Type de zoekterm sectorinstituut in bij de de downloadable versie van de onlangs verschenen 216 paginas lijvige bijbel van de Raad voor Cultuur in en je krijgt 71 hits. Koepel blijft steken op 15, compositie op 2 en kunstwerk op 0. Gelukkig rept het beleidsadvies wel 45 keer van het woord kunstenaar.
Het fenomeen Koepelorganisatie is natuurlijk ook weer zon prachtig Hollands polderproduct van een volk dat graag de wetten der natuur tart. We kunnen er slecht tegen wanneer iemand meer krijgt dan een ander (die misschien wel meer verdient). Onze door jaloezie gedreven polderdrift kent grootse producten als een collectieve arbeidsovereenkomst, waarbij alles wordt geschaald naar zo objectief mogelijke criteria. Uitzonderingen maken en voortrekken is er niet bij. Je hebt recht op 5% extra loon, want dat is collectief zo afgesproken. Dat je een enorme sfeerverziekende collega bent, die ook nog eens de kantjes ervan af loopt, doet verder niet ter zake. De Koepelorganisaties en sectorinstituten in Nederland spelen perfect in op dit Hollandsche sentiment. Vaste speelpremies, automatische trekkenwanden, gegarandeerde uitkoopsommen, het Podiumplan; het zijn allemaal nationale verworvenheden en dus heb je er recht op.
En hoe goed bedoeld ook (wie is er tgen onderbetaling en uitbuiting); sectorinstituten en koepelorganisaties zijn er in eerste instantie voor om zichzelf in stand te houden (en hun sector). Dat er veel sleetse bomen zijn, die eigenlijk niet relevant meer zijn in het nieuwe dynamische bos ondermijnt de vaak zorgvuldig uitgestippelde lobby. Daarnaast ontslaat het bestaan van koepelorganisaties de overheid ervan zelf de modder op te zoeken en het directe contact met het veld. In het licht van het steeds dynamischer wordende kunstenveld pleit ik daarom voor sectorvrije instituten en overkoepelende organisaties. Niet de schouwburgen bij elkaar, of de popzalen, maar organisaties naar rato van soorten kunst. Dan krijgen we koepels en sectoren als het ijzeren repertoire met daarin (de overigens sterk overschatte) Rembrandt en andere canon-achtige verworvenheden, de koepel avant-garde met Schnberg en Schwitters en bijvoorbeeld de koepel community arts. Op die manier zullen de sectorinstituten en koepels zichzelf moeten blijven vernieuwen en zijn ze ook een betere afspiegeling van de krachten in het veld en wat zich daaronder bevindt. Want goede kunst hoort in te slaan als een bom en daarmee te vreten aan de wortels van de collectiviteit.