Selecteer een pagina

Lille culturele hoofdstad

Geen incident maar instrument

Marketing

Het verhaal van de regio Lille is dat van een phoenix die verschillende malen uit zijn as herrees. De stad, die inmiddels zo’n 1000 jaar op een begerenswaardig knooppunt van handelsroutes ligt, kende regelmatig grote welvaart met grote pieken, maar door oorlogsgeweld of economische crises ook diepe dalen. Lille kreeg, net als de nabijgelegen steden aan de zuidflanken van het Westelijk front, in de Eerste Wereldoorlog zwaar te lijden van bombardementen. Een groot deel van het centrum werd door brand verwoest, maar de stad herstelde zich in rap tempo. Lille werd in minder dan drie jaar herbouwd. Met allure werd die wederopbouw voortgezet: eind jaren twintig worden sloppenwijken afgebroken; de stad kreeg verder een modern station, een haven, een internationaal beursgebouw en een vliegveld.

De crisis van de jaren dertig en de Tweede Wereldoorlog haalden de vaart uit de ontwikkelingen. Vooral de ineenstorting van de textielhandel na 1929 zorgde voor grote armoede. Na een korte opleving na 1945 tekende zich vanaf de late jaren zestig een meer structurele stagnatie af. Kort na 1980 zorgde een nieuwe crisis in de textielindustrie, naast een crisis in de metaalindustrie en het stopzetten van de steenkolenwinning in het hele Departement du Nord voor een enorme neergang. Fabrieken kwamen leeg te staan en bedrijven gingen failliet, met hoge werkloosheid als gevolg. In bepaalde delen van Roubaix lag die in 1999 bijvoorbeeld boven de 30%.

De phoenix herrijst
Vaak is voor ontwikkelingen in Frankrijk het visionaire dirigisme van één persoon doorslaggevend. Voor de herrijzenis van Lille was dat burge­meester Pierre Mauroy. Hij onderkende vroegtijdig de potentie van de regio en predikte in de jaren zeventig en tachtig de wederopstanding van Lille. Aansluitend bij de oudste economische waarde van de regio die van logistiek knoppunt – voorzag Mauray de kansen die de toekomstige kanaal­tunnel met de Eurostarverbinding Parijs-London Lille zou bieden. De daarmee samenhangende keuze voor een focus op logistiek en diensten zou Lille en omgeving er weer bovenop moeten helpen. De tertiaire sector zou dus de plaats van de zware industrie moeten overnemen. De stad werd daarbij aan de hand van vier speerpunten herontwikkeld: bestuurlijke vernieuwing, formering van een eurometropool, stadsvernieuwing en cultuur.

Bestuurlijke vernieuwing
Als onderdeel van een bestuurlijk vernieuwingsproject werden deelgemeenteraden ingesteld, die de aanzet gaven voor herontwikkeling en maatschappelijke binding binnen de wijken. Een decentrale aanpak die regionaal werd toegepast en die te meer opvalt omdat in Frankrijk politiek en bestuur altijd via klassieke centralistische lijnen hun beslag kregen.Een tweede belangrijk bestuurlijk doel werd in 2008 gerealiseerd. Na jaren van voorbereidingen kwam in januari van dat jaar de eurometropool Lille-Kortrijk-Tournai officieel in functie. Een metropool met zowat twee miljoen inwoners, waarvan 1.100.000 Fransen, 600.000 Vlamingen en 300.000 Walen. Een gebied met in het centrum de stedelijke band Lille, Roubaix, Tourcoing, Moeskroen, Kortrijk, en met in de flanken de suburbane steden Ieper en Tournai. Deze metropool werd gecreëerd vanuit de gedachte dat in het grenzenloze Europa nationale staten aan belang inboeten, maar stedelijke en regionale clusters steeds meer de motoren worden van de socio-economische ontwikkelingen.

Stadsontwikkeling en culturele grands travaux
Naast het ontwikkelen van structuren zocht Lille het ook heel concreet in ‘stenen’. Een nieuw stadshart verrees op het knooppunt van de hoge snelheidslijnen naar Brussel, Parijs en London, tussen de stations Gare TGC Lille Europe (geopend in 1994) en het oude Lille Flandres (1869). In 1989 werd Rem Koolhaas aangesteld als supervisor om een nieuw Lille te bouwen rond het TGV-station: Euralille. Het werd een nieuwe futuristische wijk met werk van toparchitecten op het hoogtepunt van hun creatieve kunnen. En het werkte. Euralille werd het in belang derde zakencentrum van Frankrijk, alleen gepasseerd door La Défense in Parijs en La Part-Dieu in Lyon.

Een ander ambitieus ontwikkelingsprogramma met grote uitstraling voor de stad betrof het Palais des Beaux Arts, dat het in grootte tweede museum van Frankrijk onderdak biedt (alleen het Louvre is groter). De renovatie startte in 1991 en werd geleid door het Parijse architectenduo Jean-Marc Ibos (1957) en Mytro Vitart (1955). De totale oppervlakte van het museum werd met 5.000 m2 uitgebreid en bedraagt nu 22.000 m2.
Een ander opvallend project en een duidelijke spin-off van de ontwikkelingen in Lille vormde de opening van het Musée d’Art et d’Industrie in het nabijgelegen Roubaix. Het werd in 2000 geopend in het voormalige gemeentelijke zwembad (gebouwd tussen 1927-1932). Op overtuigen­de wijze toont La Piscine, zoals het liefdevol genoemd wordt, dat een mediocre museale collectie in een verrassende omgeving en met gedurfde architectonische keuzen (van architect Jean-Paul Phillipon die ook Gare d’Orsay in Parijs tot museum verbouwde) tot leven komt. De wijze waarop de neoklassieke beelden van het museum aan de rand van een nieuw ontworpen ondiep waterbassin in de oude zwembadhal zijn opgesteld doet wonderwel recht aan de esthetiek van de sculpturen en is tegelijk een hommage aan de voormalige functie van de ruimte.

Culturele programmering
Lille begreep dat voor werkelijke vitalisering van het stedelijk klimaat een nieuwe infrastructuur en een gedurfd bouwprogramma niet voldoende zouden zijn. Zo kwam een intensieve culturele programmering hoog op de agenda. Cruciaal was de gooi naar het predicaat Culturele Hoofdstad. Met succes, want onder de noemer Lille 2004 was Lille dat jaar het Europese culturele centrum. Lille 2004 bracht in de gehele regio geld- en toeristen­stromen op gang en versnelde de uitvoering van culturele en infrastructurele projecten. Zo ontstonden in en rond de stad de zogenaamde Maisons folies. Hun bijzondere naam ontlenen ze aan hun extravagante en vrije culturele functie, met een knipoog naar de Engelse architectonische follies. De Maisons folies zijn bedoeld als levendige culturele ontmoetingsplekken die gelijktijdig bindend symbool en productiehuis zijn, geworteld en verbonden met de lokale bewoners, en als platforms voor artistieke en culturele producties en experimenten. We bezochten het Maison Folie Wazemmes en ook haar evenknie in Roubaix, La Condition Publique. Die laatste overtuigde het meest door de combinatie van architectuur en functiecombinatie (o.a. muziek en theater, beeldende kunst, ateliers en restaurant). Al gaven de medewerkers ook hier aan dat het lastig is om de directe omgeving daadwerkelijk bij de programmering en manifestaties te betrekken.

Zinderende artistieke ontmoeting
Kunst- en cultuurprogrammering als hefboom voor ontwikkeling dus. De regio Lille bewijst de vitaliserende kracht ervan. Lille lijkt erin geslaagd om het culturele hoofdstad-project meer te laten zijn dan een politiek gedreven cultureel incident. De gedachte van Lille 2004 werd, vooral op initiatief van de nieuwe burgemeester Martine Aubry (sinds 2001), verduurzaamd. Aubry richtte Lille3000 op, met het doel om de paar jaar een grootschalig festival en andere hoogwaardige culturele manifestaties te organiseren zoals Bombaysers (2006, een India-festival) en Europe XXL (2009, over Europa). Ter gelegenheid van Europe XXL renoveerde Lille3000 het voormalige station Lille Saint Saveur, dat zich inmiddels tot een levendig cultuurpodium ontwikkelde.

Een vuurtoren in de stad
Een buitengewoon interessant project dat in Tourcoin werd bezocht is het Atelier Electrique. Een werkatelier van de Parijse architect Pierre Bouchain, die ook voor La Condition Publique in Roubaix tekende. Vanuit een voormalige werkplaats in een van de weinige arbeidersbuurtjes die voor sloop werden behoed, werken Bouchain en zijn team er aan het ontwikkelen van plannen voor l’Union, een vrijwel kaalgeslagen deel van de stad dat door textielfabrieken gedomineerd werd. Een voormalig stookhuis van immense afmetingen moet door culturele herbestemming de trekker van de toekomstige ontwikkeling worden. Atelier Electrique wordt ‘un phare dans l’océan Union’ genoemd, omdat het voormalige bewoners betrekt bij de planvorming en een humane uitstraling in de desolate omgeving heeft. Wat de culturele invulling van de primair te ontwikkelen plekken betreft, streeft men naar aansprekende functies die zowel betekenis hebben voor de (nieuwe)bewoners als traffic van buiten genereren. Dat is nog een lastige zoektocht: bij de plannen voor het voormalige ketelhuis is het toch weer de bekende mantra ‘theater, museum, bibliotheek’ die bij navraag naar de toekomst wordt opgedreund.

Hoeveel cultuur kan een regio (ver)dragen?
Want dat is de grote vraag bij zo’n grootschalige inzet van cultuur in voormalige industriële centra als Noord Frankrijk of het Ruhrgebied: hoe lang kun je doorgaan met de aanjaagfunctie van cultuur? Hoeveel cultuur kan een regio (ver)dragen, betalen en van bezoekers voorzien? In Noord Frankrijk lijkt het einde nog niet in zicht. Later dit jaar opent het geheel vernieuwde LAM (het Musée d’Art Moderne in Villeneuve d’Asq) de deuren, terwijl een steenworp verderop in Lens het Louvre in 2012 een groots filiaal gaat openen. Het is te hopen dat al deze initiatieven zich ook op de lange duur als goede buren zullen blijven verhouden.

Ondertussen blijft ook in Lille de beruchte gap voelbaar en zichtbaar tussen het opgefriste en glanzende stadscentrum en de voorsteden, de banlieu, waar ongeschoolde werkloze immigranten de werkloosheidscijfers opstuwen tot 40% en meer. In de berichtgeving over het nieuwe Lille vormen de banlieues ongemakkelijke voetnoten als er weer eens een periode van autoverbrandingen aanbreekt, het middel waarmee de have nots aandacht claimen voor het feit dat fenomenen als de herrijzenis van Lille niet zonder meer tot een inclusive samenleving leiden. Dat de regio er mede dankzij de versterkte culturele impulsen economisch beter voor staat dan tien jaar geleden kan echter niemand ontkennen.

Auteur: Tekst: Max Meijer Max Meijer is mede-eigenaar van TiMe (Timmer & Meijer), adviseurs voor de culturele sector en de creatieve industrie (max@timeamsterdam.com).

468

Reactie verzenden

Share This