Selecteer een pagina

Moderne flagship musea

Algemeen
Hippe tools voor citymarketing en nieuwe lokvogels voor cultuurtoerisme

Afgelopen zomer bezocht ik de tentoonstelling Museen im 21. Jahrhundert: Ideen, Projekte, Bauten in het hypermoderne BMW-museum in München. Het BMW-museum is één van de 27 musea waar een speciale expositie te zien is. Het gaat om een reizende tentoonstelling van het Art Centre Basel, die van 29 januari tot 30 april 2011 ook in Antwerpen te bezichtigen is. De expositie toont prominente bouwprojecten uit het voorbije decennium die in Europa, Noord-Amerika, Azië en Australië gepland, in uitvoering of al voltooid zijn. De museumprojecten die belicht worden, zijn gerealiseerd door internationaal gerenommeerde architecten en architectenbureaus, zoals Tadao Ando Architect & Associates, Atelier Brückner & ART+COM, Mario Botta, Gehry Partners LLP, Zaha Hadid Architects, Daniel Liebeskind, Jean Nouvel en Renzo Piano. 

Van elk project is een maquette te zien, aangevuld met foto’s, plannen en schetsen. De museumprojecten worden gepresenteerd aan de hand van vier thema´s. Het eerste thema handelt over musea die geïntegreerd zijn in het stedelijke weefsel, om zo de revitalisering van een stadswijk te kunnen bevorderen. Bij het tweede thema ligt de focus op de uitbreiding van bestaande musea, waarbij de oorspronkelijke geest van het gebouw bewaard wordt. Het derde thema onderstreept het belang van de invloed van de architect bij vrijstaande musea, dit in tegenstelling tot de musea die aan bod komen bij het vierde thema, namelijk musea in het landschap die zich aanpassen aan de natuurlijke context waarin zij zich bevinden. Musea worden steeds vaker gezien als een kans om een transformatie van de stad te bevorderen en dus ingezet bij stedelijke revitalisering. Voorbeelden hiervan zijn te vinden in steden als Barcelona, Manchester en Rotterdam (Russo, 2008). Cultuur wordt op die manier een belangrijke component van grote stedelijke projecten. Een belangrijk museum wordt beschouwd als een lokmiddel dat de stad en haar omgeving als cultuurtoeristische bestemming op de kaart kan zetten. Eén van de architecten die wereldwijd ongetwijfeld een enorme bijdrage geleverd heeft aan de nieuwe museum boom van de 21ste eeuw, is Frank Gehry, wiens Guggenheim museum in Bilbao voor vele andere architecten een inspiratiebron is bij het ontwerpen van nieuwe musea, waarbij het gebouw zelf een attractie wordt. 

‘Starchitecture’
Maar het gaat niet enkel om ‘starchitecture’ projecten als het Guggenheim Bilbao, want ook recente Belgische museumprojecten in steden als Antwerpen (MAS-Museum aan de Stroom), Gent (STAM-Stadsmuseum Gent), Leuven (M Museum) en Luik (MAMAC-Musée d’Art Moderne et d’Art Contemporain) kunnen in dit rijtje opgenomen worden. Deze ontwikkeling stemt echter ook tot nadenken. Enerzijds willen steden uitblinken en uniek zijn door het aantrekken van ‘starchitects’ voor hun nieuwe musea, anderzijds spreken zij telkens gelijkaardige of zelfs dezelfde architecten aan, zodat net een stuk van dat ’unieke’ verloren gaat. Komen er daardoor niet overal dezelfde nieuwe musea? Wordt dit niet een ‘global copy-paste story’? In recente wetenschappelijke literatuur is deze museale starchitecture een veelbesproken thema. Smith (2003) constateert dat in de tachtiger en negentiger jaren van vorige eeuw ‘flagship’ projecten voornamelijk gecreëerd werden met het oog op revitalisering van industriële gebieden die de esthetische en architecturale charme missen van historische steden en niet over landmarks of culturele iconen beschikken om hun marketing en promotiebeleid aan op te hangen. 
 
Bedenkingen
In zijn boek Cultuurtoerisme (2007) uit Wil Munsters kritische bedenkingen bij de oprichting van imposante musea als instrument voor citymarketing. Vaak kunnen zulke musea geen vast publiek aantrekken. Na de eerste hype gaan de bezoekerscijfers dalen, waardoor er financiële tekorten bij de exploitatie kunnen ontstaan. Bovendien beschikken de nieuwbouwmusea niet altijd over collecties die een gelijkwaardig charisma hebben als hun spectaculaire architectuur. Munsters verwijst als voorbeeld naar het Guggenheim Museum in New York, met filialen in Venetië, Berlijn, Bilbao en Las Vegas. Hierbij fungeert Guggenheim als ´merknaam´en wordt Bilbao gezien als model voor stedelijke revitalisering door het inzetten van kunst. Bilbao is door deze aanpak geëvolueerd van een grauwe haven- en industriestad tot een internationaal cultuurcentrum dat citytrippers aantrekt. Het opvallende gebouw van het Guggenheim Museum heeft sterk bijgedragen aan de verbetering van het imago van de stad zowel bij toeristen als bij bedrijven. Dit leidde weer tot een stijging van investeringen en bestedingen in de lokale economie. Daartegenover stelt Munsters dat de inhoud van dit type musea vaak ondergeschikt is aan de totaalbelevenis die ontstaat door de combinatie van architectuur, design en kunst. 
Ook Jansen-Verbeke (2008) bespreekt de opvallende moderne architectuur van musea, concertgebouwen en congrescentra die nieuwe iconen en cultuurtempels voor ‘culturele belevenissen’ produceert, waarbij de ‘economie van de verwondering’ de overhand genomen heeft.

Russo (2008) waarschuwt tegelijk dat dergelijke flagship investeringen kunnen leiden tot wereldwijd op elkaar lijkende cityscapes: iconische gebouwen, bruggen en openbare pleinen met een gelijkaardig design, vaak door dezelfde architecten ontworpen, met dezelfde materialen, zodat ze, in plaats van bij te dragen tot de uniciteit van de stedelijke bestemming, eerder meer van hetzelfde zijn. Een fenomeen dat ook wel wordt aangeduid als serial reproduction of serial monotony (Richards en Wilson, 2006).  Dezelfde problematiek werd jongstleden januari onder de loep genomen tijdens een congres georganiseerd door Université Paris 1-Panthéon-Sorbonne en de UNESCO-zetel Cultuur, Toerisme, Ontwikkeling. Een van de constateringen daar was dat musea sinds een dertigtal jaren geëvolueerd zijn van traditionele instituten naar dynamische omgevingen waar iets valt te beleven. Grote musea trekken publieke aandacht door spraakmakende tentoonstellingen en dragen zo bij aan het culturele imago en de economie van de steden waarin ze zich bevinden.

Filialen
Een andere opvallende trend waar tijdens het congres in Parijs naar verwezen werd, is de toenemende globalisering van musea. In hun bijdrage gaven Fabry en Zeghni aan dat musea onder invloed van de globalisering ertoe neigen te internationaliseren door filialen in het buitenland op te richten. In het voetspoor van Guggenheim verkopen Louvre, Tate, Hermitage hun ‘merk’ op de mondiale markt. De filialen van deze grote musea herbergen permanente collecties of organiseren tijdelijke tentoonstellingen of bieden beide aan. Zo zijn de filialen van de Hermitage voornamelijk bestemd voor tijdelijke tentoonstellingen. In zijn bijdrage vertelde Texier over de recente ontwikkelingen in Abu Dhabi, waar sinds 2004 een ambitieus beleid van stadsontwikkeling gevoerd wordt, met de bouw van meerdere musea als één van de speerpunten. Deze zullen het ‘Cultural District’ vormen, het culturele luik van een uitgebreid bouwproject op het Saadiyat eiland, op 1 kilometer van de stad waar zich wolkenkrabbers, grote hotels, stranden en natuurreservaten bevinden. Het ontwerp van de musea is toevertrouwd aan vier belangrijke actoren uit de architecturale wereldscène, allen laureaten van de Pritzker Prijs:  
 
• Het Universele Museum, het Louvre Abu Dhabi, aan de Ateliers Jean Nouvel
• Het Maritiem museum aan Tadao Ando
• Het Guggenheim Abu Dhabi aan Frank Gehry
• Het Nationaal Museum Sheikh Zayed aan Foster+Partners
 
Daarbij komt nog het Performing Arts Center, dat toegewezen werd aan Zaha Hadid. Bij deze mega-structuren is ook nog een complex van 19 paviljoenen voorzien, ontworpen door Gehry, Asymptote Architecture, SOM en Studio Pei-Zhu, waarin een biënnale kan worden ondergebracht. 
 
Platform tussen Oost en West
Het hoofddoel van dit Cultural District Project, dat sinds 2004 door de Tourism Development and Investment Company geleid wordt, is om één van de belangrijkste en de meest prestigieuze concentraties van musea ter wereld te worden, een niet te missen plek voor de moderne cultuurtoerist en een toonbeeld van architecturale hoogstandjes. Het moet een platform worden tussen Oost en West voor Abu Dhabi, op zoek naar cultuur en snakkend naar een eigen geschiedenis (de Verenigde Arabische Emiraten ontstonden immers pas in 1971). Aangezien Abu Dhabi als stad relatief jong is, moet men wel cultuur van elders importeren door de creatie van moderne megamusea in de regio. Met dit cultuurproject voorziet de stad zich van de meest zekere en meest respectabele etalage die er bestaat. De musea dienen om ingeslapen centra te wekken, om verlaten periferiën te regenereren, maar nog meer om grote onroerend goed-projecten te ondersteunen. 
De echte uitdaging bij deze mega museumprojecten ligt in de inpassing ervan in het lokale cultuurbeleid en in de verankering van de buitenlandse filialen in hun omgeving, waarbij ook gedacht wordt aan het lokale publiek en niet enkel aan de cultuurtoerist. Misschien wordt het nieuwe Museum voor Islamitische Kunst van Doha in Quatar al een stap in deze richting. Het is ontworpen door I.M. Pei die zich liet inspireren door de traditionele islamitische bouwkunst uit de hele wereld én door het natuurlijk kader bestaande uit woestijn en water, zon en maan. En wat bij al deze projecten uiteraard nooit het uit oog mag worden verloren is de oorspronkelijke functie van musea als plaatsen van conservering, presentatie, educatie, innovatie en creativiteit. 
Auteur: Katleen Vos is docent Toerisme aan de XIOS Hoge-school Limburg, Hasselt. Voordien werkte zij als consul-tant bij Rambøll Management Consulting (public policies and strategy) en als travel advisor bij IfB-Institut für Bildungsreisen en TUI-Belgium (contracting & sales) (katleen.vos@skynet.be).
Referenties: – Fabry,N. en Zeghni,S. (2011) La stratégie d’internationalisation des musées, bijdrage aan het Colloque international: Nouveaux musées, nouvelles ères urbaines, nouvelles mobilites touristiques, georganiseerd door E.I.R.E.S.T. (Equipe Interdisciplinaire de REcherche Sur le Tourisme) – Université Paris1-Pantheon-Sorbonne, Chaire UNESCO Culture, Tourisme, Developpement, Parijs, 20 en 21 januari 2011

– Jansen-Verbeke, M. (2008) ‘Cultural Landscapes and Tourism Dynamics : Explorative Case studies’. In Jansen-Verbeke,M., Priestley, G. and Russo, A.P., Cultural Resources for Tourism: Patterns, Processes and Policies, Nova Science inc, New York.

– Munsters, W. (2007) Cultuurtoerisme, Garant, Antwerpen-Apeldoorn.

– Richards, G. en Wilson, J. (2006) Developing creativity in tourist experiences: A solution to the serial reproduction of culture? in Tourism Management, vol. 27, nr. 6, pp. 1209-1223.

– Russo, A.P. (2008) ‘Area Regeneration and Tourism Development: Evidence from three European Cities’. In Jansen-Verbeke, M., Priestley, G. and Russo, A.P., Cultural Ressources for Tourism: Patterns, Processes and Policies, Nova Science inc, New York.

– Smith, M. (2003) Issues in Cultural Tourism, Routledge, London.

– Texier, S. (2011) Les musées d’Abu Dhabi : éclectisme, synthèse, syncrétisme, bijdrage aan het Colloque international: Nouveaux musées, nouvelles ères urbaines, nouvelles mobilités touristiques, georganiseerd door E.I.R.E.S.T. (Equipe Interdisciplinaire de REcherche Sur le Tourisme) – Université Paris 1-Pantheon-Sorbonne, Chaire UNESCO Culture, Tourisme, Develloppement, Parijs, 20 en 21 januari 2011.

468

Reactie verzenden

Share This