Selecteer een pagina

Leeswijzer: Kunst in de stad en stedelijke cultuur

Algemeen
Als je, zoals de gemeente Amsterdam, in je Structuurplan kiest voor stedelijkheid, dan komt al snel de betekenis van cultuur in zon stad ter tafel. Ik moet dan ook op korte termijn inzichtelijk maken wat wij in ruimtelijke zin met die cultuur aanmoeten, en of dat nou wel zo belangrijk is voor de stad.


Ik dacht dat dit laatste algemeen bekend zou zijn. Stad en cultuur zijn sinds het einde van de 19e eeuw aan elkaar geklonken. De banden tussen cultuur enerzijds en kerk en hof anderzijds verliezen in die periode aan betekenis. Cultuur wordt een domein van de burgerij. Dostojewski merkte dat als een der eersten op, en daarop volgden onder meer de prachtige beschrijvingen van Walter Benjamin (De kleine filosofie van het flaneren), zo blijkt uit diagonale herlezing van deze scribenten.

Dat Amsterdam bij de start van de 21e eeuw cultuurhoofdstad van Nederland is, daarover is weinig discussie. Zeker niet onder jonge kunstenaars, van wie velen naar Amsterdam migreren na hun opleiding elders in het land te hebben genoten. Internationaal bezien behoort Amsterdam echter tot het segment onder de top. De werkelijke talenten zitten in of gaan naar New York. Als je tevreden bent met een leuk, maar in kunstzinnig opzicht marginaal bestaan, dan is het leven in Amsterdam buitengewoon aangenaam. Amsterdam is een centrum voor startende en marginale kunstenaars vanwege de tolerante houding van bewoners en bestuurders tegenover experimentele en marginale kunstvormen. Met die tolerante houding van bestuurders is het overigens vandaag de dag wat minder gunstig gesteld, gezien de ontruimingen van menig kunstenaarsbolwerk, zoals laatstelijk nog de Kalenderpanden in de oostelijke binnenstad.

Volgens recente onderzoeken gaat het in consumptieve termen buitengewoon goed met cultuur in Amsterdam. Alle voorstellingen zijn uitverkocht, podia zijn alleen toegankelijk als je tijdig, soms vele maanden van tevoren, reserveert. Het zijn vooral de beroemde podia met bekende producties (Concertgebouw, Stadsschouwburg, Stopera, Carr) die het goed doen, wat mijns inziens alles te maken heeft met het etaleren van de kunstzinnige smaak van de bevolkingssegmenten met geld. De alternatieve circuits worden toch vooral bezocht door financieel minder draagkrachtigen, zoals de kunstenaars zelf en ontdekkende studenten.

Het hiervoor genoemde ondersteunt de algemene notie dat tijd voorheen besteed aan culturele activiteiten de laatste jaren meer en meer wordt aangewend voor vermaak dan voor kunstzinnige verdieping. De constatering die William Blake rond 1800 deed where any view of money exists, art cannot be carried on lijkt bijna een vuistregel geworden. In een workshop over de relatie tussen stedelijkheid en cultuur, half februari in de Amsterdamse Academie van Bouwkunst, reveleerde politiek-geograaf Gert Jan Dijkink dat de hoge bestedingen in de kunstsector als een consumptieve grauwsluier de artistieke armoede bedekken. De producties zijn prachtig, de stemmen slecht, zijn de woorden van een Zuideuropese operaliefhebber over Amsterdam.

Het gaat gewoon te goed. De tolerante omgeving in Amsterdam, die ook nog eens gepaard gaat met flinke opschoningen in de publieke sfeer, zijn de dood in de pot voor de kunst. Kunst en cultuur zijn gebaat bij tegenstellingen, confrontaties, onverwachte ontmoetingen. Zoals Gyrgy Konrd het uitdrukt: de stad is een plaats van de niet te mechaniseren ontmoetingen, van de bonte mengeling van gezichten en lichamen, van de vele uiteenlopende en onverwachte gewaarwordingen. Echte steden zijn wat Dijkink noemt, condensaties van ruimte en tijd. De geschiedenis heeft in de ruimte en in de tijd haar fysieke vorm gekregen. Voor Amsterdam, eens de hoofdstad van de wereld, is dat dan ook nog eens een internationale geschiedenis van formaat. Daarin verschilt Amsterdam tot in de eeuwigheid van steden als Dordrecht, Rotterdam, Groningen en Maastricht.

Het zijn mooie, begrijpelijke abstracties die ruimtelijke ordenaars als ik in ruimtelijke programmas moeten vertalen. Als je kiest voor stedelijkheid, kies je voor kernen waarop tijd en ruimte kunnen condenseren. Dat zijn niet alleen culturele, maar ook economische en etnische broedplaatsen.
Een combinatie bestaande uit een vitale bezoekerseconomie, een multiculturele stad en een nieuwe economie rond ICT lijkt immers uiterst kansrijk voor de toekomst. Deze gedijen alle drie goed in een dynamische artistieke omgeving.

Auteur: Jos Gadet – gdtmb@hetnet.nl, gdt@dro.amsterdam.nl
Referenties: naar aanleiding van: G. Dijkink & V. Mamadouh, Identity and Legitimacy in the Amsterdam Region. Amsterdam, ME/UvA, 2001 J.van de Ven & J. Gadet, Amsterdam: Stedelijkheid centraal? Essay voor de Visie op Hoofdlijnen Structuurplan 2002. Amsterdam, dienst Ruimtelijke Ordening, 2001
468

Reactie verzenden

Share This