De erfgoedexpert kan de waarheid als historicus niet fixeren, maar hij kan wel de mensen leren te navigeren met het verleden. Dat beschouwt Pascal Gielen als een van de belangrijkste opdrachten voor de erfgoedsector: zorg voor goede navigatietools. Het is ook een kwestie van ethiek. Wie het verleden ontsluit is bezig met politiek. De erfgoedsector moet zich daar meer bewust van zijn, zegt de Antwerpse en Groningse professor cultuursociologie.
Pascal Gielen bestrijkt een breed terrein, letterlijk en figuurlijk. Zijn onderzoeksveld omvat studies naar de omgang met cultureel erfgoed in Vlaanderen, boeken over globalisering in de kunsten en erfgoed, de creatieve industrie en het postfordisme. Recentelijk leverde hij essays af over creativiteit en een boek over autonomie in het onderwijs en de kunsten. Maar hij legt ook heel wat echte kilometers af, want hij is doceert kunstsociologie aan de Rijksuniversiteit Groningen en leidt sinds kort het Antwerp Research Institute for the Arts aan de Universiteit Antwerpen, waar Gielen ook woont. Niet verwonderlijk dus dat hij zijn verhaal begint met een windroos.
De vraag was hoe de erfgoedsector zich staande houdt in de veranderde wereld (globalisering en fragmentarisering) en hoe de opdracht van het rijk om verbindingen aan te gaan met ruimtelijke opgaven als Deltawerken, duurzaamheid en herbestemming opgepakt kan worden. Kortom waar staat de sector en welke richting gaat zij uit?
Windroos
Op een velletje zet Gielen twee assen uit, onderwijl verwijzend naar de Franse historicus en filosoof Michel de Certeau. De verticale loopt van Plaats (N) naar Ruimte (Z), de horizontale van Strategie (W) naar Tactiek (O). Een plaats is vast of gefixeerd, een ruimte is veranderlijk en maak je in grote mate zelf. Een strategie wordt voor een langere termijn vastgelegd vanuit ‘machtscentra’ zoals overheden, universiteiten of musea terwijl deze tactisch kan worden gebruikt of toegeëigend door burgers en participanten.
Grofweg zijn we als samenleving verhuisd van het noordwestelijke kwadraat naar het zuidoostelijke. Van gefixeerde plaats en door instituties met autoriteit uitgestippelde strategie (de eerste zaal van elk museum van Beaux Arts begint gewoon met de vijftiende eeuw) zijn we via het postmoderne model (strategisch gebouwd museum zonder vast parcours) in een polyvalente ruimte beland.
“Wij leven geheel in de kwadrant rechtsonder”, zegt Gielen. “Onze smartphone heeft ons gedrag op straat definitief veranderd. Wij gebruiken de ruimte naar eigen goeddunken en ‘laden’ hem met betekenis. Zo ook hebben we een flexibelere omgang met erfgoed gekregen. De erfgoedsector kan zich niet onttrekken aan de eisen van de tijd. Dat hoeft ook niet. Ik ben helemaal voor een groot publiek draagvlak voor erfgoed. Maar de sector dient zich van twee zaken rekenschap te geven. Een: pal staan voor de ‘civiele’, zelfs politieke opdracht van de erfgoedexpert. Twee: laten zien dat je bemiddelt.”
Durf kritisch te zijn
In de samenleving die fragmentariseert en globaliseert, gaat de waarheid van de geschiedenis verloren. Een netwerksamenleving verliest aan verticaliteit of historische diepgang, zegt Gielen. “In het kwadraat rechtsonder waarin wij leven heerst de vrije interpretatie, men kan de ruimte en het erfgoed naar zijn hand zetten. Ten goede en ten kwade. De erfgoedexpert kan de waarheid als historicus niet fixeren, maar hij kan wel de geschiedenis open houden, het verleden als potentie bewaren. En hij kan mensen leren te navigeren in het verleden. Dat beschouw ik als een van de belangrijkste opdrachten voor de erfgoedsector: zorg voor goede navigatietools. Dit is ook een kwestie van ethiek. Wie het verleden ontsluit is bezig met politiek. De erfgoedsector moet zich daar meer bewust van zijn.”
De civiele opdracht van de erfgoedsector is burgerschap genereren, vormgeven aan de samenleving, zegt Gielen, en die opdracht staat flink onder druk. Met een scheve grijns: “Wat nu volgt is een kleine boutade. Na de eeuwenlange strijd tegen het water, is er met het poldermodel een nieuwe consensus in Nederland: de waarheid van de vrije markt. Nauwelijks iemand stelt deze ter discussie. De erfgoedsector heeft evenmin het lef om zich te keren tegen de vrijemarktideologie. We doen alsof we neutraal erfgoed tonen, maar gaan mee in de commercialisering en de snelle blockbustermentaliteit. Men heeft er geen verweer tegen omdat men het eigen verhaal niet politiek durft in te zetten. Erfgoedbemiddelaars kunnen of durven niet terug politieke uitspraken te doen op grond van hun verhaal. In plaats van het bewust naar boven brengen van waarheidsgetrouwe noties om het maatschappelijk debat open te houden, gaan zij mee in een nostalgisch beeld van het verleden. In plaats van het adresseren van ecologische problemen, schotelen zij bezoekers onder commerciële druk romantische noties over het verleden voor.”
Hier ligt een onderzoeksterrein braak , vindt Gielen. Hij schudt zo enkele thema’s uit zijn mouw. “Zowel HBO- als universiteitsstudenten kunnen onderzoeken wat de invloed is van de mobiele telefoon op het sociaal weefsel. Zij kunnen terug in het verleden gaan en kijken hoe netwerken toen functioneerden. Hoe weefde de textielindustrie in de Gouden Eeuw een netwerk tussen Biella in Italië, Kortrijk in België en Tilburg? Hoe gaat dat nu? Voorheen zochten Marokkaanse vrouwen bescherming tegen de mannen door met elkaar een vrouwengemeenschap te vormen, waar tapijten werden gemaakt. Nu weven zij met de gsm een sociaal netwerk. De Belgische kunsthistoricus Paul van de Broek heeft hier ooit een mooie tentoonstelling over gemaakt.”
Dit brengt Gielen op de tweede ‘opdracht’ voor de sector: laat zien dat je een dramaturgie opvoert. “Bij mij werkte onderzoeker Hein Schoer aan een soundscape voor een museum in Zurich van een stam indianen in Canada. Hoe voorkom je dat je dit gaat exotiseren? Mag er op de geluidsband ook een overvliegend vliegtuig te horen zijn, of de stem van de onderzoeker? Je moet laten zien dat zo’n soundscape een esthetische constructie is, zoals een documentaire altijd een kiem van fictie in zich draagt. Ik zie hier een directe relatie tussen kunst en erfgoed.”
“Nogal wat van de studenten van Fontys Hogeschool voor de kunsten, waar ik tot voor kort als lector werkte, hebben een bijbaantje als acteur op de Efteling, waar zij het verleden doen herleven. Zij moeten dat geloofwaardig doen en tegelijkertijd een manier vinden om de complexiteit te tonen, door een zelfrelativerende laag in hun spel te laten doorklinken. Bemiddelen van erfgoed betekent laten zien hoe ensceneringen gemaakt zijn. Dus problematiseren in plaats van verhalen, of het ‘veinzen’ van werkelijke geschiedenis. Je moet laten zien dat de actuele presentatie van het verleden nooit objectief is en kan zijn, maar slechts een actuele en dus tijdelijke interpretatie van het verleden. Dat doe je door niet alleen door te bemiddelen tussen heden en verleden, maar door ook je eigen bemiddeling te laten zien.”
Terug naar diepgang
Gielen heeft veel gepubliceerd over het postfordisme. Het werkmodel van de creatieve industrie, waar ook de erfgoedsector mee geconfronteerd wordt. “Kenmerkend is de kortademigheid. Het komen en gaan van mensen en tijdelijke projecten. Het snel willen en moeten scoren. De continue stroom evenementen, terwijl research, het diepgraven, wordt bedreigd. In de erfgoedsector trad het afgelopen decennium een ‘exhibitionisme’ in, zoals dat door de Duitse filosoof Peter Sloterdijk werd genoemd. Niet het materiaal voert de boventoon, maar de manier waarop het gepresenteerd wordt. Het tonen is belangrijker dan het getoonde. Het vrijemarktdenken gaat over marketing, klanten, percentages eigen inkomsten. Begrijp me niet verkeerd, ik ben hier niet op tegen, maar het is niet de kern van het erfgoedverhaal. Als de sector zich hiermee vereenzelvigt, verzwakt het zijn positie. Door mee te gaan in deze belevingseconomie dreigt de Nederlandse erfgoedsector zich van haar eigen discours en expertise te laten bestelen. Zoals de kunstensector geen verweer had tegen de bezuinigingen omdat zij te veel meegegaan was in de vrijemarktretoriek. Zowel de erfgoedsector als de kunstensector kan zich hier alleen tegen verweren door zelf terug doordacht politiek te worden.”
De verhouding tussen inhoudelijke leiding, de artistieke of wetenschappelijke, en zakelijke kant van de instituties zijn al flink verschoven. De macht zit meer en meer bij het management. De blijvers zijn de zakelijke leiding, de PR, marketing en communicatie, terwijl de inhoudelijke leiding of de wetenschappelijke staf vaker wisselt, soms contractueel verplicht. “Kunstenaars moeten ondernemen, hoogleraren moeten managen. De creatieve en intellectuele arbeid wordt gemarginaliseerd. Dat doe je in je ‘vrije’ tijd. Subsidies vanuit de potten voor de creatieve sector gaan niet naar diepgravend en reflexief onderzoek, maar worden gespendeerd aan bewegingssensoren, om te meten hoe het publiek zich gedraagt. Daarmee wordt ons inzicht van het verleden niet verdiept en genuanceerd.”
Ook in deze ontwikkeling ziet Gielen ‘brood’ voor het onderzoek. “Interessante vraag is in welke mate management van erfgoedinstellingen verschilt van gewone bedrijven. Hoe verdisconteer je de eigenheid van kunstenaars, musea? Wat is goed cultuurmanagement? Wat zijn de rolmodellen?” Onderzoek dat, als het aan Gielen ligt, en draagt bij aan het actualiseren van de erfgoedpolitiek. “Om nog even aan de windroos te refereren, je moet de tactische ruimte veilig stellen als sector. De tactische ruimte om in het maatschappelijk debat te opereren zonder de kern van je verhaal te verliezen.Mijn agenda is het publieke domein, de straat en het internet. Ik maak mij bezorgd dat de politieke ruimte waar je het altijd anders mogelijke kan tonen en roepen, zwaar onder druk staat. Op straat hangen overal camera’s. Hoe voorkom je dat er een dominante bezetting van de ruimte ontstaat waar tegenculturen en alternatieve geschiedenissen of ‘contre-memoires’ geen ruimte meer krijgen?”
“De erfgoedsector als bemiddelaar van het verleden heeft hier een belangrijke opdracht”, zegt Gielen. “Het archief is een machtsinstrument, Michel Foucault zei het al. Het archief is nog open, onbepaald. Alle informatie staat er neutraal en bereikbaar naast elkaar, zonder hiërarchie. Je kunt altijd terug naar het archief om een alternatieve geschiedenis te vinden en te ontsluiten. Die openheid van ons maatschappelijk archief of ons verleden: dat moet de erfgoedsector beschermen. Er moet altijd weer een ander verhaal over het verleden kunnen worden verteld dat overheersende visies telkens opnieuw kan onderuit halen. Dat is de democratische opdracht van de erfgoedsector.”
Dit is een door de auteur bewerkte versie van een artikel dat eerder verscheen in de brochure ‘De Wijde Blik…’, uitgegeven in april 2014 door de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed.
—–
Mededeling van de uitgever: Dit artikel verschijnt in het themanummer over Burgerschap en Maatschappelijk Rendement. Dit nummer werd speciaal samengesteld in aanloop naar de start van de opleiding MBA Cultuur, Erfgoed en Burgerschap. MMNieuws is mediapartner en publiceert over deze top-opleiding. Download de folder hier!