Selecteer een pagina

Lessen uit het verleden

Het mecenaat als verdienmodel

Algemeen
Het Prins Bernhard Cultuurfonds organiseert in samenwerking met academisch-cultureel centrum SPUI25 een lezingenreeks over het mecenaat. Classici Piet Gerbrandy en David Rijser beten de spits af op 30 maart 2011. In de lezing ‘Het mecenaat: toen en nu’ bespraken zij de licht- en schaduwzijden van het mecenaat in de oudheid en de renaissance. Hoe ontwikkelde zich het vroege mecenaat en wat kan dat ons leren over de mogelijke kansen van het mecenaat in de huidige tijd?

Het mecenaat is zo oud als de weg naar Rome. Dat we er veel aan te danken hebben is onbetwistbaar, zegt Piet Gerbrandy, docent klassiek en middeleeuws Latijn, dichter en poëziecriticus. Maar al in de klassieke oudheid was de relatie tussen opdrachtgevers en kunstenaars allerminst van spanningen gevrijwaard. De driehoek kunstenaarschap, persoonlijke vriendschap en geld was gebaseerd op een precair evenwicht. Dichten werd beschouwd als een roeping, niet als een beroep waarmee je geld verdiende. Toch behoorden beschermde dichters als Pindarus (522 – 443 v. Chr.) en Horatius (65 – 8 v. Chr.) tot de grootverdieners van hun tijd. Over zoiets banaals als geld werd men klaarblijkelijk geacht impliciet te blijven. Het verlies aan vrijheid werd echter wel door de protegés bezongen; (on-)afhankelijkheid was een belangrijk literair thema. En een dankbaar onderwerp, want indirect prezen de dichters daarmee hun opdrachtgevers. Voor mecenassen was genoemd worden in poëzie een beproefd middel om macht en aanzien te vergaren. Hoe vaker je genoemd werd hoe beter. Het was onderdeel van het culturele leven om te laten zien met wie je in contact stond. Naamgever van het mecenaat Gaius Cilnius Maecenas (70 – 8 v. Chr.) bijvoorbeeld, betaalde dichters als Horatius om de lof van zijn vriend Octavianus Augustus (63 v. Chr. – 14 na Chr.) te bezingen. Door op deze wijze propaganda te voeren voor de keizer, verwierf hij invloed en prestige in de hoogste kringen en verzekerde hij zich van eeuwige roem.
 
Kunstvorm in zichzelf
De uitoefening van het mecenaat was in de oudheid en de renaissance meer dan een middel om macht en aanzien te verwerven. Het was een artistieke activiteit, een kunstvorm in zichzelf, schetst universitair docent Latijn David Rijser in zijn betoog. In de Ethica van Aristoteles (384 – 322 v. Chr.) die hij aanhaalt, wordt verhevenheid, grootsheid (megaloprepeia) als grote deugd geprezen. De cultuur van het weldoenerschap is het thema van het gedicht. Deze heeft de oudheid zowel in de Griekse als de Romeinse fase gekend en bestond eruit dat alles van enig prestige dat in de stad plaatsvond (kunsten, religie, publieke werken, etc.), georganiseerd en betaald werd door mensen die zich wilden onderscheiden als bijzondere burgers. Die cultuur van weldoenerschap vormde in de Italiaanse renaissance een bron van inspiratie voor mecenas Cosimo de Medici (1389 – 1464). Als succesvol bankier beschikte hij over een enorm fortuin. Maar winst maken met bankieren werd destijds beschouwd als zondig. Door zijn persoonlijke welvaart om te zetten in publieke werken kwamen hij en zijn familieleden in een goed daglicht te staan. In de context van het invloedrijke katholicisme destijds konden zijn goede werken worden beschouwd als aflaat, waarmee hij kwijtschelding kreeg voor de zondestraffen die hem anders na zijn dood in het vagevuur te wachten zouden staan. Het mecenaat stelde De Medici in staat om zijn machtspositie te legitimeren en de beeldvorming te beïnvloeden. De invloed die hij uitoefende op het ontwerpproces van de kunstwerken waartoe hij opdracht gaf, was extreem groot. Zorgvuldig werd afgewogen welke symboliek ter meerdere eer en glorie van Jezus Christus én de familie De Medici moest worden afgebeeld. Op de achtergrond speelde ook de rivaliteit tussen verschillende vermogende families die in Florence als mecenas optraden, en die elkaar de loef afstaken met omvangrijke opdrachten, een rol. Dit competitieve mecenaat stimuleerde de vindingrijkheid van kunstenaars en opdrachtgevers om met steeds betere producten te komen. Kunstwerken uit de oudheid en de renaissance moeten in het huidig tijdsgewricht niet worden gezien als autonome en individuele creaties, zegt Rijser. Ze waren een expressie van de opdrachtgever en maakten deel uit van een groter geheel; het kunstwerk dat de opdrachtgever van zijn leven maakte met behulp van de kunstenaar. 
 
Modern mecenaat
Sinds de romantiek heerste in de -westerse wereld het idee dat de kunstenaar een vrij en onafhankelijk genie diende te zijn. Niet alleen de opvattingen over kunst veranderden, maar ook de houding van kunstenaars en opdrachtgevers. Er werd steeds meer avant-gardekunst gemaakt, met een ander soort functie: het ter discussie stellen van bestaande structuren, in plaats van het -bevestigen van de status quo. Kunstenaars duldden geen inhoudelijke bemoeienis meer. Opdrachtgevers wilden met moderne kunst hun ‘goede’ smaak etaleren en zich daarmee onder-scheiden van anderen. Het aantal opdracht-gevers nam af ten gunste van de kunstmarkt en het in de 19e eeuw geïntroduceerde kunstbeleid van de overheid dat meer en meer gericht was op het bevorderen van vernieuwing.Kan het mecenaat uitkomst bieden, nu die overheid zich terugtrekt uit de financiering van de kunsten? Zowel Piet Gerbrandy als David Rijser zijn positief over het mecenaat als verdienmodel voor kunstenaars in de huidige tijd. Volgens Gerbrandy is het als een prachtige aanvulling op andere manieren om kunst in stand te houden (zie kader), mits de onafhankelijkheid van de kunstenaar is gewaarborgd en de ondersteuning ten minste voor een aantal jaren verzekerd is. 
 
Het mecenaat ontslaat de overheid echter niet van haar culturele verplichtingen. Kunstsubsidies blijven nodig om diversiteit in de kunsten te garanderen, want de kans dat ontwrichtende en marginale kunst door mecenassen of sponsoren zal worden ondersteund, acht hij gering. Alleen in het geval van kunstsubsidies die worden uitgereikt door onafhankelijke raden zijn kunstenaars niet afhankelijk van de grillen van individuen of private instellingen. Ook Rijser toont zich enthousiast over de mogelijkheden van het mecenaat. Met de betrokkenheid van de mecenas bij de inhoud van een kunstwerk heeft hij aanzienlijk minder moeite dan Gerbrandy. Moderne beschouwers hebben in toenemende mate het gevoel gekregen dat een kunstenaar in opdracht niet eerlijk kan zijn en een oneerlijke kunstenaar niet goed, maar dat is een anachronistische opvatting. Het romantische idee van autonomie van kunstenaar en kunstwerk zit ons in de weg. Het mecenaat is een kunstvorm in zichzelf en kunst wordt juist beter als een opdrachtgever zich met de inhoud van een kunstwerk bemoeit. De vrees van Gerbrandy dat het mecenaat het maken van kritische of vernieuwende kunst zou kunnen belemmeren, deelt hij niet. Op naar een cultuur van weldoenerschap! 
 
Financieringsmogelijkheden
Een samenleving zonder hoogwaardige, vernieuwende, subversieve en de traditie levend houdende kunst kan volgens Piet Gerbrandy geen aanspraak maken op het predicaat beschaving. Maar hoe de kunsten te financieren nu de overheid zich terugtrekt? Gerbrandy ziet zes mogelijkheden, waarbij combinaties denkbaar zijn:
 
1. De kunstenaar is financieel onafhankelijk.
2. De kunstenaar is cultureel ondernemer.
3. De kunstenaar werkt in opdracht.
4. De kunstenaar heeft een sponsor die hem of haar gedurende enige tijd ondersteunt in ruil voor naamsbekendheid.
5. De kunstenaar heeft een mecenas. Voorwaarde voor het ontstaan van mecenaat is dat er een cultureel onderlegde, nieuwsgierige en intellectuele elite is, die zich verantwoordelijk voelt voor het beschavingsniveau van de samenleving en dat de fiscus gunstige voorwaarden schept.
6. De kunstenaar laat zich subsidiëren door overheden. De staat moet garanderen dat er – ook subversieve – kunst gemaakt kan blijven worden. Voorwaarde is dat subsidies worden uitgereikt door onafhankelijke raden van deskundigen. 
 
Het Prins Bernhard Cultuurfonds is expert op het gebied van particulier mecenaat. Al ruim 70 jaar ondersteunt en stimuleert het cultuur en natuurbehoud in Nederland. Al meer dan 25 jaar is het actief als intermediair voor het mecenaat, met onder andere meer dan 260 CultuurFondsen op Naam.  Dit jaar organiseert het Cultuurfonds nog meerdere lezingen over het mecenaat in SPUI25. Kijk voor informatie op  www.cultuurfonds.nl/mecenaatslezingen.
 
Auteur: Tekst: Annemarie Vestering Annemarie Vestering werkt freelance als journalist en tekstschrijver (annemarie.vestering@hetnet.nl).
Referenties:  
468

Reactie verzenden

Share This