De slogans zijn net zo zielloos als die patjepeer onder de Nederlandse steden: Almere.
Waar Groningen nog weg komt met het imago van leuke studentenstad, is Almere een herhaling van de falende Nederlandse stedenbouw, waarvan Lelystad al vroeg een overtuigend bewijs was. Je stampt binnen enkele decennia geen steden uit de grond, simpelweg omdat die ziel ontbreekt. Lees Jane Jacobs er nog maar eens op na!
Deze ziel is veel minder abstract dan we geneigd zijn te denken. Eigenlijk zijn de relevante wetenschappelijke definities van de essentie van steden samen te vatten binnen Jane Jacobs journalistieke opmerking dat steden plekken zijn waar verschillende soorten mensen om verschillende redenen op verschillende momenten aanwezig zijn.
Steden kennen een grote differentiatie in werkgelegenheid, een grote verscheidenheid in vrijetijdsvoorzieningen, een rijk palet aan onderwijsinstituten, een rijke keuze uit culturele attracties en tradities, en niet in de laatste plaats, een gemleerd architectonisch decor. Uit dit kenmerkend stedelijk verschijnsel differentiatie vloeit als vanzelf een tweede karaktertrek van steden voort: sociaal-economische dynamiek. Dynamiek is een permanent historisch stedelijk proces, dat zijn weerslag niet alleen heeft in de bebouwde stad, maar ook in zijn bevolking. Dit proces kan wel doven (zie Brugge), maar niet meer uit zichzelf starten (vergelijk Almere, Lelystad, Zoetermeer)! De oerknal is immers al voorbij.
Differentiatie en dynamiek zijn af te lezen tijdens wandelingen in Londen. Plekken als Canary Warf, Spittal Fields, City, Notting Hill, Harrow on the Hill en ga zo maar door, zijn plekken en bevolkingen in waarneembare transitie. Ze zijn merkbaar tijdens wandelingen in Brussel: slachthuizen in Anderlecht, markten in St. Jans Molenbeek, de Matonge, de Europese wijk. Zij zijn enigszins waar te nemen in Amsterdam (Zuidas, Westergasfabriek, Science Park). Alle steden van betekenis verrassen bij voortduring de genteresseerde wandelaar. De Hongaarse schrijver Konrd schrijft het aanstekelijk: de stad is een plaats van de niet te mechaniseren ontmoetingen, van de bonte mengeling van gezichten en lichamen, van de vele uiteenlopende en onverwachte gewaarwordingen, maar bovenal van de wandelingen, want wandelen kan boeiender zijn dan welke film ook, wandelen brengt de mens in contact met allerlei onvoorspelbare gebeurtenissen en feiten.
De termen Londen, Brussel en Amsterdam roepen bij de global tourist de per metropool varirende ruimtelijke expressie van differentiatie en dynamiek op. De termen in zichzelf zijn de unique selling points. In de Principal Agglomerations of the World, waarin hij steden rangschikt op bevolkingsomvang, doet de Duitse geograaf Brinkhoff niet zo moeilijk over Noordvleugel en netwerkstad, en noemt het gewoon Amsterdam. Hij taxeert de stad daarbij meteen op bijna 2,2 miljoen inwoners, waarmee ze net iets kleiner is dan Manchester, Pittsburgh en Boedapest, maar weer groter dan Frankfurt, Mnchen en Wenen.
Almere is in dit perspectief in het gunstigste geval een suburbaan Amsterdams woonmilieu met een interessante ligging aan het water, wat de Amsterdamse diversiteit vergroot!
Gezamenlijke promotie betekent dan ook de naam van de stad te gebruiken. Dat het Amsterdamse Woningbedrijf zich na de privatisering afficheert als Ymere is een gotspe, om een mooie Amsterdamse uitdrukking te gebruiken.
Samenwerking binnen een agglomeratie is natuurlijk bittere noodzaak. Samenwerking is dan het zoeken naar de comparatieve voordelen van de afzonderlijke delen. Alleen dan is het geheel, de metropool (zoals Amsterdam, Londen, Brussel, Berlijn), mr dan de som van die delen.
Om de Romeinse senator Cato de Oudere te parafraseren: Ceterum censeo Almerinem esse delendam!