Selecteer een pagina

Leeswijzer: la recherche despace perdu

Marketing

In de zomer kan het veel te warm zijn, hartje winter te guur, maar in de late winter, als de temperaturen rond het vriespunt schommelen en de zon straalt, dan is het ideaal stadswandelweer. Toeristen zijn er nagenoeg niet en je wandelt in de alledaagsheid van de stad. Stadswandelen is een genotvolle onderneming omdat, en mooier dan schrijver Gyrgy Konrd kan ik het natuurlijk niet duiden, de stad een plaats is van niet te mechaniseren ontmoetingen, van de bonte mengeling van gezichten en lichamen, van de vele uiteenlopende en onverwachte gewaarwordingen. Wandelen kan boeiender zijn dan welke film ook, wandelen brengt de mens in contact met allerlei onvoorspelbare gebeurtenissen en feiten. Daarom is de stadswandeling niet te vervangen door het uitstapje naar het bos.

De stadswandelaar voelt zich het lekkerst als hij als anoniem individu vrijwillig aanwezig is op vrij toegankelijke plekken, waar hij naar believen contacten kan aangaan die hij op elk door hem gewenst moment weer kan verbreken. Zo voelden de stadswandelaars Baudelaire (19e eeuw) en Benjamin (begin 20e eeuw) zich, zo voel ik me vandaag de dag op tochten door steden.

Maar kan dat nog lang? Kun je plekken nog wel anoniem en vrijwillig betreden, zijn ze nog wel vrij toegankelijk? Interessant in dit verband is de zoektocht van Maarten Hajer en Arnold Reijndorp naar nieuwe publieke domeinen. Zij leiden ons langs een groot aantal stedelijke plekken verspreid over de wereld. Bijna elke bladzijde tekst in hun boek wordt ondersteund door een paginagrote foto van bevolkte openbare ruimten of publieke domeinen.

Maar ze geven ook schokkende inzichten. Onthullend is dat bezoekersruimten op vliegvelden vanwege veiligheid en vervoersefficintie ontworpen zijn als plekken bedoeld om mensen in een sluimertoestand te brengen, om hen daarna programmatisch te begeleiden tot zij op de plaats van bestemming weer de terminal verlaten. Dit programmatisch begeleiden is ook in musea en binnensteden doorgedrongen.
Nog schokkender is de positieve beoordeling van het New Yorkse park Tomkins Square. Wat aan dat park meteen opvalt, is de grote hoeveelheid hekwerk die het park in verschillende domeinen verdeelt. Verschillende groepen hebben in het kleine park hun eigen plek gevonden. Hondenbezitters zijn te vinden op een omheind zaagselveldje, jongeren spelen in de basketballkooi, kinderen spelen op hun zwaarbetraliede kinderspeelplaats en de anarchos, de gezinnetjes en de yuppen zitten ieder op hun eigen omheinde grasveldje. Een pleidooi voor hekken voor openbaarheid!

Maar goed beveiligde ruimtes hoeven niet per definitie ontoegankelijk te zijn. Zoals de Gemeentebibliotheek van Rotterdam, waar een pasjessysteem juist de hekwerken heeft gesloopt. Je kunt er naar muziek luisteren en boeken lezen en allochtonen lezen er de kranten van thuis. Ouderen en jongeren drinken wat, er zijn expositieruimtes, er wordt schaak gespeeld. Kortom, een veelheid aan activiteiten, een veelsoortigheid van bezoekers, een nieuw publiek domein.

Maar is dit wel zo nieuw? Ja, nieuw in vorm, maar nieuw in sociale betekenis? Zoveel verschilt het openbare karakter van genoemde Rotterdamse bibliotheek niet van de Amsterdamse Pijp. Ook daar maken anderen zichtbaar deel uit van het leven van alledag en worden daarom in hun anders zijn gerespecteerd en bejegend. Een student eet Assyrisch, een Marokkaan haalt sigaretten bij de Hollandse sigarenboer, een Turkse ontwerpt een webpagina bij een academicus die haar de dag daarvoor aansprak in het caf waar ook marktkoopmannen komen.

Ook dit is een weergave van stedelijk leven van alledag in het begin van de 21e eeuw. Zoals Benjamin het leven van alledag zag in de jaren 20 en 30 van de vorige eeuw, zoals Baudelaire dat zag in het midden van de 19e eeuw. Vele postmodernisten noemen dit romantiek, ik noem het de geografie van de menselijke maat. En die maat verandert niet zo snel.

Auteur: Jos Gadet – gdt@dro.amsterdam.nl

468

Reactie verzenden

Share This