Selecteer een pagina

Met mond-tot-mond reclame alle culturen aan de cultuur?

Algemeen
Cultuurspreiding was altijd al een lastige opgave. De komst van mensen met een niet-westerse culturele bagage heeft die opgave niet makkelijker gemaakt.


De culturele sector is een spannende sector, omdat men twee moeilijk verenigbare doelstellingen najaagt. Men wil met een moeilijk aanbod een groot publiek bereiken. Om dat aanbod te steunen stellen overheden (subsidie)gelden beschikbaar, die worden verdeeld op advies van de daartoe ingehuurde expertise van cultureel ingewijden. Op landelijk niveau vervult de Raad voor Cultuur die adviserende functie en in de vier grote steden zijn dat onder meer de Amsterdamse Kunstraad en de Rotterdamse Raad voor Kunst en Cultuur (voorheen Rotterdamse Kunst Stichting). Die adviseurs hanteren vooral artistiek-inhoudelijke criteria en veel minder of niet bereikscriteria. Daarnaast willen overheden dat diverse bevolkingsgroepen in gelijke mate de vruchten van het culturele aanbod plukken.

Resultaat boeken op zowel aanbod als bereik was altijd al een moeilijke opgave en meer dan eens werd geconcludeerd dat de cultuurspreiding is mislukt. De komst van mensen van niet-westerse origine maakt de twee doelstellingen van het cultuurbeleid niet makkelijker realiseerbaar, laat staan beter verenigbaar, zeker niet in de grote steden. Hun aanwezigheid stelt de uitgangspunten van het op de westerse culturele canon gente aanbodbeleid ter discussie en roept de vraag op welke cultuur eigenlijk moet worden aangeboden en wat de ter zake doende artistiek-inhoudelijke criteria zijn. Hun afwezigheid in culturele voorzieningen vergroot de afstand tussen vraag en aanbod en roept in een nieuwe gedaante de al oude vraag op hoe die afstand kan worden verkleind.

Leden van de vier grootste etnische minderheidsgroepen voelen zich beduidend minder aangetrokken tot het aanbod in musea en op podia dan autochtonen (tabel 1, waarbij aangetekend dat dit deels, maar zeker niet geheel, het effect is van de onderwijsachterstand van allochtonen). Zij bezoeken ook in kleinere getale populaire cultuur zoals popconcerten (maar ook musical en cabaret). Kennelijk bestaat er niet alleen een afstand tussen allochtonen en cultuur, maar meer algemeen ook tussen allochtonen en dat type uitgaan, ongeacht of het om hoge of lage cultuur gaat.
Zie tabel 1.

De Raad voor Cultuur kraakte enige jaren geleden een harde noot met cultureel Nederland: Ondanks het avant-gardistische, onorthodoxe en open karakter dat de cultuursector zichzelf graag toedicht, stelt de Raad vast dat de reguliere instellingen hun verantwoordelijkheid veelal niet waarmaken als het gaat om de participatie van nieuwe Nederlanders. Nederland is de afgelopen kwart eeuw veranderd, maar de culturele elite in ons land heeft dat onvoldoende willen merken.
Is deze constatering enkele jaren later nog steeds actueel? De mate van aandacht voor culturele diversiteit bij de subsidiedans in de vier grote steden in 2004 biedt een kijkje in de keuken. Daarin is erop gelet of culturele diversiteit een rol speelde in de vooraf geformuleerde criteria van lokale adviescommissies, in de subsidieaanvragen van culturele instellingen, en in de beoordeling van die aanvragen door de adviescommissies. Hoewel de auteurs op dit punt anders concluderen, roept deze inventarisatie toch vooral het beeld op dat culturele diversiteit in de criteria van de lokale adviesraden een weinig prominente rol speelde. Al dan niet omdat men zich daartoe binnen het aldus uitgezette speelveld weinig uitgedaagd voelde, voerden de culturele instellingen in hun subsidieaanvragen de culturele diversiteit niet hoog in het vaandel (tabel 2).
In n van de drie cultuursubsidieaanvragen in de vier grote steden werd diversiteit bij de doelstellingen genoemd. Bij n van de vijf beoordelingen was het oordeel van de lokale adviserende instantie (mede) op afwegingen met betrekking tot culturele diversiteit gebaseerd. Zie tabel 2.

Al met al ontstaat het beeld van een wederzijdse afstand tussen het culturele veld en de Nieuwe Nederlanders. Enerzijds is onder hen de belangstelling voor culturele instellingen kleiner dan onder de autochtone bevolking, anderzijds speelt het thema culturele diversiteit (nog) geen grote rol in de dans om subsidiegelden. Of het lukken zal om alle culturen aan de cultuur te krijgen blijft dus ongewis. Het vergt zowel een grotere belangstelling voor het culturele aanbod bij de Nieuwe Nederlanders alsook een grotere belangstelling voor die Nieuwe Nederlanders bij de culturele instellingen. Die wederzijdse belangstelling behelst deels andere programmering en deels andere communicatie.
Wie werk wil maken van communicatie met allochtone groepen dient zich te orinteren op de voor die groepen specifieke informatiekanalen, waaronder behalve specifieke media ook de oeroude mond-tot-mond reclame. In deze verbaler ingestelde groepen zou het via-via-circuit een grote rol spelen, ook in de negatieve zin van mond-tot-mond doorgegeven anti-reclame (P. Verheggen & F. Spangenberg, Nieuwe Nederlanders, 2001). Een volgende inventarisatie van de betekenis van diversiteit in het culturele veld zou mede tot inzet kunnen hebben om succesvolle vormen van communicatie van culturele instellingen met allochtonen te beschrijven.

Auteur: Andries van den Broek a.van.den.broek@scp.nl Andries van den Broek is hoofd van de onderzoeksgroep Tijd, Media en Cultuur van het Sociaal en Cultureel Planbureau (www.scp.nl). Dat bureau zal op basis van genoemd LAS-onderzoek nog diverse keren publ
468

Reactie verzenden

Share This