Selecteer een pagina

Musea als media

Algemeen
Een van de specials op PICNIC 08 was een symposium over het Open Museum. Een opvallend onderwerp voor PICNIC, waar het steeds wemelt van – vaak jonge media- en broadcastingexperts van alle rangen en standen, maar waar vertegenwoordigers van de cultuursector altijd opvallen omdat ze er niet zijn. Alsof de ontwikkelingen op het gebied van nieuwe media en het internet geheel aan de deze sector voorbijgaan. En dat terwijl steeds duidelijker wordt dat een jonger publiek traditioneel opererende cultuurinstellingen massaal de rug toekeert, omdat het nu eenmaal gewend is geraakt aan werkelijke communicatie in plaats van eenrichtingverkeer, aan een aanbod on demand in plaats van een aanbod on offer, en aan actieve participatie in plaats van passieve consumptie.


Niemand hoeft te verwachten dat museumcuratoren, theater- en muziekprogrammeurs en bibliothecarissen nu opeens actief gaan worden op YouTube, Flickr en Hyves, maar een bezoek aan PICNIC zou een verplicht onderdeel moeten zijn van hun programma. De organisatie van de Open Museum special lag in handen van een groep jonge enthousiastelingen, die onder de noemer N8 al langer bezig is om met name jongeren op een eigentijdse manier de weg naar de musea te wijzen. Stichting N8 organiseert al een jaar of wat de Museumnacht in Amsterdam. Daarnaast houdt ze zich bezig met projecten die de gezamenlijke bekendheid van de Amsterdamse musea bevorderen. Zo organiseert zij driemaal per jaar een nachtsalon, een avond uit in steeds een ander Amsterdams museum, en introduceerde ze in 2007 nachtgeluiden: podcasts als alternatieve audioguides voor de Amsterdamse musea. Het lag dus voor de hand dat de organisatie van PICNIC N8 vroeg om Open Museum te organiseren. [zie verderop in deze rubriek]

Met negen sprekers en een totale duur van bijna zes uur was dit overigens meer een marathonzitting dan een symposium. Keynote speaker was de Australir Sebastian Chan (Manager Web Services Digital Multimedia bij het Powerhouse Museum in Sidney) die ook sprak op het meer recente congres van de Museumvereniging in Groningen. Andere sprekers waren Michiel van Iersel (cultureel adviseur LAgroup), Fiona Romeo (National Maritime Museum Londen), Paul Keller (Kennisland), Dick van Dijk (Waag), Yme Bosma (Hyves), Jelmer Boomsma (Grrr) en Nalden (nalden.net). Ieder van hen ging, vanuit eigen expertise, in op de invloed van nieuwe media op musea en op de mogelijke invloed die musea kunnen hebben op nieuwe media.

Michiel van Iersel belichtte de historie van musea en de manier waarop die pogen hun deuren voor een steeds groter publiek open te stellen. In zijn verhaal doken enkele interessante initiatieven op, die erop gericht zijn om kunst onder de aandacht te brengen van het publiek buiten de muren van de musea. Voorbeelden zijn de dependance van het Rijksmuseum op Schiphol en commercials binnen de musea (de Hema in het Rijksmuseum). In het Boymans werd al eerder gexperimenteerd met museumradiozenders. En er zijn tegenwoordig zelfs musea aanwezig op Second Life, zoals de Staatliche Kunstsammlungen Dresden. Andere musea werken samen met Google, zoals het United States Holocaust Memorial Museum, dat informatie toont via Google Earth. Van Iersel wierp aan het eind van zijn betoog nog een interessante vraag op: kunnen musea media kunnen worden en kunnen de media het museum helpen online te gaan?

Uit de bijdragen van de verschillende sprekers kwam naar voren dat musea en andere erfgoedinstellingen veel meer kunnen doen om een divers publiek te interesseren voor hun activiteiten dan nu gebeurt. Jelmer Boomsma illustreerde dat in zijn bijdrage aan de hand van de veranderde tactiek van N8 om een jonger publiek te trekken. Want dat lukte tot nu toe nog niet goed, ondanks de klaarblijkelijke populariteit van de Museumnacht. Die telde in 2005 26.000 bezoekers, waarvan 94% aangaf zeer tevreden te zijn. De gemiddelde leeftijd lag echter op 37 jaar. N8 meende daar iets aan te moeten doen en organiseerde voor 2006 en 2007 een online campagne, waarbij ze het publiek de kans en de middelen gaven om ambassadeur te worden voor de nacht. Ze zetten een wedstrijd op om campagnemateriaal te ontwerpen en gaven het publiek de mogelijkheid zn eigen programma samen te stellen en dat te delen met vrienden, en zelfs om een eigen audiotour in elkaar te zetten. Ze probeerden eerst de aandacht van jongeren op deze activiteiten te vestigen met een banner ad op Hyves iets wat faliekant mislukte: ondanks 160.000 page impressions genereerde de ad slechts 80 clicks. Ze zetten daarom een heuse Hyves Group op om tweerichtingsverkeer mogelijk te maken. Dat leverde betere resultaten op. In 2006 kwam nog slechts 2% van hun hits via Hyves, maar in 2007 liep dat op tot 8%, met 20% bezoekers in de leeftijd van 16-24. Mogelijk loopt dat percentage dit jaar opnieuw op, maar zeker is aldus Jelmer dat het handiger is om gebruik te maken van een bestaande community die zichzelf heeft bewezen, dan een eigen community op te willen zetten.

Sebastian Chan gaf van mogelijke nieuw te ontwikkelen activiteiten voor musea een navolgenswaardig voorbeeldig. Het Powerhouse Museum waar hij werkt, is een van de voorlopers op het gebied van Museum 2.0. Chan liet aan de hand van voorbeelden van de website van het museum zien wat dat in de praktijk betekent. Zo is het Powerhouse Museum actief in het project Flickr Commons. Het zet daar niet alleen fotos uit de eigen collectie op, maar ook fotos van locaties (gebouwen, straten, wijken), die voorkomen op historische fotos uit die collectie. Bezoekers krijgen zo de mogelijkheid meer informatie te verschaffen over deze locaties. Het museum spoort bezoekers ook aan tot actieve participatie, bijvoorbeeld door bij fotos vragen te stellen (help us find this location). Verder kan het publiek tags toevoegen, of (onder de noemer can you match this image?) zelf fotos op de site plaatsen die de huidige situatie op de betreffende locatie weergeven. Deze vorm van co-creatie (image matching) leidt tot grotere betrokkenheid van mensen bij het museum. Bovendien valt nu gemakkelijk na te gaan wat de meest populaire zoektermen zijn en daarmee krijgt het museum meer informatie over de collectie. Chan is ervan overtuigd dat deze vorm van publieksparticipatie bij het museum leidt tot meer betrokkenheid. Uiteindelijk bouw je aan een ware community. Hij bepleit ook een grotere toegankelijkheid en de onderlinge uitwisseling van diverse collecties met dwarsverbanden. Via de website is het Powerhouse Museum en de museumcollectie 24 uur per dag en 7 dagen per week wereldwijd bereikbaar. Het museum is zo uitgegroeid tot een waar museum without walls. Chan begon zijn verhaal overigens met de vraag wie van de circa 80 aanwezigen werkzaam was in een museum. Het resultaat was schamel: vijf vingers. We moeten er maar op hopen dat deze vijf pioniers geen roependen in de (museum)woestijn zullen blijven. Maar wellicht was deze lage opkomst mede te wijten aan het optreden van Chan op het congres van de Museumvereniging in Groningen ruim een week later. [zie daarover meer in het kader hieronder]

Auteur: Pieter de Nijs redactie@mmnieuws
468

Reactie verzenden

Share This