Selecteer een pagina

Munt-directeur Bernard Foccroulle: Een verlieslatende jongerenwerking? Moet kunnen!

Algemeen
Hoe laat je de jeugd kennismaken met de operawereld? Met die levensgrote uitdaging werd in 1992 in de Brusselse Munt de educatieve dienst opgericht. Na tien jaar kunnen directeur Bernard Foccroulle en zijn ploeg van een groot succes spreken. En cijfer spreekt boekdelen: in tien jaar kwamen meer dan 250.000 kinderen in contact met De Munt, van kleuters tot studenten, in hun klassen en in het Brusselse operagebouw. Ze wonen ateliers bij, bezoeken de werkruimtes, worden op school begeleid bij klasprojecten en wonen voorstellingen-met-inleidende-voordracht bij. Of ze maken zelf een opera. Dat soort langdurige projecten, dat zijn de allermooiste, zegt directeur Bernard Foccroulle.


Foccroulle is trots op het resultaat: Ik weet dat onze educatieve werking verliesgevend is, ondanks de steun van sponsors en overheden, maar je moet de cijfers in perspectief zien: de educatieve dienst slorpt 2% van het totale Munt-budget op. Ze bestaat uit drie voltijds equivalenten en een groep losse medewerkers. Maar ik beschouw haar werking wel als een instrument om een van onze fundamentele doelstellingen te bereiken: opera democratiseren. Dan is de afweging snel gemaakt.
Linda Lovrovic, verantwoordelijk voor de Nederlandstalige projecten: Wij trekken met onze ateliers het hele land door, en naar alle scholen. Zo hebben we nu een project met een beroepsschool waar ze aan decor- en standenbouw doen. Lagere scholen die een eendagsatelier op school vragen, zijn in de meerderheid. Momenteel staan we voor die ateliers een beetje voor een dilemma: geven we de vaste klanten voorrang zij schrijven meestal het eerst in of richten we ons actief op nieuwe scholen? Iedereen krijgt in elk geval de kans de brochure aan te vragen.

Een bekend gevaar van schooluitstapjes is het one-shot-gevoel: kinderen met een culturele bagage kunnen er thuis over praten, andere niet en dan dreigt een averechts effect: Opera is niets voor mij. t Is een andere wereld, een wereld van anderen.
Foccroulle: Dat klopt en daarom is de samenwerking met de leraren cruciaal om echt sporen na te laten. Kennismaken met de wereld van de opera kan niet met sleutel-op-de-deurformules. Zonder actieve voorbereiding n opvolging zijn educatieve projecten een druppel op een hete plaat. Je moet je ook aanpassen aan het publiek: zo laten wij jongeren uit technische scholen kennismaken met onze werkateliers.
Lovrovic: We zijn ons bewust van dat gevaar en we werken eraan, concreet bijvoorbeeld in scholen uit Brusselse probleemwijken. Met 600 lagere schoolkinderen bereiden we vier wereldcreaties voor die in De Munt zullen worden gebracht. Ze mogen bij die gelegenheid hun ouders meebrengen. Je merkt dat opera zeer goed in staat is om taalbarrires te overwinnen. Wij hebben intussen geleerd dat kennisoverdracht op de tweede plaats komt en dat je het best werkt met een ervaringsgerichte aanpak, interactief ook, met themas als eenzaamheid of liefde. Dan blijkt dat die zogezegd ontoegankelijke, saaie wereld ook een wereld is van emoties, en daar zijn jongeren erg gevoelig voor.
Een probleem van veel educatieve diensten in de erfgoedsector is dat ze binnen de organisatie als apart worden beschouwd en niet betrokken zijn bij de rest van de werking. De Munt gaat daarentegen prat op de centrale plaats van de educatieve afdeling.
Lovrovic: We hebben in de loop van tien jaar een grote evolutie doorgemaakt, zowel qua aanbod als wat onze plaats in de instelling betreft. En voorbeeld: op de denkmomenten die wij recent organiseerden met het onderwijs, is de directie aanwezig. Zo leert de hele instelling de vragen kennen die leven in het onderwijs en kan men onze vragen en behoeften meteen in een kader plaatsen.

Je hoort wel eens de doodsklok luiden over de opera. Is dit een tegenzet? Werken jullie aan het publiek van morgen?
Foccroulle: Het effect kunnen wij nog niet meten. In de Angelsaksische wereld zijn ze al veel langer bezig en zie je dat het publiek vernieuwd wordt. Maar ik ben ervan overtuigd dat operahuizen die het jonge publiek niet opzoeken, zichzelf ten dode opschrijven. Nog los daarvan is het onze filosofie dat wij de jongeren als een volwaardig publiek beschouwen.

Reseo
Reseo is sinds 1996 het Europees Netwerk van Educatieve Diensten van Operahuizen. Er maken een dertigtal operahuizen deel van uit, over heel Europa. Zij wisselen vooral ideen en ervaringen uit over de toegankelijkheid van opera. De belangen en de problemen zijn gelijklopend. Reseo-leden komen vooral virtueel samen: op een internetsite en een werkforum waar wordt gechat en bruikbare documenten worden gepost. Leden kunnen zich inschrijven voor vier werkgroepen:
de database met jongerenoperas, didactische methodieken, waarom opera-educatie? en artiestenbehoeften in opera-educatie. De Munt behartigt het secretariaat en de Europese Commissie subsidieert Reseo binnen het project Cultuur 2000.

Auteur: Patrick de Rynck l.lovrovic@demunt.be www.demunt.be www. reseo.org
468

Reactie verzenden

Share This