Selecteer een pagina

Met Andere Woorden: digitalisering van cultuur in (inter)nationale context

rubriek: Met Andere Woorden

Algemeen
Onderwerp van deze aflevering van Met Andere Woorden is de digitalisering van cultuur in (inter)nationale context. Gesprekspartners zijn Marius Snyders (30), beleidsmedewerker bij het Nederlandse Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, directie Cultureel Erfgoed, en Debbie Esmans (26), werkzaam bij het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Administratie Cultuur, Cel voor Cultuurbeleid.


Marius Snyders
(e-mail: m.j.m.snyders@minocw.nl)
laatste culturele activiteit
Bezoek aan het Uffizi in Florence.

laatste vrijetijdsactiviteit
Luisteren naar muziek (Ben Harper).

favoriete website
Amazon.com. Ik lees graag recensies van boeken en cds.

welke stad gaat het helemaal maken
Den Haag. Niet omdat ik er zelf woon of werk, maar omdat het een stad is die maatschappelijk gezien goed functioneert en waar op het gebied van cultuur veel te doen is. De terugkeer van het ministerie van OCW vanuit Zoetermeer naar Den Haag zal daar hopelijk verder aan bijdragen.

trend voor de naaste toekomst
Voortzetting van een al ingezette trend, nl. individualisering. Dat is zeker iets om mee rekening te blijven houden bij het vrijetijdsaanbod, de digitale culturele dienstverlening en het beleid in dat kader.

Debbie Esmans
(e-mail: debbie.esmans@wvc.vlaanderen.be)
laatste culturele activiteit
Argosfestival te Brussel.

laatste vrijetijdsactiviteit
Een dagje zee.

favoriete website
Ik heb geen favoriet, maar vermeld wel graag de website van Het Paleis. Deze werd trouwens zopas genomineerd voor de World
Summit Award van de Verenigde Naties (www.hetpaleis.be).

welke stad gaat het helemaal maken
In Vlaanderen zijn Antwerpen en Gent goed bezig: een rijk cultureel aanbod, stadsvernieuwingsprojecten,

trend voor de naaste toekomst
De verder toenemende focus op het entertainmentgehalte, op culturele belevenis.

Er zijn veel initiatieven om kunst en cultuur te digitaliseren en er wordt veel geld genvesteerd in digitalisering. Wat zijn de belangrijkste organisaties in Nederland, in Vlaanderen en in Europa, om dit proces in goede banen te leiden?
Marius Snyders: In Nederland zijn dat voor het erfgoed voornamelijk de instellingen zelf (musea, archieven, bibliotheken). Daar moet het werk gebeuren, daar worden de digitale grondstoffen geproduceerd, en daar wordt uiteindelijk bepaald wat je er als burger wel en niet mee kunt. Er zijn verschillende organisaties die hen daarin ondersteunen, zoals de Vereniging Digitaal Erfgoed Nederland en diverse brancheorganisaties. Ook instituten zoals het Nationaal Archief, Beeld en Geluid en de Koninklijke Bibliotheek bieden veel ondersteuning in de vorm van onderzoek en deskundigheid.
Voor de e-culturele productie zelf ligt dat minder duidelijk. Er zijn in Nederland diverse organisaties en individuen die een belangwekkende rol spelen. Ik noem V2, De Waag, STEIM, maar er zijn er veel meer. Dergelijke organisaties lopen voorop bij het gebruik van nieuwe hardware, software en interfaces. Ze ontwikkelen die ook zelf, met daarnaast nieuwe vormen van creativiteit, zoals elektronische muziek en computeranimatie. Europees is er wel een breed scala aan organisaties en netwerken, die groter zijn en abstracter, en instellingen en experts uit verschillende landen betreffen, maar die bereiken niet gemakkelijk een echte Europese uitstraling en effect.
Debbie Esmans: Digitaliseringsinitiatieven in het culturele veld nemen verschillende vormen aan. Belangrijk in dit verhaal zijn de individuele instelling of vereniging, de kunstenaar of producent van digitale inhoud en de participant. Intermediaire structuren en organisaties helpen de digitaliseringsinitiatieven mee in banen te leiden. Ze brengen diverse actoren samen, stellen expertise ter beschikking, brengen een deelterrein in kaart, detecteren knelpunten of zijn zelf projectleider van een digitaliseringsinitiatief. Voor wat de Vlaamse Gemeenschap betreft denk ik bijvoorbeeld aan de steunpunten Initiatief Beeldende Kunst, Culturele Biografie Vlaanderen, CultuurNet Vlaanderen en het Vlaams Centrum voor Openbare Bibliotheken. Projecten verbonden aan deze organisaties zijn respectievelijk het Digitaal Platform, Erfgoednet en Erfgoedwijzer, de CultuurDatabank en Cultuurwijzer en de Digitale Bibliotheek Vlaanderen.
Ook andere expertisecentra zoals het Maerlantcentrum of het recent opgerichte NV Reproductiefonds Vlaamse Musea vormen een schakel in het verhaal. Toch hebben we in Vlaanderen nog te maken met een gebrek aan een meer overkoepelende sturing en cordinatie op het vlak van digitalisering. Daarmee wil ik niet zeggen dat alles strikt kan of moet gestuurd worden, maar op termijn zou het goed zijn te komen tot een afstemming tussen een gedecentraliseerd netwerk van experts en een centraal cordinatiepunt een kenniscentrum dat de lokale evoluties van de verschillende (sub)sectoren opvolgt, daaruit een aantal algemene lijnen destilleert en de (inter)nationale afspraken en evoluties kan communiceren en vertalen.
MS: Een van de belangrijkste initiatieven in Nederland is het voornemen van de regering om de komende jaren de erfgoedsectoren extra te ondersteunen bij het vergroten van de kwaliteit, de duurzaamheid en de effectiviteit van de voornamelijk publieke investeringen in de digitalisering van erfgoed. Dat houdt bijvoorbeeld in dat digitalisering bijdraagt aan de toegankelijkheid van erfgoedcollecties en -kennis, zinvol gebruik daarvan in het onderwijs en toepassing binnen interactieve leerapplicaties, bij onderzoek, bij beleidsbeslissingen en nieuwe e-culturele activiteit.
Andere belangrijke ontwikkelingen zijn de rol van de openbare bibliotheken en de publieke omroep. Zij ontwikkelen zich gaandeweg tot een belangrijke toegangspoort tot en wegwijzer naar betrouwbare digitale informatie en interactieve breedbandige toepassingen.
Verder bestaan er gebundelde initiatieven, waaronder Cultuurwijzer, het Geheugen van Nederland, het project Woonomgeving en Digitale Pioniers. De laatste, een initiatief van Kennisland, is een mooi voorbeeld van het brede perspectief op e-cultuur in Nederland. Met dat project worden vernieuwende initiatieven van kleine organisaties ondersteund die zich richten op publieke informatie en meningsvorming via internet.

De digitalisering is enerzijds gericht op het bewaren en conserveren, en anderzijds op de ontsluiting van het culturele erfgoed. Hoe kunnen we het (im)materile rendement kwantificeren en waar ligt het zwaartepunt t.a.v. de doelstelling digitalisering in uw optiek?
DE: Bewaring en publieke ontsluiting zijn beide van belang wanneer men als maatschappij waarde hecht aan een collectief geheugen. Dat is niet zomaar in termen van economisch rendement te omschrijven. Je kunt niet om het feit heen dat heel wat van ons cultureel erfgoed op lange termijn bedreigd wordt. Digitalisering vormt n van de pistes om hieraan tegemoet te komen. Veel content wordt daarenboven nu ook gewoon digitaal geproduceerd en daar stelt zich dezelfde problematiek. Publieke ontsluiting biedt daarenboven tal van mogelijkheden op het vlak van educatie, ontspanning, kennisuitwisseling, interactie en wetenschappelijk onderzoek. Het zichtbaar maken van het cultureel erfgoed in het hier en nu, mensen de kans bieden hun eigen verhaal te laten maken, vormde de voorbije jaren een belangrijk uitgangspunt in het te ontwikkelen erfgoedbeleid in Vlaanderen. Publieksparticipatie stond centraal, maar dit mag naar mijn mening niet impliceren dat behoud en beheer verwaarloosd worden. Het lijkt een trend dat de mogelijke beleveniswaarde het begint te halen op de historische waarde en betekenis van het cultureel erfgoed. Dat delicate evenwicht blijft, wat mij betreft, toch een aandachtspunt.
In Vlaanderen zijn op het vlak van bewaring en publieke ontsluiting nog grote beleidsmatige en financile inspanningen nodig. Een fasering en prioritering dringen zich niettemin op.
MS: Zwaartepunt in Nederland ligt voornamelijk op de ontsluiting. Op school, thuis, op het werk en op vakantie doen mensen kennis, ervaring en vaardigheden op die het leven inhoud geven. Op die manier vergaren en onderhouden zij hun persoonlijke en sociale kapitaal. Digitalisering biedt tal van mogelijkheden om de opbrengst van dit kapitaal aanzienlijk te vergroten. Een aardige gedachte is het puur vraaggerichte digitaliseren: iets komt pas beschikbaar als daar een concrete vraag (vanuit wetenschap, onderwijs of individuele toepassing) aan vooraf gaat. Dat vereist echter een just-in-time productiestructuur voor e-culturele producten en hun digitale grondstoffen. Het onderzoeksprogrammavoorstel De digitale productiestraat van NWO richt zich daar bijvoorbeeld op.
Het economische rendement is moeilijk in kaart te brengen. Digitale dienstverlening leidt bij musea en archieven veelal aantoonbaar tot toename van het aantal fysieke bezoekers. Het leidt dus tot economische spin-off, gerelateerd aan de oude economie. Naarmate het digitale aanbod groeit en in kwaliteit verbetert neemt ook het aantal virtuele bezoekers toe. Dat legt de basis voor exploitatie, bijvoorbeeld in de vorm van online transacties of e-commerce. Over een paar jaar zullen bedrijven sneller geneigd zijn om te investeren in wat in beginsel geen private activiteit is, met spin-off in de vorm van investeringsstrategien tussen uitgevers, multimedia, overheden, culturele instellingen en onderwijsorganisaties als mogelijk gevolg.

De digitalisering is vooral op gang gekomen door het succes van internet. Dat ontwikkelt zich voornamelijk op basis van wat het publiek wil afnemen of gebruiken, en wat het bedrijfsleven daarop afstemt. Waarom kan dit proces van digitalisering van cultuur niet aan de markt worden overgelaten?
DE: Om het wat stellingachtig uit te drukken: niet alles van waarde is commercieel interessant. Het blijkt dat marktmechanismen verstorend werken wanneer het bijvoorbeeld gaat om diversiteit en toegankelijkheid. Daar heb je correcties nodig, wat mogelijke synergien tussen de publieke en private sector overigens niet hoeft uit te sluiten.
MS: De overheidstaak vloeit logischerwijs voort uit de zorg die de overheid draagt voor het behoud en beheer van het cultureel erfgoed en de beschikbaarstelling ervan aan het publiek. Om in de terminologie van de econoom Heertje te spreken: geen enkele onderneming in de private sector zal op dit moment het risico willen nemen hierin de noodzakelijke miljoenen te investeren, want geen enkele burger wil er op dit moment al voor betalen. Gedigitaliseerd erfgoed kan dus worden beschouwd als collectief goed: iedereen moet ervan kunnen genieten, niemand kan in principe van de consumptie ervan worden uitgesloten. Het marktmechanisme, gericht op uitsluiting en rivaliserende consumptie, kan dat voorlopig nog niet waarmaken. Het auteursrecht is in deze wel relevant, aangezien dat de exploitatiemogelijkheid voor instellingen kan vergroten. De cultuurpolitieke discussie daarover is nog gaande.

Zowel in Nederland als in Vlaanderen staat cultureel ondernemerschap hoog in het vaandel. Daarbij hoort dat culturele instellingen hun aantrekkingskracht voor het publiek dienen te vergroten. Op welke manier kan digitalisering hieraan bijdragen en zijn er op dat gebied voorbeelden te noemen van good practice?
MS: Digitalisering biedt vele kansen in de erfgoedsector, voor musea, archieven, monumentenzorg en archeologie. Niet alleen de gangbare topstukken uit de collecties, maar ook de vele waardevolle kunstwerken die nu zelden het depot verlaten, kunnen worden ontsloten voor een breder publiek, en dat op tijdstippen en plaatsen naar keuze van dat publiek. Gedigitaliseerde versies van museumobjecten en van archiefdocumenten kunnen op afstand geraadpleegd worden en verrijkt met beschrijvende informatie.
Een goed voorbeeld vormen de virtuele informatiecentra die Naturalis heeft opgezet met enkele andere musea en instellingen, zoals het Wereld Natuur Fonds. Hier kunnen leerlingen en andere genteresseerden online terecht met vragen over natuur(historie), milieu enzovoort.
DE: In Vlaanderen stellen we inzake het digitale luik dat instellingen binnen hun organisatie ontplooien op dit ogenblik geen expliciete richtlijnen of doelstellingen voorop. Er wordt wel gevraagd om in subsidieaanvragen aan te geven hoe de organisatie zich profileert op het vlak van publieksgerichtheid. Daar kan het digitale uiteraard een onderdeel van zijn. Een mooi voorbeeld vormt de website van het jeugdtheater Het Paleis. Recent onderzoek heeft aangetoond dat de site een eigen publiek kent dat niet noodzakelijk participeert aan de eigenlijke theatervoorstellingen, maar elkaar wel kan vinden in een gemeenschappelijke interesse. Deze virtuele bezoekers zijn niet alleen met meer dan de rele bezoekers in de zaal, maar zijn bovendien ruimer geografisch verspreid.

Miverva is een belangrijke organisatie bij het digitaliseren van cultuur in Europa.Voldoet Minerva aan de oorsponkelijk gestelde doelstelling? En werkt deze organisatie samen met profit organisaties bij het ontwikkelen van haar programma?
MS: Minerva wordt door de Europese Commissie (DGIST) gesubsidieerd om concrete ondersteuning en inhoud te geven aan het realiseren van EU actieplan voor digitalisering (Lund). De activiteiten van Minerva worden gevolgd en vastgesteld door de National Representatives Group, zeg maar de stuurgroep voor Lund, waarin alle lidstaten op hoog niveau vertegenwoordigd zijn. Dat betekent dat de aansluiting van de activiteiten van Minerva op de Lund-doelstellingen goed gewaarborgd is en zodanig ook wordt uitgevoerd.
In de verschillende werkgroepen van Minerva zijn direct en indirect private organisaties betrokken. Verder wordt de input in Minerva vanuit verschillende landen samen met profit organisaties georganiseerd. Denk daarbij aan met name softwareontwikkelaars en interfacedesigners.
DE: De Lundprincipes en het lund-actieplan stipuleren het belang van een meer gecordineerde aanpak over de Europese lidstaten heen en bepalen een aantal actieterreinen waarop Europees overleg, expertise-uitwisseling en samenwerking aangewezen is. Dit is onder meer het geval met betrekking tot het detecteren van good practices, het opstellen van nationale inventarissen en de ontwikkeling van benchmarking. Het Minerva-project is op deze verschillende terreinen actief. Tijdens het project komen ook nieuwe subgroepen tot ontwikkeling zoals bijvoorbeeld de werkgroep rond IPR. Er bestaat inderdaad de mogelijkheid om via overeenkomsten samenwerking aan te gaan met industrile partners.

Richt het Benchmarking zich ook hierop? Culturele organisaties weten vaak niet wat hun content waard is.
MS: Het Europese systeem voor benchmarking van digitaliseringsinitiatieven brengt voornamelijk de stand van zaken in kaart van projecten en waar wel en niet aandacht voor is (management, duurzaamheid, samenwerking, doelgroepen). De waarde van de content zelf is daarin niet als zodanig als indicator meegenomen, behalve dat de aandacht voor auteursrecht en perspectief op het hergebruik wel gemeten worden.
DE: De Benchmarking vragenlijst is erop gericht het proces bij de totstandkoming van gedigitaliseerde content in kaart te brengen en te evalueren. Daarbij wordt wel gevraagd naar de mate waarin men de particuliere sector stimuleert om betrokken te worden in het digitaliseringsproces.

Volgens Letty Ranshuysen (publieksonderzoeker) is de vraag hoe de digitalisering aan moet sluiten op de wensen en internetgedrag van het grote publiek nog nauwelijks onderzocht.
MS: Ik deel de opvatting dat vaak nog blind gevaren wordt op de inzichten van projectleiders, zonder dat sprake is van een reel perspectief op publieksgebruik. Meestal wordt er bij evaluaties wel een docent of een lid van de beoogde doelgroep betrokken, maar na afronding heeft daadwerkelijke effectmeting, liefst afrekenbaar, nauwelijks meer de aandacht. Denk verder aan de gewoonte die tot voor kort bestond om klakkeloos collectiedatabases op internet te plaatsen, in de verwachting dat burgers daar wel nuttig gebruik van zouden kunnen maken. Veel initiatieven zijn dus nog sterk aanbodsgericht. Er zijn wel pogingen om daar verandering in brengen of om een meer interactief karakter te geven aan de selectie van culturele bronnen die gedigitaliseerd beschikbaar zouden moeten komen. Een voorbeeld is het Napster initiatief van de Vereniging DIVA (archieven) in Nederland, dat moet leiden tot een peer-to-peer systeem van collecties bij de archieven en de kennis en verzamelingen van particulieren.
De verantwoordelijkheid ligt m.i. in hoofdzaak bij de instellingen zelf. Ik ben ervan overtuigd dat ook zij willen zien dat hun inspanningen uiteindelijk het gewenste effect sorteren.
DE: Het gebruikersperspectief is zeker van tel en het is waar dat er nog weinig bekend is over cultuurparticipatie en internetgebruik en over de snijlijn tussen beide. Je merkt dat er internationaal, maar ook in Vlaanderen actief gezocht wordt naar mogelijkheden om, naast communicatie via digitale toepassingen, mensen ook digitaal te betrekken bij bijvoorbeeld de werking van de instelling of de eigenlijke (kunst)creatie. Feit is dat die afstemming of integratie nog niet optimaal verloopt. Vragenlijsten worden gebruikt om te peilen naar het gebruik van digitale tools, maar ook fora bieden een mogelijke manier om te polsen naar verwachtingen en tevredenheid. Peilen naar de toekomstige verwachtingen van participanten op het vlak van digitale participatie is niet zo evident, lijkt me, vermits de technologie zelf zo snel wijzigt. Maar misschien moeten we ook niet uitgaan van de technologie als zodanig om hierover een beeld te vormen.

Auteur: Menno Heling en Pieter de Nijs
468

Reactie verzenden

Share This