De Oude Kerk is het oudste gebouw van Amsterdam, een gotische kerk waar Saskia, de vrouw van Rembrandt begraven ligt en waar nog elke zondag wordt gebeden. Na een omvangrijke restauratie van meerdere decennia werd in 2012 de deur ook opengezet voor kunstenaars, die met speciaal voor de kerkruimte ontwikkeld werk een nieuwe tijdslaag verbeelden. Inmiddels is de Oude Kerk (ook) een succesvol museum voor hedendaagse kunst.
In een open brief uitte historicus Geert Mak in 2014 zijn ernstige zorgen over de koers van de Oude Kerk: “(…) er wordt een interessante theorie ontwikkeld over het scheppen van een spanningsveld tussen dit eeuwenoude gebouw en hedendaagse kunst. Het lijkt me een spannend experiment dat ik in andere omstandigheden graag zou toejuichen. Alleen: niet in de Oude Kerk. Daarvoor is het gebouw te bijzonder, te uniek, teveel zichzelf.” Daartegenover staat de mening uit 1998 van curator en museumdirecteur Jan Hoet: “Ik vind een tentoonstelling in een kerk als de Oude Kerk interessant omdat de kerk meer heeft dan die ene connotatie met het geloof. Het is een soort marktplaats, een plek waar men samenkomt. Een tentoonstelling in een kerk kan meehelpen om bij het publiek bestaande weerstanden ten aanzien van kunst te doorbreken.”
Jacqueline Grandjean:
Door secularisering en diversiteit lijkt de betekenis van een kerkgebouw niet voor iedereen hetzelfde. Als we het hebben over ‘zichzelf blijven’, wat is dan het karakter van de Oude Kerk?Vanuit de visie van Hoet begon ik in 2012 met de opdracht om de Oude Kerk (voorheen Sint-Nicolaaskerk) op de Amsterdamse wallen opnieuw te profileren. Vanaf 1306 werd zij gebruikt als kerk, vanaf 1955 als kerk en monument en vanaf 1978 als kerk, monument en verhuurlocatie. Toen het einde van de restauratie in zicht was, was de Oude Kerk haar maatschappelijke positie in de stad grotendeels kwijt. Door de pluriforme exploitatie kon niemand verwoorden waar ze voor stond en wat er te doen was.
Kunst en controverse
Ik zette de eerste stap in mei 2012. In drie maanden tijd sprak ik met meer dan driehonderd mensen over de toekomst van de kerk. Van kerkgangers tot museumdirecteuren en van organisten tot erfgoeddeskundigen. Het idee voor de toekomst werd in deze gesprekken gevormd. Het plan: een samenspel tussen erfgoed en hedendaagse kunst. De Oude Kerk was immers al acht eeuwen lang opdrachtgever aan uiteenlopende kunstenaars voor altaarstukken, beeldhouwwerken en drieluiken. Het nieuwe programma van de Oude Kerk zou omvangrijke tentoonstellingen brengen, waarbij (inter)nationale kunstenaars zich konden verhouden tot de tijden en de ruimte van de kerk. ‘Kon iemand dit idee verwerpen?’, vroeg het bestuur zich af. Geen van ons kon op dat moment bevroeden wat ons te wachten zou staan.
Daags na de bestuursvergadering belde Het Parool. De journalist had tegenstanders gesproken die het plan als schandalig aanmerkten. Het artikel ontketende een felle discussie in de (sociale) media. De Oude Kerk lag onder vuur: ‘laat de Oude Kerk vooral zichzelf blijven’, ‘Oude Kerk wordt kunsthal’, ‘Oude Kerk valt ten prooi aan expositiedrift’. Talrijke voorname Amsterdammers verenigden zich in een open brief aan burgemeester Van der Laan. Gevreesd werd een gestripte Oude Kerk, zonder vijftiende-eeuwse muren of historische orgels.
Terugkijkend op die eerste veelbewogen jaren van de transitie begrijp ik nog steeds de zorg om het oude gebouw. Interessant is eveneens de betrokkenheid die spreekt uit de kritiek. Zonder naïef te zijn, kan ik zeggen dat die tegenstand de inhoud heeft aangescherpt. Het programma werd met zorg en oog voor de omgeving doorontwikkeld; iedere tentoonstelling betrekt nu actief de verschillende groepen rondom de kerk; buurtbewoners, kerkgangers en erfgoeddeskundigen. Het programma kan worden opgevat als een onderzoek naar de huidige betekenis van de kerk als pars pro toto voor het stadsplein of de marktplaats die Jan Hoet omschreef. Door secularisering en diversiteit lijkt de betekenis van een kerkgebouw niet voor iedereen hetzelfde. Als we het hebben over ‘zichzelf blijven’, wat is dan het karakter van de Oude Kerk?
Zoeken naar betekenis
Inmiddels hebben talrijke kunstenaars zich over aspecten van deze vraag gebogen. Tony Oursler (New York, 1957) bevolkte de Oude Kerk met digitaal geproduceerde performances die aantoonden dat het culturele gebruik van het gebouw voortdurend aan veranderingen onderhevig is. De projecties waren zodanig ontworpen dat zij moeiteloos versmelten met de prachtige houten zoldering, de stenen muren, de gotische sculpturen en het kleurrijke glas-in-lood.
Marinus Boezem (Leerdam, 1938) wordt gerekend tot de grondleggers van de conceptuele kunst. Uit zijn werken blijkt een fascinatie voor kerken en kerkgebouwen. Een van de werken bestond uit een wit kleed van tien bij tien meter, waaraan mensen uit de buurt en van de kerkgemeente dagelijks (en in de ijzige kou) borduurden. Met zorgvuldige kruissteken legden zij de plattegrond van de Oude Kerk uit 1647 vast.
Germaine Kruip (Castricum, 1973) onderzocht in 2016 hoe het gebouw oorspronkelijk werd aangelicht en hoe licht en duisternis zich verhouden tot de architectuur. Alle artificiële lichtbronnen die door de jaren heen in de kerk zijn aangebracht werden verwijderd. Gedurende de tentoonstelling, tijdens de korte winterdagen, veranderde het daglicht van uur tot uur waardoor de kerk constant een andere gedaante aannam. Van zonovergoten tot spookachtig donker.
Momenteel bespeelt de Franse kunstenaar Christian Boltanski (Parijs, 1944) de Oude Kerk. Met een onregelmatig landschap van grote zwarte tombes benadrukt hij de kerk als begraafplaats. In een van de tombes kun je zacht een van de 8.500 namen van begravenen influisteren. Deze worden vervolgens in het hoogkoor weer afgespeeld. Voor de tentoonstelling leenden buurtbewoners en Amsterdammers hun warme winterjas uit. Ze liggen nu als kunstwerk op de zerkenvloer.
Geschiedenis als inspiratiebron
Voor al deze tentoonstellingen is historische kennis van aspecten van de Oude Kerk belangrijk. Kunstenaars komen in het gesprek over hun werk allerlei vraagstukken tegen. Hoe draait de zon om de kerk heen? Wie werkte er in de kerkruimte? Hoeveel mensen lagen er begraven in de kerk door de eeuwen heen? Samen met (architectuur) historici worden talrijke vragen beantwoord, die weer bijdragen aan de kennis over dit eeuwenoude gebouw. Van iedere tentoonstelling blijft meestal één immaterieel werk over. De immateriële collectie van de Oude kerk vormt een geschiedenisboek waar jaarlijks bladzijden aan worden toegevoegd. In 2016 kreeg de Oude Kerk officieel de museumstatus. Er wordt thans gewerkt aan een permanente presentatie van de historische collectie in de stijlkamers. Deze collectie dient als humuslaag voor de hedendaagse kunst. In de Oude Kerk lopen verleden en heden in een ononderbroken lijn in elkaar over.
Anno 2017 staat de Oude Kerk met stip op de culturele kaart van Amsterdam. Bezoekers weten haar vooral te vinden vanwege het spraakmakende tentoonstellingsprogramma. Trok de kerk voorheen vooral bezoekers van haar huurders en toeristen, momenteel komt 60% uit Nederland en met name voor de hedendaagse kunst. Internationaal gezien gooit de Oude kerk hoge ogen; van London tot New York is de Oude Kerk bekend als uitzonderlijk fenomeen in de hedendaagse kunst. Op dit moment spreken we met twee Nikolaaskerken, de Nicolaikirche in Berlijn en de Nikolaj Kunsthal in Kopenhogen, over mogelijke samenwerking rondom het programma en de marketing. Het contrast zal altijd blijven horen bij de Oude Kerk, dat maakt de impact van tentoonstellingen sterk en onvergetelijk.
Anders dan vele alle andere (museale) instellingen biedt de Oude Kerk met haar historische gelaagdheid een inspiratiebron voor kunstenaars en bezoekers binnen een unieke, levende stadsomgeving. De komende jaren wordt daarom verder ingezet op de koers van de ‘gedeelde betekenis’ en de steeds groter wordende behoefte van mensen aan (collectieve) ervaringen en gesprekken. De vraag wat de culturele waarde van erfgoed kan zijn, blijft zeker in het tijdsgewricht van digitalisering en diversiteit een belangrijk ijkpunt. Jaarlijks wordt een vraag centraal gesteld die vanuit meerdere disciplines wordt beantwoordt. Bijvoorbeeld: ‘wat is nieuwe naastenliefde?’. Of ‘hoe kun je vergeten en vergeven?’. In een jaarboek komen de inzichten van kunstenaars, bewoners, kerkgangers, filosofen en anderen samen. Dit boek markeert, evenals de tentoonstellingen en programma’s, een actueel moment in het bestaan van een eeuwenoude kerk en stelt betekenissen uit het verleden opnieuw aan de orde.