Selecteer een pagina

Onderwijs en crisismanagement

In de culturele sector

Algemeen
Het zou mooi zijn als wetenschap of onderwijs een bijdrage zouden kunnen leveren aan het oplossen van de gevolgen van de kredietcrisis voor de culturele sector. Maar hoewel de wetenschap de effecten van de crisis heeft voorspeld, betekent dit dan ook dat de wetenschap daarvoor mede een oplossing kan aandragen?


Aan de hand van een steekproef bij twintig Rotterdamse culturele instellingen hebben studenten van de Erasmus Universiteit in 2009 onderzocht wat de gevolgen zullen zijn van de kredietcrisis. De steekproef werd gedaan bij grote en kleine, producerende en distribuerende instellingen. Het verslag hiervan (zie Kunsten in de crisis, Vooronderzoek onder 20 Rotterdamse kunstinstellingen naar de gevolgen van de kredietcrisis, Rotterdam, mei 2009) geeft aan, dat de kredietcrisis de kunsten pas in de problemen brengt in 2010. Nu dus, op het moment dat veel gemeenten na de verkiezingen van regime aan het wisselen zijn. Nu was 2009 wel het jaar van de kredietcrisis, maar het was tevens een topjaar voor bioscopen en musea. Bioscopen kenden een toename van 15% bezoekers ten opzichte van 2008. Bij filmhuizen nam het aantal bezoekers toe met 21%. Ook de musea hadden een topjaar, ondanks de recessie en de vertraagde verbouwingen. Net als in 2008 trokken de 55 grootste musea van Nederland zo’n 11 miljoen bezoekers (zie www.cultuurbeleid.nl onder het kopje ‘nieuwsarchief’, 5 januari 2010). Volgens het rapport Kunsten in Crisis krijgt de culturele sector in 2010 echter nadrukkelijk te maken met de gevolgen van de kredietcrisis.

Toekomstvoorspelling
Wat zou de kunstensector in 2010 te wachten staan? Alle inkomstenbronnen voor de culturele instellingen komen onder druk te staan. De gemeentelijke overheid zou te maken krijgen met bezuinigingen op het gemeentefonds, die de gemeenten zouden moeten doorgeven, ook aan haar culturele instellingen. De fondsen zouden zwaar moeten bezuinigen, met de nodige problemen van dien. Ze zouden minder geld te verdelen hebben, kritischer worden en bovendien meer aanvragen binnenkrijgen. Sponsoring, dat slechts een kleine plek bleek in te nemen, zou droogvallen en ten slotte zouden de eigen inkomsten sterk terugvallen. Die liepen tijdens het onderzoek al terug en men verwachtte niet dat hierin op afzienbare termijn verbetering zou optreden. De terugval werd veroorzaakt door plotseling flink dalende bezoekersaantallen. In het algemeen zou het gevolg van de kredietcrisis voor de culturele sector neerkomen op een daling van de bezoekersinkomsten, zowel aan de kassa als in de bar, en het gedwongen stoppen van bijzondere evenementen vanwege minder financiering vanuit de overheid en fondsen. Culturele instellingen kunnen drie dingen doen om zich in zo’n situatie staande te houden. De eerste optie is de overheid vragen om bij te springen. Dit zou betekenen, dat de overheid geld uit andere sectoren moet vrijmaken ten behoeve van de culturele sector. Dit lijkt niet aan de tijdgeest te beantwoorden. De tweede mogelijkheid is bezuinigen. Die optie ligt nog minder voor de hand, omdat culturele instellingen op de rand van het bestaan plegen te leven en door de crisis nog verder de afgrond in dreigen te glijden. De derde oplossing is om zakelijker, commerciëler en creatiever te gaan werken.

Gat tussen opleiding en praktijk
Kunnen universiteit en hoger onderwijs de culturele instellingen helpen zakelijker, commerciëler en creatiever te gaan werken? Kunnen zij hiervoor kennis aanreiken? Laten we marketing als voorbeeld nemen (NB: deze analyse van de situatie op universiteiten en hogescholen is een samenvatting van de uitkomsten van een discussiebijeenkomst over de toekomst over cultuurmanagement educatie, die op 21 januari jl. werd gehouden aan de Erasmus Universiteit). In de praktijk blijkt dat marketing nog teveel beperkt tot promotionele inspanning, zonder planning, theoretische basis en evaluaties van de gepleegde inspanningen. Slechts enkele grote instellingen vermelden marketingdoelstellingen in het beleidsplan. Hoe komt dit? Tussen de (universitaire) opleiding en de praktijk zit een groot gat. De koppeling tussen theorie en praktijk wordt te weinig gemaakt. Hieraan liggen twee oorzaken ten grondslag. Allereerst zijn de culturele instellingen wel aanwezig bij interessante studiedagen, maar het toepassen van de geleerde kennis in de praktijk blijkt niet te lukken. Daarnaast wordt er in de handboeken niet voldoende in de behoefte voorzien. Dat komt deels doordat de marketingboeken sterk op Amerika zijn gericht. De lessen uit de VS zijn slechts beperkt toepasbaar op Nederland of Vlaanderen. Dat komt omdat Amerika niet het rijke culturele aanbod heeft van Europa. In economische zin is het aanbod aan cultuur in Europa vele malen groter dan de vraag, waardoor een onafhankelijke aanpak passend zou zijn. Maar kennis delen over de gewenste aanpak op dit continent gebeurt zelden of niet. Bovendien is er nauwelijks sprake van een evaluatie van de marketinginspanning. Ten tweede vertonen de commerciële instellingen vaak wel een grote belangstelling voor de cultuur, maar ze hebben weinig interesse in en kennis van de culturele sector. Informatie over utilitaire producten is er in overvloed, maar het is de vraag of deze informatie toepasbaar is op culturele diensten. Daar komt nog iets bij. Vaak lopen gedreven marketeers na een of twee jaar in de culturele sector gewerkt te hebben weer hard weg. Ze raken gefrustreerd als ze in de gaten krijgen dat zij voornamelijk persoonlijke verkoop moeten bedrijven en niet verantwoordelijk zijn voor miljoenencampagnes, zoals in de commercie.

De praktijk in het onderwijs
Wat voor het gebied van de marketing geldt, gaat ook op voor de andere managementterreinen. Stel nu dat die beide hobbels worden opgeruimd, zou er dan een kennisbasis ontstaan bij de universiteiten en hogescholen, waar de ondernemingen in de culturele sector die door de kredietcrisis in de problemen dreigen te komen iets aan hebben? Dat is niet waarschijnlijk. Primair is het oog van de docenten namelijk gericht op de studenten zelf. Die moeten eerst kennis maken met de algemene managementbegrippen. Je kunt ze simpelweg niet in het diepe gooien zonder enige voorkennis. De docenten willen studenten kennis laten maken met algemene managementbegrippen. Daarna pas zal er gekeken worden naar de wensen vanuit de praktijk en naar de vraag welke competenties studenten moeten hebben om de praktijk in te kunnen stappen. Het is dus voor de docenten wel belangrijk om te kijken naar de wensen die vanuit de praktijk komen, maar alleen vanuit het toekomstperspectief van de studenten. Uiteindelijk is de grote vraag of het onderwijs de studenten voldoende opleidt om bewust te zijn van de strategie, efficiëntie en effectiviteit van culturele organisaties. In de cursussen kan er momenteel vaak niet genoeg de diepte in worden gegaan. Uit het bovenstaande wordt duidelijk, dat de culturele sector het bij het oplossen van de problemen die door de kredietcrisis worden veroorzaakt niet van de universiteiten en hogescholen moet hebben. Zij zijn te veel op de studenten gericht, terwijl feitelijk het eerste en twee management-echelon zou moeten worden geholpen met kunde en kennis en dat – bovendien op korte termijn.

De rol van de koepels
Kan de verlossing dan van de koepels (is de term overkoepelende organisatie niet duidelijker?) in de culturele sector komen? Die bieden haar immers ook kennis en kunde aan. Hiernaast een globaal overzicht van het aanbod, dat de koepels dit jaar voor hun rekening nemen. Het overzicht van het aanbod van de koepels in de culturele sector aan managementopleidingen in 2010 laat zien, dat de koepels samen inderdaad in een compleet aanbod aan managementcursussen voorzien. Zij bieden zelfs niet alleen kennis aan, zoals het hoger onderwijs, maar bovendien kundes, waaronder ook de kunde zich te weer te stellen in tijden van moeilijkheden. Kijkt men echter strikt naar de sectoren op zich, dan blijken bij voorbeeld bibliotheken niet breed bediend te worden door hun koepel, terwijl dit bij de podia via VSCD en Bureau Podiumkunsten wel het geval is. Bovendien lijken de producentenkoepels het te laten afweten. Vooral de culturele instellingen die rechtstreeks met het publiek te doen hebben, worden door hun koepels bediend met een cursusaanbod. Het komt er feitelijk op neer, dat in principe alleen de podiumwereld in staat kan worden geacht om snel een aanbod te scheppen, dat er speciaal op gericht is om het management te leren zich te weer te stellen tegen de gevolgen van de kredietcrisis die de sector dit jaar hard gaat treffen.

Auteur: Tekst: Dirk Noordman Dirk Noordman is directeur van Adviesbureau Cultuurtoerisme in Den Haag. (noordman@adviesbureaucultuurtoerisme.eu).
468

Reactie verzenden

Share This