bijna 400 miljoen euro bezuinigen op kunst en cultuur. Want naast 200 miljoen netto op de cultuurbegroting en 90 miljoen via btw-verhoging op toegangskaarten en kunstaankopen speelt onder meer de opheffing van een aantal regelingen, programma’s en een groot deel van de omroeporkesten. In 2010 besteedde het rijk nog 0,4% van de totale rijksuitgaven (231 miljard) aan cultuur. Daar blijft zo slechts 0,24% van over. En dan te bedenken dat de VVD in zijn Liberaal Manifest in 2007 nog stelde: als richtsnoer voor de financiering van het kunst- en cultuurbeleid geldt 1% van de totale rijksbegroting. Gemeenten geven samen ongeveer 2 miljard uit aan kunst en cultuur, en provincies 260 miljoen. De crisis en het kabinet dwingen gemeenten en provincies tot forse bezuinigingen. Omdat op wettelijke en juridisch gebonden taken nauwelijks kan worden bezuinigd, vormen kunst en cultuur een gemakkelijke prooi. Bezuinigingen van 20% tot 30% komen veel voor en sommige gemeenten halveren zelfs hun cultuurbudget. De ingrepen van gemeenten en provincies samen schelen de cultuursector mogelijk 600 miljoen. Met de kabinetsplannen erbij komt dat mogelijk neer op bezuinigingen op de cultuursector van één miljard euro.
 
Private bijdragen zullen de subsidies niet vervangen
De inkomsten van culturele instellingen komen uit drie bronnen: eigen inkomsten (entree en activiteiten, gemiddeld 30%), private bijdragen (7%) en subsidies (63%). Het kabinet suggereert dat instellingen de verlaging van subsidies moeten dekken met verhoging van de eigen inkomsten en private bijdragen. Diverse regelingen van de Commissie Cultuurprofijt om de eigen inkomsten te verhogen worden echter afgeschaft, evenals cultureel beleggen. De voorgenomen btw-verhoging op toegangskaarten leidt juist tot minder publiek en lagere entree-inkomsten. Private bijdragen komen van fondsen, sponsors, donateurs en mecenassen. Private fondsen dragen reeds naar vermogen bij. Ook van sponsors is in tijden van economische crisis en voorzichtige wederopbouw geen groei te verwachten. Mecenaat is in Nederland inmiddels in opkomst. Er zijn veel goede voorbeelden en de media reageren daar steeds positiever op. Culturele instellingen worden steeds vaardiger in het werven van donaties, mede dankzij het stimuleringsprogramma voor cultuurmecenaat. Maar experts menen dat het nog twintig jaar zal duren voordat mecenaat substantieel zal bijdragen aan de cultuursector.
 
Het kabinet kan mecenaat stimuleren, niet met een geefwet, maar door bij te blijven dragen
Vaak wordt betoogd dat de fiscale mogelijkheden voor geven moeten worden verbeterd. Het kabinet wil een geefwet invoeren. Dat is om drie redenen overbodig. In de eerste plaats bevat de voorgestelde geefwet geen nieuwe fiscale voordelen. Ten tweede zijn de fiscale regelingen voor particulieren al zeer gunstig in Nederland. Gevers kunnen tot 52% van hun gift aftrekken, of beter, de gift verdubbelen, omdat de fiscus meer dan de helft meebetaalt. In de Verenigde Staten is dat maximaal 35%. Ten derde blijkt fiscaal voordeel in de praktijk niet te leiden tot nieuw geefgedrag; het is immers geen belegging en gevers zijn hun geld gewoon kwijt. Zij krijgen voor hun maatschappelijke investering wel culturele waarde en een goed gevoel terug. Van mecenassen kan niet worden verwacht dat zij de rol van een terugtrekkende overheid overnemen. Overheid en mecenas moeten elkaar aanvullen; de mecenas maakt vernieuwing en bijzondere projecten mogelijk, de overheid staat garant voor structurele exploitatie. Dat is van alle tijden. Een goed voorbeeld van particuliere financiering is de oprichting van het Concertgebouw in Amsterdam. Nadat het gebouw vanaf 1888 enkele jaren nagenoeg ongebruikt was gebleven, nam de gemeente Amsterdam het op zich om de programmering te financieren en voor het Concertgebouworkest te zorgen. Dit toporkest leunt nu evenwichtig op subsidie en eigen inkomsten.
 
Instellingen kunnen subsidieverlaging ook niet compenseren met kostenreductie
Berenschot heeft onderzocht in hoeverre instellingen kosten kunnen verlagen. Kosten voor culturele instellingen bestaan uit drie componenten: huisvesting (circa 10 tot 20%), personeel (35 tot 75%) en productie (15 tot 45%). Huisvestingskosten zijn vast en zijn niet op korte termijn fors te verlagen. Voor de meeste culturele instellingen zijn personele kosten hoog en onvermijdelijk, zoals voor de orkesten. Door CAO-, WW- en wachtgeldverplichtingen is de speelruimte om personele kosten op korte termijn te verlagen beperkt. De enige mogelijkheid om snel kosten te verlagen betreft de variabele productiekosten voor marketing, het apparaat en het culturele aanbod zelf. Snijden in marketing is contraproductief want dit leidt tot minder entree-inkomsten. Wat betreft het apparaat, zoals ICT en bureau, is meestal enige efficiëntieverbetering mogelijk. Resteert het flink snijden in het culturele aanbod als kostenverlaging: dus minder voorstellingen, minder tentoonstellingen, minder presentaties. Maar is dat niet ook contraproductief? 
 
Onevenredig hoge bezuinigingen leiden tot grote verliezen
De hierboven genoemde opties voor inkomstenverhoging of kostenverlaging leveren onvoldoende op voor individuele culturele instellingen om de beoogde bezuinigingen structureel te compenseren. Als gevolg hiervan zullen veel instellingen in grote problemen komen en zelfs verdwijnen. Het ministerie van OCW verwacht dat het de subsidie van wel honderd instellingen gaat beëindigen. De kosten van opheffing van instellingen komen ook ten laste van de cultuurbegroting. Op gemeentelijk niveau worden nog eens honderden instellingen in hun voortbestaan bedreigd. Dit alles leidt voor de cultuursector tot artistieke verschraling, werkloosheid en kapitaalvernietiging. Voor de BV Nederland ondermijnt het creatieve potentie, vestigingsklimaat en economische spin-off richting onder meer horeca en toerisme. Bezuinigingen zijn onvermijdelijk, ook voor de cultuursector. Subsidie is immers niet vanzelfsprekend. Maar de dreiging van een radicale kaalslag is nu levensgroot. De maatschappelijke kosten daarvan zijn hoger dan de financiële opbrengst van de bezuiniging kan dekken.
 
Overheden en cultuursector moeten verstandige keuzes maken
De uitdaging voor overheden is om kaalslag te vermijden. Er zijn drie manieren voor overheden om bezuinigingen te benaderen: krimpen, kappen of kiezen. Ter illustratie een vergelijking met een bos, waarvan de beheerder de taak heeft om de hoeveelheid hout te reduceren. 

1) Krimpen: alle bomen en struiken evenredig en fors inkorten. Daarmee verdwijnen de jonge takken en groene blaadjes en resteert een kaal, onaantrekkelijk bos. In de cultuursector betekent dit dat alle instellingen ongeacht hun culturele aanbod, kwaliteit en prestaties even hard worden getroffen. Gezien de omvang van de bezuinigingen zullen hierdoor veel en bovendien willekeurige instellingen omvallen. De staatssecretaris van cultuur is hiertegen, een verstandige wethouder ook.

 
2) Kappen: de bijl zetten in de soorten bomen die de beheerder niet bevallen. Een eenzijdig en willekeurig bos resteert, met hier en daar kale vlaktes en nog steeds veel dezelfde bomen dicht op elkaar. Ten aanzien van de cultuursector wordt in het regeerakkoord in deze richting gewezen doordat een aantal sectoren zo veel mogelijk zal worden ontzien. Het kabinet dreigt te kappen in de podiumkunsten en de beeldende kunsten, met onomkeerbare verliezen tot gevolg.
 
3) Kiezen: zorgvuldig beheren van het bos, met aandacht voor lokale omstandigheden en individuele levenscycli. Juist daar snoeien en soms kappen waar overaanbod is, om meer lucht en ruimte te geven aan die bomen en struiken die dat verdienen en die daarvan tot bloei komen. Dit vergt meer tijd en zorg. Maar het levert een fraai bos op met een gezond toekomstperspectief. Ook in de cultuursector is kiezen de meest wijze optie. Overheden moeten zorgvuldige afwegingen maken, in overleg onderling en met de sector. Het zal nog steeds flink pijn doen, maar een kaalslag is zo wel te vermijden. 
Auteur: Tekst: Bastiaan Vinkenburg Bastiaan Vinkenburg is consultant Kunst, Cultuur & Media bij Berenschot. Hij adviseert overheden en culturele instellingen. (b.vinkenburg@berenschot.nl.)
Referenties:  
468

Reactie verzenden

Share This