Selecteer een pagina

Kunst en cultuur op het web

Algemeen
Internet heeft zich aangediend als een aanvullende bron van informatie over kunst en cultuur. Het gebruik van dit nieuwe medium staat echter nog in de kinderschoenen. Slechts 3 procent van de bevolking informeert zich via internet over kunst en cultuur. Binnen deze groep zijn de bezoekers van musea en podia oververtegenwoordigd.


Internet heeft zich aangediend als een aanvullende bron van informatie over kunst en cultuur. Het gebruik van dit nieuwe medium staat echter nog in de kinderschoenen. Slechts 3 procent van de bevolking informeert zich via internet over kunst en cultuur. Binnen deze groep zijn de bezoekers van musea en podia oververtegenwoordigd.

Op het internet kan men terecht voor allerlei soorten informatie. Kunst en cultuur zijn er slechts twee van. Afgaande op gegevens uit zoekmachines zijn de internetsurfers vooral genteresseerd in seks, spelletjes, muziek en autos. Dat neemt niet weg dat op internet ook veel te leren valt over emancipatie, politiek, kunst en milieu. Uiteraard heeft het web geen monopolie op informatie over deze onderwerpen. Het is een medium naast andere, zoals kranten, televisie en radio. Hoe heeft de opkomst van internet het gebruik van deze meer traditionele kanalen van informatie benvloed? Het Tijdsbestedingsonderzoek (TBO) biedt inzicht in het gebruik van dagblad, opinieblad, tijdschriften/overige bladen, radio, televisie, teletekst/kabelkrant en internet voor informatie over een zeventiental onderwerpen.
Vooralsnog is internet als informatieverschaffer niet erg populair. Het web wordt nog het meest geraadpleegd over de nieuwe media zelf. Van de bevolking van twaalf jaar en ouder zoekt 18 procent hier op internet wel eens naar. Buitenlands nieuws en wetenschap en techniek komen op een gedeelde tweede plaats. Deze informatie wordt door 5 procent van de bevolking op het net gelezen. Voor kunst en cultuur raadpleegt 3 procent van de bevolking het internet. Vooralsnog zijn voor veruit de meeste onderwerpen dagbladen, televisie en (in mindere mate) radio als informatiebron veel geliefder. De meeste in cultuur genteresseerden ontlenen informatie aan dagbladen (35 procent in 2000) en televisie (25 procent). Daarna volgen tijdschriften (11 procent), opiniebladen (4 procent) en radio (4 procent). Het internet blijft met de reeds genoemde 3 procent alleen teletekst en kabelkrant (1 procent) voor.
In het algemeen kan niet gesteld worden dat de opkomst van het internetgebruik heeft geleid tot een evenredige daling in het gebruik van de andere bronnen voor de 17 onderzochte onderwerpen. Er lopen meerdere tendensen door elkaar. Bij ouderen en mensen met een lager inkomen daalde het gebruik van alle informatiebronnen zonder dat er een substantile stijging van het internetgebruik tegenover staat. Bij mensen van middelbare leeftijd, mensen met een middelbare opleiding en werkenden kan men wel spreken van een vervanging van oude door nieuwe media. Een derde categorie, gevormd door de twee hoogste inkomensgroepen, combineert een gelijk gebleven gebruik van oude media met een relatief intensief gebruik van teletekst en internet.

Informatiezoekers
Bezoekers van voorstellingen of exposities zijn, zoals mocht worden verwacht, intensievere informatiezoekers op het gebied van kunst en cultuur dan niet-bezoekers. Vooralsnog lijken de televisie, de radio en de gedrukte media beter aan de wensen van bezoekers van theater en museum tegemoet te komen dan het internet. Het oudste medium, het dagblad, domineert nog altijd de informatievoorziening over kunst en cultuur. Hierbij bestaat er verschil tussen bezoekers en niet-bezoekers. Bezoekers hebben een duidelijke voorkeur voor het dagblad als informatiebron. Niet-bezoekers orinteren zich gelijkelijk via dagblad en televisie.
Zelfs de mensen die door bezoek blijk geven van culturele interesse worden zelden door webinformatie geleid. Toch beschikt een relatief groot aantal musea en theaters over een redelijk uitgebreide website (Broekhuizen en Huysmans 2002). De bezoekers raadplegen het internet vaker voor culturele informatie dan de niet-bezoekers (4 procent versus 2 procent). Dit verschil is relatief gezien niet groter dan bij de andere media. Buiten de groep bezoekers bestaat er een redelijk omvangrijke groep genteresseerden die om allerlei redenen toch niet regelmatig naar theater, schouwburg of museum gaat. Met de verdere verspreiding en inburgering van internet kunnen steeds meer belangstellende niet-bezoekers via een nieuw medium bereikt worden. Internet draagt daarmee de belofte van een verdere democratisering van de kunst en cultuur in zich. Bovendien heeft internet niet alleen de potentie om veel bezoekers goed te informeren en eventueel toegangsbewijzen te laten reserveren, maar ook om niet-bezoekers middels een virtueel bezoek te motiveren om eens een culturele instelling binnen te gaan.

Bronnen
Jos de Haan en Frank Huysmans, E-cultuur: een empirische verkenning, Den Haag, SCP, 2002.
Jolijn Broekhuizen en Frank Huysmans, Cultuur op het web: het informatieaanbod op websites van musea en theaters, Den Haag, SCP, 2002.

Auteur: Frank Huysmans en Jos de Haan fh@scp.nl
468

Reactie verzenden

Share This