Voormalig journalist van Den Haag Vandaag, Ton Planken, begon als n van de eersten een adviesbureau dat cursussen verzorgde ter profilering van publieke figuren. Deze moesten zo goed mogelijk op het publiek overkomen. De inhoud van het publieke debat maakte derhalve plaats voor de uitstraling van de deelnemers aan dat debat. Hoe sterker het imago, hoe irrelevanter de gebezigde woorden. Was Jaap de Hoop Scheffer tien jaar geleden een wat norsige, maar gedegen en eloquente woordvoerder buitenlandse zaken van het CDA, na een cursus la Planken is hij een schutterend maar zelfvoldaan minister.
Nog voor de belevingseconomie als Neue Welle creerde Planken illusies. De illusie van vriendelijke, vrolijke en vertrouwenwekkende personen. Ruziemakende politici bestaan amper nog, want dat past niet bij een poldermodel. Is de illusoire debater daarmee typisch Nederlands? Ik weet het niet, maar vurige verbale en fysieke clashes zoals in Spanje, Japan, zelfs Duitsland en zeker Engeland (Order, order, this House must come to order) komen in Den Haag helaas niet (meer) voor.
Daarmee is het met de beschreven illusie gepaard gaande gebrek aan authentieke hartstocht wl een typisch Nederlands kenmerk. Net zozeer als vermeende hartstocht, of gewoon aanstellerij, een typisch Nederlands verschijnsel is, dat zich diep in de samenleving verankerd heeft. Illustratief is het verschil tussen twee soortgelijke tv-amusementsprogrammas. Op het Belgische net is momenteel elke vrijdag De Notenclub te zien. Daarin nemen twee teams van Vlaamse zangers en zangeressen het tegen elkaar op wat betreft feitenkennis inzake populaire muziek en het zingen van een grote variatie aan liederen. De twee leiders van de teams, steevast de beiden even aandoenlijke Danny Wuyts en Miguel Wiels, pingelen op hun pianooke de gevraagde liedjes en de teamgenoten zingen saamhorig mee. Beide teams willen winnen n met elkaar oprecht plezier maken. Die oprechtheid valt pas op als het Nederlandse equivalent bekeken wordt. Ik hou dat geen drie minuten vol. Een wekelijkse trits van bekende, aanstellerige Nederlanders onder aanvoering van de moeder aller aanstellers Ernst Danil Smit gaat ongegeneerd uit de bol! Volgens Henk Hofland is het de wens van vrijwel elke publieke Nederlander om zich te profileren. Gewoon bekend worden. Niet door eloquentie, maar door kwinkslagen. Maar als iets contraproductief is, dan is dat wel het schouw- of hoorspel van een Nederlandse politicus die zijn eigen pogingen tot retorische prestaties probeert te versieren. Niet doen. Gewoon duidelijkheid met daadkracht is goed genoeg.
Ook op straat is aanstellerij troef. De Dance Parade in Rotterdam, het housefeest Dance Valley in Spaarnwoude, de Amsterdamse Gay Parade: dansen en zoveel mogelijk van jezelf laten zien. NRC Handelsblad schrijft: fysiek zelfvertoon en uiterlijkheden gaan hand in hand de Nederlandse uitgaanscultuur wordt rechtstreeks vormgegeven door MTV en TMF. De sportschool en de tattoo- en piercingshop zijn onmisbaar voor de moderne uitgaansmens. Voor een uitstapje naar de fetisjhoek in de pornowinkel is hij ook allang niet meer te verlegen. Gepierced en beschilderd, in trance door de beats, en uitdagend gekleed lijkt de nieuwe Nederlander onderdeel van een tribale cultuur. De emancipatie van het grote genieten wordt gevierd. Een joint, een breezer of een pilletje alle zintuigen worden verwend, liefst gelijktijdig en bij voorkeur in stadionverband.
Natuurlijk is de publieke sfeer een wat Goffman noemt actors place. Maar dan wel n waarin de verschillende actoren op elkaar reageren, elkaar corrigeren en elkaar vormen. Daar is geen adviesbureau voor nodig, enkel publieke gerichtheid.
Auteur: Jos Gadet – gdt@dro.amsterdam.nl
Referenties: Naar aanleiding van: Goffman, E. (1971), The Presentation of Self in Everyday Life. Penguin Books Ltd.