Selecteer een pagina

Kwalitatief onderzoek bij podia lang geen vaste prik

Algemeen
Jongeren, allochtonen en cultureel inactieven staan hoog op de prioriteitenlijst van staatssecretaris Van der Ploeg als het gaat om het werven van meer publiek voor het culturele aanbod. Deze groepen zijn slecht vertegenwoordigd in steekproeven. Het invullen van lange vragenlijst en is ook niet voor iedereen een favoriete bezigheid. Toch is het van groot belang cultureel inactieven te leren kennen, vooral via meer kwalitatief onderzoek.


De net verschenen Handleiding Publieksonderzoek voor podia en musea van Letty Ranshuysen gaat hierop in, mede doordat standaardvragen vaak weinig kansen bieden om museum- en podiumbezoek goed te kunnen bestuderen. De Handleiding is dus een bijna logisch vervolg op de in 1994 verschenen Handleiding publieksonderzoek voor culturele instellingen, die destijds voorzag in een behoefte aan praktische aanwijzingen voor met name stagiaires en doorgaans druk bezette medewerkers van kunstinstellingen.

Ervaring

Culturele instellingen moeten de verwachtingen en voorkeuren van het publiek kennen, evenals de ervaringen tijdens het bezoek en het effect van publiciteit. Maar door een gebrek aan ervaring en de geringe middelen die de organisatie strategisch voor markt- en publieksonderzoek beschikbaar stelt, levert publieksonderzoek niet altijd op wat de opdrachtgever ervan verwacht. Laat staan dat hij in staat is om te beoordelen of de resultaten geschikt zijn om het beleid bij te stellen. Ook hier bewijst de nieuwe Handleiding zich door in te gaan op de voorbereiding van een onderzoek. Onderzoek moet niet op zichzelf staan, maar onderdeel zijn van een breder marketingplan dat zich laat bijstellen op basis van nieuwe gegevens. In de Handleiding wordt aangegeven welke onderzoeksvragen relevant zijn voor de gewenste beleidswijzigingen, en op welke wijze de onderzoeksresultaten zich laten vertalen in publieksbeleid.
De Handleiding vraagt gezien de opzet van het boek een bewuste keuze voor meer strategisch en marketinggericht denken en levert hiervoor een theoretisch kader.

Vijf podia

Blijft de vraag wat er met de volgens de auteur gretig afgenomen exemplaren van de oude en nieuwe Handleiding in de praktijk gebeurt. De implementatie in 1994 werd op initiatief van de VSCD en de NMV bevorderd door regionale studiedagen voor culturele instellingen, waar zon 150 deelnemers op af kwamen. Tevens heeft Ranshuysen samen met de Stichting Promotie Theater en Concertbezoek pogingen ondernomen om meerdere instellingen mee te laten doen aan een aan de Handleiding ontleend standaardpublieksonderzoek. Sinds de start in maart 1999 hebben hieraan vijf podia (waaronder de schouwburgen in Arnhem, Utrecht en Alkmaar) gevolg gegeven. De bereidheid om informatie met elkaar te delen is dus nog niet erg optimaal.
Wellicht is het te overwegen om van kunstinstellingen te eisen dat zij een vast percentage van hun begroting voor markt- en publieksonderzoek beschikbaar stellen?

Auteur: Menno Heling
468

Reactie verzenden

Share This