Selecteer een pagina

Naar een nieuwe homo musealis

Algemeen
Een kat in het nauw maakt rare sprongen. En in het nauw zat het Nationaal Glasmuseum in de eerste jaren van het afgelopen decennium zeker. Toen de Leerdamse glasfabriek eind 2000 aankondigde de steun aan het museum in te trekken werd het laatste dunne kussentje onder het slaperige bestaan van het museum weggeslagen. De kat viel van het dak en dat hij op zijn pootjes zou landen was zeer onzeker. Het museumbestuur begreep dat hier niet alleen een tijdelijk geldprobleem speelde, maar dat het museum in een existentiële crisis terecht gekomen was. Het museum werd wakker in een nieuwe realiteit en stelde zich de vraag wat haar bestaansrecht nu echt was. Wat haar relevantie was. De toegevoegde waarde… Eigenlijk dezelfde vragen die veel culturele instellingen zich op dit moment stellen.

Voor het glasmuseum was duidelijk dat de verloren zekerheden nooit terug zouden keren en ook nu begint het bij veel instellingen te dagen dat de jongste veranderingen blijvend en ingrijpend zullen zijn. Het Nationaal Glasmuseum onderging deze crisis tien jaar eerder. Sinds 2001 is er onbegrijpelijk veel gebeurd en het glasmuseum staat er beter voor dan ooit. De organisatie is gegroeid van 4 betaalde medewerkers naar 20; van één vrijwilliger naar 150 en van 14.000 bezoekers naar meer dan 90.000. De omzet is vernegenvoudigd. Daarbij is de jaarbegroting voor minder dan 15% gebaseerd op structurele overheidssubsidies.
Dit alles is het gevolg van de simpele vraag die het museum zich stelde: ‘waartoe dienen wij?’ ‘Wat voor toegevoegde waardes kunnen wij bieden?’ In een museum zijn dat altijd inhoudelijke waardes: artistiek, historisch of wat dan ook. Maar uiteindelijk zijn ook inhoudelijke waardes zaken waar mensen en instellingen voor willen betalen of er op andere manieren aan bij willen dragen.

Zoeken naar functionele waarheden
In de eerste jaren van de nieuwe eeuw tekende zich steeds sterker af dat ons leven ingrijpend aan het veranderen is. De informatiesamenleving zorgt er niet alleen voor dat kennis en informatie overvloedig aanwezig is. Belangrijker is dat we die zaken niet meer allemaal in onze hoofden hoeven mee te dragen. Toegang tot kennis is belangrijker geworden dan het individuele memoreren. En zoeken en vinden zijn belangrijker dan structureren. Structuren en betekenissen zijn daardoor tijdelijker geworden. We zijn minder op zoek naar universele waarheden en meer op zoek naar functionele waarheden ofwel werkbare betekenissen. Informatie werd een commodity. De ingrijpende gevolgen voor onze cultuur zijn scherp onder woorden gebracht door Alessandro Barrico in het boek De Barbaren. Al in 2001 beschreef de Tilburgse hoogleraar Paul Frissen de gevolgen voor instituties. Hij betoogde dat organisatiepatronen steeds meer een netwerkkarakter krijgen en dat, dat grote gevolgen zou hebben voor de positie en de autoriteit van instituties.

Een open denkmodel
Het glasmuseum concludeerde hieruit in 2004 dat het zich tot een nieuw type kenniscentrum moest ontwikkelen; een plek waar alle kennis over glas wordt opgeslagen en op zo’n wijze toegankelijk gemaakt dat die databases voortdurend gebruikt kunnen worden voor nieuwe interpretaties, nieuwe betekenissen en nieuwe meningen. Want alleen zo zou het museum de flexibiliteit krijgen om voortdurend mee te kunnen bewegen met een fluïde samenleving. Niet de vermeende onveranderlijkheid van de geschiedenis staat nog centraal in het glasmuseum, maar de telkens veranderende interpretatie van de primaire bronnen. Zo waar, een heuse paradigmawisseling. In de jaren 2004-2006 heeft het glasmuseum de hele collectie, inclusief een grote verzameling tekeningen en foto’s gedigitaliseerd en al in het voorjaar van 2006 integraal op het web gepubliceerd. Vanaf dat moment is de online database intensief gebruikt. De tweede etappe op weg naar een volwaardig kenniscentrum is in het voorjaar van 2010 afgesloten met de publicatie van een geheel vernieuwde website. Waar de meeste museale websites specialistische voorkennis vragen om effectief te kunnen zoeken en vinden, werkt de nieuwe site van het glasmuseum intuïtief. De tienduizenden handmatig aangebrachte relaties laten de bezoeker moeiteloos door de collectiedatabase surfen.

In de database zijn ‘harde’ relaties gelegd tussen bijvoorbeeld een vaas van Andries Copier en de originele werktekening van die vaas. Daarnaast zijn er ‘zachte’ relaties aangebracht waarbij de keuze voor het éne object de suggestie voor een ander oproept. Met behulp van iPod’s is de online database ook beschikbaar voor bezoekers in het recent heropende museum. Enkele honderden voorwerpen zijn ontsloten door middel van een multimediatour waarbij ieder object van meerdere ‘perspectieven’ is voorzien. Dat betekent dat je van ieder uitgelicht object te horen of te zien krijgt wat de bedoeling van de maker was, wat het betekende voor de fabrieksdirecteur, hoe de verzamelaar er over denkt en wat de mening was van de opdrachtgever. De keuzes van de bezoeker voor bepaalde objecten en fragmenten stuurt de suggesties die de iPod doet voor nieuw te bekijken voorwerpen. Iedere bezoeker krijgt hierdoor zijn eigen rondleiding. Een rondleiding die gaandeweg het bezoek steeds beter afgestemd wordt op de bezoeker. Het apparaat leert persoonlijke voorkeuren kennen, in plaats van de bezoeker die de voorkeuren van het museum leert kennen. En dat is wat het museum bedoelt met de overgang van een ‘gesloten denkmodel’ met voorgeprogrammeerde zekerheden naar een ‘open denkmodel’ waarin het toeval en de smaak en interesses van bezoekers leidend zijn.

Kennis delen
Vanaf het voorjaar van 2011 start de derde en misschien wel meest ambitieuze fase in de ontwikkeling van het museale kenniscentrum. In het zogenoemde Copier Research Project wil het museum wetenschappers, liefhebbers en verzamelaars digitaal en fysiek samen laten werken aan de bestudering van collecties en archieven. Het museum heeft niets minder dan de ambitie om de gesloten studeerkamer open te breken; om uiteenlopende mensen samen te laten werken aan wetenschappelijk onderzoek, en dat voor het oog van de wereld. Zoals restauratoren geleerd hebben dat zij hun geheime methoden en behandelingen moeten delen met collega’s om professioneel verder te komen, zo zal de informatiesamenleving uiteindelijk ook het kunsthistorisch onderzoek diepgaand veranderen. Het zal heel geleidelijk gaan maar uiteindelijk brengt dit een ander soort kunsthistoricus met zich mee: een nieuwe ‘Homo Musealis’, die gericht is op voortdurend blijven leren in plaats van doceren; op delen in plaats van voor zichzelf houden; op twijfel in plaats van autoriteit en op tijdelijke inzichten in plaats van het finale antwoord.

Auteur: Tekst: Arnoud Odding Arnoud Odding studeerde museologie aan de Reinwardt Academie en kunstgeschiedenis aan de Rijksuniversiteit Leiden. Vanaf 1990 adviseert hij musea en organiseert hij grote tentoonstellingen vanuit zijn adviesbureau O dubbel d (www.odd.nl). (directie@stichtingglas.nl).
468

Reactie verzenden

Share This