Selecteer een pagina

Leerlijnen en bouwstenen

Van creatief partnerschap naar creatief vermogen

Algemeen, Beleid, Cultuureducatie

Op het gebied van cultuureducatie op scholen in het primair en voortgezet onderwijs is het beleid van de gemeente Utrecht al een aantal jaren gericht op duurzame samenwerking tussen een culturele instelling en een school, het zogenaamde creatieve partnerschap. De komende jaren zal de gemeente Utrecht zich toeleggen op een vernieuwing van dit creatieve partnerschap. Het doel: een leerlijn Creatief Vermogen, die zijn vaste plek wint binnen de Utrechtse cultuureducatie.

Het nieuwe beleid is voortgekomen uit een door het Actieprogramma Cultuurbereik gefinancierd, meerjarig project geheten ’Adoptieplan’ en uit het voormalige Yo Opera Festival met onder andere leerlingen van een basissschool en vmbo-school uit verschillende delen van Utrecht. De manier waarop Yo met leerlingen en leerkrachten werkte was naar voorbeeld van de creative partnerships in Londen en andere plaatsen in Engeland. Co-eigenaarschap was en is één van de kernbegrippen van een dergelijk partnership. Een begrip dat door Peter Renshaw, die vanaf 1990 verbonden was aan The Guildhall School of Music & Drama, in de wereld van de muziek is geïntroduceerd. Hij vond en vindt dat met name de leerling een stem moet hebben in datgene wat met de professionele musicus of dirigent, door bijvoorbeeld een improvisatie, wordt ontwikkeld. Het resultaat van ’een dergelijke werkwijze is dat de leerling zelf (mede-)eigenaar van het product is zich hierdoor verantwoordelijk zal voelen voor het resultaat.

Co-eigenaarschap
Op basis van het begrip co-eigenaarschap en een werkbezoek in 2009 van verscheidene culturele instellingen aan onder andere de Guildhall School of Music & Drama in Londen zijn er in de periode 2009-2012 creatieve partnerschappen uitgevoerd met projectfinanciering van de gemeente Utrecht. In deze vier jaar zijn eenentwintig creatieve partnerschappen met het voortgezet onderwijs uitgevoerd, vijftien in het basisonderwijs en drie in het middelbaar beroeps onderwijs. Omdat deze manier van werken op cultuureducatief gebied voor Utrecht nieuw was, zijn een aantal partnerschappen – in de vorm van casestudies – door de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht gemonitord.

Op basis van het beschrijven en analyseren van deze casestudies bleek in 2012 dat de werkwijze bij scholen bekender was geworden en in het basisonderwijs een toenemend aantal scholen bereid was om in een creatief partnerschap te investeren. Het bleek daarnaast dat een groeiende behoefte was aan samenwerkingsverbanden tussen scholen en culturele instellingen. Inhoudelijk richtten de partnerschappen zich toen op de praktische uitvoering van een innovatieve manier van kunst- en cultuureducatie. Er werden doelen gesteld en gehaald als het ontdekken van de eigen creativiteit en het vergroten van één of meer vakvaardigheden.

De doelstelling om meer greep te krijgen op het eigen leer- en maakproces en de horizon te verbreden werd niet gehaald. Hetzelfde geldt voor de transfer van de binnenschoolse kunst of cultuureducatieve ervaring naar een het eigen talent of naar activiteiten buiten de school.
Er was wel sprake van een ontwikkeling in visie op de positie van creatieve partnerschappen, als werkwijze binnen de kunsteducatie. Ook ontstond er meer en meer een beeld over hoe het creatieve vermogen van deelnemers aan kunsteducatie, kon worden aangesproken. Op basis van deze noties en conclusies is het idee ontstaan om de opgedane inhoudelijke ervaring van de individuele partnerschappen in de periode 2013-2016 door te vertalen naar een scherpere visie op creatief vermogen en onderliggende leerprocessen en op basis hiervan te werken aan het ontwikkelen van ondersteunende methodieken en instrumenten.
Uit de monitoring blijkt ook dat de verankering van de uitgevoerde creatieve partnerschappen tussen school en culturele instelling voor twee vijfde van de partnerschappen op gang is gekomen. Vooralsnog kwetsbare ondernemingen, omdat het individuele enthousiasme de dragende pijler is. Tegelijkertijd ervaren leerkrachten en educatief medewerkers dat dergelijke partnerschappen een verdiepende bijdrage kunnen geven aan kunst- en cultuureducatie, ongeacht het profiel van de school.

De kracht van partnerschappen zit hem in grote individuele betrokkenheid. Het is een proces om tot coöperatieve samenwerking te komen, waarin de stem van de deelnemer een plek kan krijgen. In het verankeringsproces kan persoonlijke betrokkenheid worden omgezet in persoonlijke groei. Tot slot blijkt uit de monitoring dat de kracht van de creatieve partnerschappen zich in, door en vanuit de praktijk heeft geconcretiseerd. Omdat elke partnerschap op zichzelf werd uitgevoerd, was er sprake van een beperkt begrippenkader en ontbrak stroomlijning. Er zijn wel een aantal eerste inzichten over een doorgaande leerlijn ontstaan maar de vertaling naar een samenhangende methodiek, werkvormen en inhouden is beperkt. De opgedane kennis en ervaring tussen culturele instellingen en scholen wordt ook niet gedeeld.

Creatief vermogen
Op basis van deze noties en het gegeven dat cultuureducatie hoge prioriteit heeft in het Rijksbeleid en gemeentelijk beleid in de periode 2013-2016, besluit Utrecht de komende vier jaar in te zetten op een ontwikkeltraject. Binnen een netwerkorganisatie – bestaande uit veertien culturele instellingen, vierentwintig scholen in het primair onderwijs, één in het voortgezet onderwijs, Hogeschool voor de Kunsten Utrecht (HKU) en het Utrechts Centrum voor de Kunsten (UCK) – wordt gewerkt aan de ontwikkeling van een doorgaande leerlijn Creatief Vermogen. Er wordt ditmaal vanuit verschillende invalshoeken gewerkt. Het gaat om de leeropbrengst voor de leerlingen, het herkennen en leren hanteren van competenties en van bouwstenen creatief vermogen door de partners (scholen en culturele instellingen) en het realiseren van duurzame samenwerking in de vorm van een lerend netwerk. Het is de basis voor het ontwikkelen van bouwstenen voor een doorgaande leerlijn creatief vermogen, waarbij de HKU, in de vorm van een Edulab, zich richt op kenniscirculatie, reflectie, deskundigheidsbevordering en het UCK de kennis verspreid en evalueert. Tegelijkertijd wordt er met alle partners gewerkt aan een gezamenlijk begrippenkader en het ontwikkelen van een instrumentarium om de leeropbrengsten beter en explicieter te kunnen duiden. De werkdefinitie van creatief vermogen is de afgelopen jaren binnen Utrechtse creatieve partnerschappen ontstaan en is de basis voor de te ontwikkelen leerlijn.

De werkdefinitie luidt “bij creatief vermogen gaat het erom de houding van de deelnemers zo te beïnvloeden, dat zij zichzelf in leersituaties binnen school en daarbuiten ervaren als creatief en dat zij zichzelf in staat voelen om actief sturing te geven aan hun eigen creatieve bijdragen”.
Het gaat hier onder andere om competenties die de leerling zou moeten verwerven. Het betekent niet dat in het onderwijs, gericht op creatief vermogen, geen kunstvakgebonden vaardigheden verworven hoeven te worden. Naast de essentiële rol van vakgebonden creërende vaardigheden, spelen overstijgende vaardigheden, als presentatievaardigheden, samenwerkingsvaardigheden of kunstdiscipline ook een wezenlijke rol. Competenties voor creativiteitsontwikkeling zijn, zoals in 2012 beschreven door de Organisation for Economic Cooperation and Development, het op nieuwe ideeën laten komen, oplossingen vinden, vragen stellen, kunnen presenteren, alert zijn om kansen te kunnen zien, analytisch denken en het vermogen hebben om nieuwe kennis te verwerven. De ingrediënten van creatief vermogen, die op basis van de praktijk zijn verworven, zijn belevingsoriëntatie, co-eigenaarschap van leerling in proces en product, presentabele afrondende producten, verwerving van sociale/ democratische vaardigheden en creatieve (ontwerp)vaardigheden en een organische mix van actieve en receptieve kunst- en cultuureducatie. De culturele instellingen hebben een duidelijk rol en inbreng in de doorlopende leerlijn, in binnen- en buitenschoolse elementen met de stad als leeromgeving.

Netwerkorganisatie
Het samenwerken op basis van een nog niet uitgekristalliseerd concept Creatief Vermogen betekent voor (veel) betrokkenen een belangrijke verandering. De bouwstenen voor de leerlijn Creatief Vermogen en onderliggende leerprocessen zijn nog volop in ontwikkeling. Het educatief lab en door middel van kennisdeling wordt onderzocht welke werkwijze(n) bijdraagt of bijdragen aan de ontwikkeling van creativiteit. Het is een kwestie van in stappen leren herkennen, hanteren en toepassen van de eerder beschreven competenties. De aanpak is dat er op basis van veertien creatieve partnerschappen drie deellijnen worden ontwikkeld. Daarbinnen worden bouwstenen voor de leerlijn Creatief Vermogen onderscheiden. Op basis van een goede balans en verbinding tussen praktijk en reflectie kunnen naar onze mening de beoogde resultaten worden bereikt. Alle betrokken partnerschappen zijn geclusterd in drie categorieën, die ook weer gekoppeld zijn aan de leeropbrengst en informatie leveren.
In de eerste categorie staan de overdracht van de intrinsieke waarden van een kunstvak of kunstvakken centraal. In de tweede categorie staat de context centraal. Het gaat om een brede benadering, waarbij schoolthema’s, taal, rekenen of andere vakken worden verbonden met kunsteducatie en andersom. De derde en kleinste categorie is talentontwikkeling. Het gaat hier zowel om de brede talentontwikkeling als excellentie.

Deze partners, die onderdeel zijn van genoemde categorieën, zijn met elkaar verbonden in een lerend netwerk. Het lerend netwerk richt zich op training (deskundigheidsbevordering) en verschillende intervisievormen. Daarnaast is er een onderzoek – en ontwikkelingsgroep.
Deze groep denkt samen met de HKU na over ingrediënten en bouwstenen van de leerlijn, leerstijlen, pedagogische invalshoeken en theorieën als Cultuur in de Spiegel. Tot slot wordt op alle opgedane kennis beschreven en geëxpliciteerd, voor de partners zelf en de buitenwereld. Het gaat hier om werkwijzen en gehanteerde methodieken, wat Creatief Vermogen en co-eigenaarschap in de verschillende fasen van een leerlijn is. Op deze manier krijgt de leerlijn stapsgewijs vorm en wordt de inhoudelijke aanpak in de creatieve partnerschappen en het geheel hanteerbaar en overdraagbaar wordt gemaakt. In 2016 is er dan een leerlijn, die door zowel scholen als culturele instellingen ingezet kan worden voor interessant en uitdagend creatief en cultuureducatief onderwijs.

Auteur: Liesbeth van Droffelaar is senior beleidsadviseur Cultuur bij de gemeente Utrecht.

468

Reactie verzenden

Share This