Selecteer een pagina

Neerwaarts debiel

Algemeen
Kunsteconoom Pim van Klink promoveerde kortgeleden op het Rijkskunstbeleid. Het is verfrissend om door zijn economische bril naar de kunsten te kijken.


Van Klink laat zien hoe stijgende subsidies na de Tweede Wereldoorlog leiden tot een grotere productie maar niet tot een relatief grotere afname. Van Klink concludeert dat niet de honger van de consument aanzet tot (over)productie, maar de behoefte van de kunstenaar. Met dit perspectief is Van Klink zijn voorgangers te slim af. De studie laat zien dat de cultuurlobby steeds opnieuw financile ruimte weet te claimen voor groei. De consument is hierbij feitelijk onzichtbaar en het verdriet van de lege stoel dringt zich aan ons op.
De lijn die Van Klink schetst, zet zich nog steeds door. Het laatste SCP-rapport stemt niet erg positief over het bereik van de traditionele kunsten, maar de aanbodgroei zet door. Tegelijkertijd legt de overheid meer nadruk op zakelijkheid en dus op hogere bezoekerspercentages bij culturele instellingen.
Mijn collegas berekenden dat het aantal stoelen in theaters en concertzalen alleen al in Amsterdam met 50% groeit. Al die extra stoelen vragen om aanbod en publiek. Als je bedenkt dat voor schouwburgen nu al een bezettingspercentage van 70% als normaal wordt beschouwd, zien we een levensgrote opgave opdoemen. Het adagium niet lullen, maar vullen dreigt de sleutel te worden voor behoud van dit zakelijk succes.
In antwoord op de opwaarts mobielen programmeren we in feite neerwaarts debiel. Met gemakkelijke producties voorkomt de theaterdirecteur dat hij op relatief lage bezoekersaantallen wordt afgerekend. Dit terwijl een kind kan bedenken dat een laagwaardig aanbod uiteindelijk de legitimatie van overheidssubsidie ondermijnt. Het is zaak om aan deze rare cirkel te ontsnappen. Kunstenaars, theaterdirecteuren en ook het publiek zijn uiteindelijk beter af met een aanbod dat uitblinkt in kwaliteit in plaats van kwantiteit. Knappe theaterdirecteur die dit bij nieuwbouw bedenkt en kiest voor een kleinere zaal en een eigenzinniger programmering. Minder programma en minder stoelen, maar relatief meer bezoek per stoel. Hij weet dat een superzaal als vanzelf veel ruimte schept voor het verdriet van de lege stoel (of voor het verdriet van Hans Liberg).
Authenticiteit, intimiteit en eigenzinnigheid lijken mij een goed uitgangspunt voor zowel programmering als marketing. Zij kunnen de prikkel geven die ervoor zorgt dat men de traditionele podiumkunsten verkiest boven de televisie. Als ik het publiek van morgen was zou ik zon keuze direct waarderen.

Auteur: Thomas van Dalen LAgroup Leisure & Arts Consulting thomasvandalen@lagroup.nl
468

Reactie verzenden

Share This