Selecteer een pagina

Kunst in een niet – kunstmuseum

Salon de Muséologie

Algemeen
Elke maand, meestal de eerste donderdag, organiseert Salon de Muséologie een bijeenkomst rond thema’s die de culturele sector op dit moment bezighoudt. In een informele setting gaan vakgenoten en deskundigen op diverse gebieden met elkaar in gesprek, met als gedachte dat kennisuitwisseling en meningsvorming een bron van inspiratie vormen. De laatste salon ging over de samenwerking tussen niet-kunstmusea met kunstenaars.


Op 15 maart dit jaar was Salon de Muséologie te gast bij Architectuurcentrum Amsterdam (ARCAM) om te praten over de vraag hoe je als cultuurhistorische instelling een samenwerking kunt aangaan met hedendaagse kunstenaars of kunstprojecten. Niet-kunstmusea ontdekken steeds vaker de kunstenaar als intermediair, verteller, innovator, duider of curator, of ze kiezen ervoor kunstwerken te tonen die aansluiten bij de thematiek van hun museum. Hoe kom je daarbij tot een goede samenwerking? En waar houdt de opdracht op en begint de artistieke vrijheid van de kunstenaar? André Groeneveld, conservator van het Zuiderzeemuseum in Enkhuizen, gaf de aanwezigen aan de hand van goede en minder geslaagde voorbeelden tips hoe om te gaan met kunstprojecten die in situ worden geplaatst; in een museum op een specifieke locatie. Zijn belangrijkste boodschap: formuleer van tevoren een duidelijk beleid ten aanzien van werken die hiervoor worden gecreëerd of die worden opgebouwd uit specifieke collectiestukken. Wil je het nieuwe werk opnemen als collectiestuk of is het van tijdelijke aard? En als het werk succesvol of juist niet geslaagd blijkt, blijf je dan bij je beleid of pas je dat alsnog aan?

Guus Sluiter, directeur van Nederlands Uitvaart Museum Tot Zover in Amsterdam, deed de keukengeheimen uit de doeken over het project Afterlife, nog tot 1 juli te zien in het museum. Hiervoor ontwikkelden kunstenaars uit binnen- en buitenland nieuwe werken die ‘een antwoord formuleerden op de dood’. Het ambitieuze schuilde in het unieke feit dat begraafplaats De Nieuwe Ooster, waar het museum is gevestigd, een verlengstuk werd van de tentoonstellingslocatie. Het museum had nog geen ervaring met een buitententoonstelling. De werken moesten weer en wind doorstaan, er waren vergunningen nodig, er moesten constructeurs worden aangetrokken voor het doorberekenen van metershoge installaties. Vooral ingewikkeld was de ondergrondse camera obscura van de Russische kunstenaar Leonid Tsvetkov. Voor dit werk kreeg het museum te maken met zaken als grondwaterpeil en damwanden. Vijf weken lang werd hard gewerkt aan dit werk. ‘Het was een ambitieus project, maar zeker voor herhaling vatbaar,’ aldus Sluiter. Het museum stak bij de realisatie veel kennis op die bruikbaar is voor een volgende keer. 

Op 10 mei staat de volgende Salon op het programma, over de vraag hoe je als museum je marketingcijfers inbedt in je organisatie en beleid. Worden deze cijfers heilig of niet en hoe pak je dat aan? Het actuele programma en de locatie worden binnenkort bekendgemaakt op de website.

Auteur: Tekst: Amanda Vollenweider, is bestuurslid bij Salon de Muséologie. Ze werkt als productie- en projectleider aan culturele projecten, voorheen bij het Amsterdams Historisch Museum en tegenwoordig bij haar eigen bedrijf Promuse Culturele Projecten (amanda@promuse.nl).
Referenties: 
468

Reactie verzenden

Share This