Selecteer een pagina

KOEPELTJE, KOEPELTJE AAN DE WAND

Algemeen
In het tropisch regenwoud althans op die plekken waar de houtkap nog geen verwoestende werking heeft gehad vormen de hoge bomen een soort bladerdak. Onder dit dak leeft de rest van de organismen en flora zonder veel zonlicht in een soort permanent schaduwland. Af en toe sterft er een hoge boom en op die plek krijgen andere een kans. Lang duurt dit meestal niet, want het zonlicht doet wonderen en zo wordt het evenwicht snel weer hersteld. In Nederland zouden we echter nooit goed om kunnen gaan met deze vorm van natuurlijke onberekenbaarheid. Daarom zijn er koepelorganisaties en sectorinstituten. Zij zijn een soort van vrienden van de hoge bomen. Ze houden er allerlei regels op na waar je aan moet voldoen (zo moet je tenminste 25 meter zijn om je een hoge boom te mogen noemen) en samen zorgen ze goed voor elkaar, zodat het bladerdak niet al te onstuimig van karakter verandert. Ze geloven ook heilig in hun functie, want als zij er niet zouden zijn zou de ontbossing (corrosie) vat op de omgeving kunnen krijgen en dat is niet goed voor het zuurstofpeil in het (culturele) klimaat. Dat de rest het zonder zonlicht moet stellen is in het algemeen belang verder niet hun zaak, maar in wiens belang is het eigenlijk?


Type de zoekterm sectorinstituut in bij de de downloadable versie van de onlangs verschenen 216 paginas lijvige bijbel van de Raad voor Cultuur in en je krijgt 71 hits. Koepel blijft steken op 15, compositie op 2 en kunstwerk op 0. Gelukkig rept het beleidsadvies wel 45 keer van het woord kunstenaar.

Het fenomeen Koepelorganisatie is natuurlijk ook weer zon prachtig Hollands polderproduct van een volk dat graag de wetten der natuur tart. We kunnen er slecht tegen wanneer iemand meer krijgt dan een ander (die misschien wel meer verdient). Onze door jaloezie gedreven polderdrift kent grootse producten als een collectieve arbeidsovereenkomst, waarbij alles wordt geschaald naar zo objectief mogelijke criteria. Uitzonderingen maken en voortrekken is er niet bij. Je hebt recht op 5% extra loon, want dat is collectief zo afgesproken. Dat je een enorme sfeerverziekende collega bent, die ook nog eens de kantjes ervan af loopt, doet verder niet ter zake. De Koepelorganisaties en sectorinstituten in Nederland spelen perfect in op dit Hollandsche sentiment. Vaste speelpremies, automatische trekkenwanden, gegarandeerde uitkoopsommen, het Podiumplan; het zijn allemaal nationale verworvenheden en dus heb je er recht op.

En hoe goed bedoeld ook (wie is er tgen onderbetaling en uitbuiting); sectorinstituten en koepelorganisaties zijn er in eerste instantie voor om zichzelf in stand te houden (en hun sector). Dat er veel sleetse bomen zijn, die eigenlijk niet relevant meer zijn in het nieuwe dynamische bos ondermijnt de vaak zorgvuldig uitgestippelde lobby. Daarnaast ontslaat het bestaan van koepelorganisaties de overheid ervan zelf de modder op te zoeken en het directe contact met het veld. In het licht van het steeds dynamischer wordende kunstenveld pleit ik daarom voor sectorvrije instituten en overkoepelende organisaties. Niet de schouwburgen bij elkaar, of de popzalen, maar organisaties naar rato van soorten kunst. Dan krijgen we koepels en sectoren als het ijzeren repertoire met daarin (de overigens sterk overschatte) Rembrandt en andere canon-achtige verworvenheden, de koepel avant-garde met Schnberg en Schwitters en bijvoorbeeld de koepel community arts. Op die manier zullen de sectorinstituten en koepels zichzelf moeten blijven vernieuwen en zijn ze ook een betere afspiegeling van de krachten in het veld en wat zich daaronder bevindt. Want goede kunst hoort in te slaan als een bom en daarmee te vreten aan de wortels van de collectiviteit.

Auteur: Hajo Doorn hajo@wormweb.nl
468

Reactie verzenden

Share This