Selecteer een pagina

Naar een fonds voor immateriële steun

Fondsenwerving
De (Rijks)overheid is doende cultuur terug te geven aan de samenleving. Maar wil de samenleving cultuur eigenlijk wel terug? Of beter: heeft de culturele sector wel voldoende oog voor het matig gevulde immateriële fonds van publieke steun en goodwill? In het cultuurbeleid heerst nog het eerste kabinet Rutte. Dat streefde ernaar cultuur terug te geven aan de samenleving, door flink op cultuursubsidies te bezuinigen. Het is inmiddels  wel duidelijk dat de samenleving cultuur niet in hetzelfde tempo terugneemt als ze het van de overheid terugkrijgt. Particuliere giften geven ten gene dele een groei te zien die de krimp van subsidies compenseert.

Dat was op korte

termijn ook niet te verwachten, en is op lange
termijn slechts te realiseren door een klimaat
van vragen en geven te stimuleren en door er
zorg voor te dragen dat de culturele sector kan
bogen op brede steun onder de bevolking en
(daarmee) onder haar vertegenwoordigers. Via
dat laatste zou op termijn ook weer een andere
(cultuur)politieke wind kunnen gaan waaien.
Dat vergt van het culturele veld dat het een
goede verstandhouding tot het publiek opbouwt
en onderhoudt. Een hautaine houding, waarin
men de eigen voortreffelijkheid als de maat
der dingen neemt, lijkt daartoe niet de meest
geëigende weg. Die houding kan het culturele
veld zich niet permitteren, maar ligt wel op de
loer.
Kamerlid gefileerd
Onzin? Ouderwetse praat? Niet op zondag 1
september jongstleden tijdens het jaarlijkse
Paradiso-debat van Kunsten ’92. Wat gebeurde
er? Mona Keijzer, cultuurwoordvoerster in de Tweede Kamer voor het CDA, maakte de
aanwezigen deelgenoot van haar persoonlijke
ervaringen tijdens een recent bezoek aan het
Rijksmuseum. Welke haar ervaringen precies
waren en hoe ze die verwoordde doet hier
minder ter zake dan de voelbare weerzin
waarmee de zaal vol met vertegenwoordigers
van de culturele sector haar aanhoorde en
de neerbuigende toon waarop men haar
interventie bij de borrel fileerde. Met een biertje
in de hand enige participerende observatie
plegend, werd me zonneklaar dat Keijzer zich in
hun ogen danig had geblameerd. Het relaas van
haar belevenissen vertoonde wellicht inderdaad
weinig sporen van grote reflectie, maar dat gold
in minstens gelijke mate voor de reacties uit de
culturele sector.
Nu zal het wel zo zijn dat men bij de borrel
wat minder nuances aanbrengt dan wanneer
men in formeler verband het gesprek met
volksvertegenwoordigers aangaat. Toch klinkt
in borrelpraat wellicht helderder dan in formele
bewoordingen door welke grondhouding men
heeft. Dat was in dit geval een grondhouding
die de culturele sector zich minder dan ooit
kan permitteren: de eigen voortreffelijkheid
als maat der dingen nemen en degenen die die
voortreffelijkheid niet op juiste waarde weet
te schatten een onwaardige (gespreks)partner
vinden.
Een soortgelijk tafereel ontrolde zich eerder
dit jaar op een door de Boekmanstichting
georganiseerde middag. Een medewerker van
de Teldersstichting werd door een vertegenwoordigster
van het culturele veld ‘gewogen’, te
licht bevonden en weggezet als een ongeschikte
gesprekspartner om mee over cultuurpolitiek
van gedachten te wisselen. Dat is in haar visie blijkbaar alleen aan ingewijden voorbehouden.
Nu de overheid cultuur aan de samenleving
teruggeeft en die samenleving cultuur niet met
grote graagte en vanzelfsprekendheid omarmt
en opneemt, is het koesteren en uitbouwen
van publieke steun van levensbelang voor
de culturele sector. Daarbij past een andere
grondhouding dan die hierboven geschetst. De
situatie is ernstig genoeg: private giften aan
cultuur nemen eerder af dan toe. De organisatie
Publiek – die zich de eerste, echte en enige
belangenvereniging van het culturele publiek in
Nederland noemde — is al weer een stille dood
gestorven. Enerzijds bleek het ledenconcept
niet te werken, anderzijds was er onenigheid
over de doelstellingen ervan. De ene helft van
de leden zag er een actiegroep ter bescherming
van de culturele sector in, de andere helft
een middel tot hervorming van die culturele
sector zelf. Hoe het ook zij, de sector doet er
goed aan stagnerende giften en doodgeboren
publieksmobilisatie niet met hoogmoed maar
met deemoed te bezien, en zich ernstig te
bekommeren om het maar matig gevulde fonds
voor immateriële publieke steun.

Auteur: Andries van den Broek werkt bij het Sociaal en Cultureel Planbureau en houdt zich daar bezig met (vrije)- tijdsbesteding en culturele interesse van de Nederlandse bevolking (a.van.den.broek@scp.nl).

468

Reactie verzenden

Share This