Selecteer een pagina

Mode of modus?

Algemeen
Evenementen en festivals hebben op de vrijetijdsmarkt een aanzienlijke positie verworven. Ze blijken bij uitstek op de hedendaagse (vrije)tijdsgeest toegesneden. Zijn evenementen en festivals een tijdelijk succes (mode) of groeien ze uit tot toonaangevend ordeningsprincipe in de vrijetijd (modus)? En wat betekenen ze voor cultuur met hoofdletter C? Zeker is dat Kunst ook tot zn recht kan komen buiten de cerebrale context van museum of concertgebouw.


Om met slecht nieuws te beginnen: evenementen en festivals hebben als nadeel dat ze lastig in getallen te vangen zijn. Dat geldt ook voor genstitutionaliseerde culturele plekken als musea, schouwburgen en concertgebouwen, maar vooral voor minder permanente culturele plekken als evenementen en festivals. Hoeveel evenementen en festivals ons land telt, van hoeveel voorstellingen en andere presentaties het publiek er genieten kan, hoeveel mensen daar op af komen, welke trends daarin te onderscheiden zijn, het zijn alle vragen die met enige mist omgeven zijn. Zijn het er telkens meer, of is alleen de neiging om ze te tellen gegroeid?
Toerisme Recreatie Nederland (TRN), d boekhouder van uitstapjes in ons land, is beducht voor het geven van macrocijfers over het bezoek aan toeristische attracties. Op basis van cijfers van het Nederlands Bureau voor Toerisme (de voorganger van TRN), waagde Caro Consultancy zich wel aan het geven van dergelijke cijfers. Daaruit sprak een gestage groei van het aantal bezoeken aan toeristische attracties, en daarbinnen vooral een sterke groei van het aantal bezoeken aan evenementen.
Hoewel trendcijfers over aantallen evenementen en festivals ontbreken, lijkt het hier veeleer om groei dan om krimp te gaan. De competitieve geldingsdrang van steden in de concurrentie om de aandacht van de consument is hierbij zeker geen remmende factor.

Evenementen en festivals zijn succesvol, want bij uitstek op de huidige (vrije)tijdsgeest toegesneden. Waar het actuele toverwoord vraagsturing de bestuurders van menig institutie hoofdbrekens oplevert, betekent het voor de organisatoren van evenementen en festivals niets nieuws onder de zon. Aan de vraagzijde van de vrijetijdsmarkt staan evenementen en festivals zelfs bijna model voor de hedendaagse vrijetijdsbesteding: op het laatste moment beslissen wel of niet te gaan, ter plekke zelf uit het aanbod kiezen, vermaakt worden, niet zelden met een zekere spektakelwaarde. Tijdssoeverein en vrijblijvend sprokkelen consumenten er hun portie belevenissen bij elkaar.

Evenementen en festivals passen dus naadloos in deze tijd. Zijn ze ook tijdloos? Mogelijk wel. Terugblikkend hebben kermissen en jaarmarkten een langere geschiedenis dan musea en concertpodia. Vooruitkijkend hangt het lot van evenementen en festivals af van de mate waarin ze blijven aansluiten bij de wensen van aanbieders en consumenten op de vrijetijdsmarkt. Die toekomstige wensen laten zich moeilijk met grote precisie voorspellen. Vooralsnog is er echter alle reden om aan te nemen dat de aantallen druk bezette personen toenemen, wat vooral geldt voor tweeverdieners. In hun schaarse vrijetijd hebben zij behoefte aan een flexibel aanbod, om daar naar believen hun vrijetijdsrepertoire uit op te bouwen. Als gezegd voldoen evenementen en festivals aan die vraag.

Wat betekent dit voor het deel van de vrijetijdssector dat zich op cultuur met hoofdletter C toelegt? Dit culturele veld is geruime tijd gedomineerd geweest door presentatievormen in musea en op podia met een laat negentiende-eeuwse burgerlijke signatuur. Dat is niet langer exclusief de maat der dingen, integendeel, het evenement- en festivalmodel heeft ook in museum en concertgebouw opgang gemaakt. Blockbuster tentoonstellingen alsmede festivals in de programmering spelen een rol bij het onder de aandacht brengen van erfgoed en kunsten. De Rotterdamse Kunsthal heeft het karakter van een opeenvolging van evenementen. Ook andere musea, waaronder niet in de laatste plaats het Groninger museum, geven het momentane een plaats naast het monumentale, het evenementele een plaats naast het eeuwige. Het evenement- en festivalmodel kan dus (deels) door het culturele veld worden geadopteerd.
Tot op zekere hoogte is ook het omgekeerde het geval. Weliswaar zijn contemplatie en concentratie vereisende vormen van kunst in een braderieachtige context weinig op hun plaats, maar theater en muziek kunnen ook zeer wel buiten de celebrale context van schouwburg en concertgebouw tot hun recht komen. In zekere zin brengt het die kunstuitingen zelfs terug bij de bron, een lang onderbelicht gebleven aspect van de zogenaamde authentieke uitvoeringspraktijk, die zich vooral op de presentatie (oude instrumenten) en niet op de receptie richtte. Naar aanleiding van de dissertatie van Cas Smithuysen over luisterdwang in de concertzaal (Een verbazende stilte, Amsterdam 2001) organiseerde men in het Groningse Oosterpoort onlangs een reeks klassieke concerten waarbij het publiek een babbeltje kon maken en een pilsje pakken, als ware het een popconcert. In deze periode van smaakonzekerheid en relativering van het culturele canon kan dit drempels slechten, maar ook de discussie over kwaliteitscriteria aanwakkeren.

Auteur: Andries van den Broek Sociaal en Cultureel Planbureau (www.scp.nl) a.van.den.broek@scp.nl
468

Reactie verzenden

Share This