Selecteer een pagina

Met andere woorden: Met een aantrekkelijk programma zoveel mogelijk mensen binnenhalen.

Algemeen

Wim Pijbes. de nieuwe directeur van de Kunsthal, is 38 jaar. Hij studeerde kunstgeschiedenis in Groningen. Zijn afstudeeronderwerp, theaterarchitectuur van na 1945 – theaters gebouwd onder het motto ‘De kunst voor heel het volk’- wees al in de richting die hij in zijn loopbaan zou kiezen: kunst onder de aandacht brengen van een zo breed mogelijk publiek.
Wim Pijbes werkte onder meer bij de afdeling presentatie van de – toenmalige – Rijksdienst Beeldende Kunst. Voordat hij adjunct-directeur werd van de Kunsthal runde hij een eigen cultureel organisatiebureau in Rotterdam. Zijn laatste culturele activiteit was een bezoek aan de Uitmarkt in Rotterdam. Londen is zijn favoriete stad, ‘vanwege de voor mij ideale mix in aanbod van klassieke en moderne kunst.’

Onder Wim van Krimpen bestond er een duidelijke consensus over het artistieke beleid van de Kunsthal en dat zal in de toekomst niet anders zijn. Wij bewegen ons op het snijvlak van kunst en leisure. Maar we zijn wel een cultureel instituut: we organiseren tentoonstellingen op het gebied van kunst.
Onze missie is met een aantrekkelijk programma zoveel mogelijk mensen binnen te halen. Per jaar organiseert de Kunsthal n of twee grote tentoonstellingen waarvoor de marketing al gedaan is, bijvoorbeeld over Escher, Picasso en op dit moment Jezus in de Gouden Eeuw. Eenmanstentoonstellingen dus, want die doen het goed. Verder organiseert de Kunsthal zeker n keer per jaar een tentoonstelling voor kinderen. Waar de Kunsthal zich specifiek in onderscheidt, zijn tentoonstellingen die elders in Nederland niet te zien zijn tentoonstellingen op het gebied van design en fotografie bijvoorbeeld.
Pijbes zelf heeft nog n specifieke ambitie, namelijk relatief snel aandacht besteden aan wat nieuw is. Wij willen gewoon de eerste zijn. Een voorbeeld is de fototentoonstelling van Nobuyoshi Araki. Die brachten wij als eersten in Nederland, vr vr De Appel dat deed.
In 2001 heeft de Kunsthal in het kader van Rotterdam Culturele hoofdstad enkele grote tentoonstellingen gepland, zoals Panorama Rotterdam een tentoonstelling over beroemde Europese kunstenaars als Turner, Signac en Kandinsky, die voor 1940 in Rotterdam hebben gewerkt en een tentoonstelling over Nederlandse realisten van n 1950.

Pijbes zegt desgevraagd niet veel te doen aan marktonderzoek. Wel doet de Kunsthal geregeld publieksonderzoek, hoewel uit die enqutes al jarenlang steevast hetzelfde komt: een gemiddeld bezoekersprofiel van de witte, verdienende, goed opgeleide veertigplusser. Maar dat is de basis. We doen van alles om nieuwe publieksgroepen te bereiken, met name via onze programmering. Een fotograaf als Araki is interessant voor jongeren. Dat geldt trouwens voor fotografie en design in het algemeen. Maar we hebben bewust geen speciale marketingstrategie, gericht op allochtonen of jongeren. Wil je een massa jongeren bereiken, dan moet je naar RTL en dat doen we niet. De gemeente heeft ons verzoek voor een educatief medewerker onlangs helaas afgewezen. Dat is vooral jammer omdat het educatieve beleid van veel instellingen neerkomt op korte termijnwerk. Wat goed functioneert, op het gebied van kunsteducatie, is wat er al jaren in Amsterdam gebeurt met het kunstkijkuur. Een kunstenaar die met een schoolklas naar het museum gaat jongens, zitten, kijken, ik praat, jullie stellen mij vragen. En dat elke week weer. Dat werkt al sinds de jaren vijftig.

De Kunsthal streeft naar een zo groot mogelijke onafhankelijkheid in het beleid. Globaal gesproken komt vijftig procent van het beschikbare budget uit entreegelden. De andere vijftig procent wordt gesubsidieerd door de gemeente Rotterdam. De enige voorwaarde die de gemeente stelt, is dat we aantoonbaar 1% van die 50 % besteden aan kinderen. Specifieke aandacht voor wat het allochtone publiek heet, heeft de Kunsthal niet. De politiek wil feitelijk twee dingen tegelijk. Enerzijds is er een trend naar verzelfstandiging: iedere instelling moet onafhankelijk worden. Anderzijds wil de politiek de kunstwereld normen opleggen. Stel dat er straks een norm komt dat ik 3 procent van mijn budget moet besteden aan allochtonen.
Ik weet cht niet wat een allochtoon is en ik weet ook niet hoe ik moet aantonen dat ik die norm haal. Volgens mij is het hele allochtonendebat dat nu wordt gevoerd n grote spraakverwarring. Wat de Kunsthal betreft, maak ik me overigens niet zoveel zorgen. Wij zijn een van de meest laagdrempelige instituten in de kunstwereld. Maar ik zou me er ernstig tegen verzetten als ik zou moeten staven hoe het met het percentage allochtone Kunsthalbezoekers zit.

De Kunsthal heeft een duidelijk beeld van de herkomst van de bezoekers: tweederde deel daarvan komt van buiten de Rijnmond, en eenderde deel uit Rijnmond of Groot-Rotterdam. Opvallend is het hoge percentage Vlaamse bezoekers, met name uit Antwerpen. Verder komen er weinig internationale bezoekers, met uitzondering van de groep architectuurtoeristen, die komt voor het gebouw van Koolhaas. Rotterdam is nu eenmaal geen topbestemming voor toeristen. De Kunsthal werkt op marketinggebied niet intensief samen met andere Rotterdamse instanties. Wel heeft Rotterdam Marketing nu voor het eerst geld beschikbaar gesteld voor promotieactiviteiten in vooral Duitsland en Belgi. Ik geloof erg in gerichte, individuele marketing. Voor de Jezus-tentoonstelling steken we bijvoorbeeld folders in op de EO-familiedag. Wij werken dus ook niet mee aan initiatieven om te komen tot een collectieve consumentendatabase in Rotterdam. Dat is het zoveelste voorbeeld van wat ik het aanbod-denken van instellingen noem: wij programmeren, en jullie moeten komen, en als jullie niet komen, dan is dat jullie fout. Dat is geen marketing, dat is aanbod-denken en dat leidt tot niets.

Gevraagd naar toekomstige trends noemt Pijbes het vervagen van de grenzen tussen cultuur en leisure. Ook de Kunsthal gaat binnen afzienbare tijd, mede onder druk van de 24-uurseconomie, over tot een wekelijkse avondopenstelling. Maar dat is niets nieuws. Ieder zichzelf respecterend museum van voor de oorlog had een avondopenstelling. Dat de grenzen tussen cultuur en leisure vervagen blijkt ook in de dagelijkse praktijk. Pijbes: Wij zijn volgens mij het enige Nederlandse museum met grote prullenbakken op zaal. Dat hebben we vanaf Escher. Het was namelijk binnen de kortste keren een bende op de zalen. Mensen gingen op hun zondag niet naar het dolfinarium in Harderwijk, maar naar Escher, met krentenbollen in een zakje. Iedereen zat in het auditorium z’n brood op te eten.
Over internet heeft Pijbes een duidelijke mening. Internet is een van de meest overschatte verschijnselen van onze tijd. Ik zie de voordelen van het internet wel, als elektronische databank bijvoorbeeld, of als archief wij gaan ook een elektronisch archief opzetten voor studenten maar in de kunst gaat het volgens mij nog steeds om het daadwerkelijk contact met het kunstwerk.
Een bezoeker, oog in oog met een uniek object. Met internet staat de techniek daartussen.

Auteur: Pieter de Nijs
468

Reactie verzenden

Share This