Om ondernemerschap en innovatie in Nederland verder te bevorderen bepleiten Cor Wijn, Willem van der Schoot en Jo Houben de Wet Werk en Inkomen Kunstenaars (WWIK) uit te breiden naar alle startende creatieven. Afschaffen van deze sociale regeling, zoals het kabinet-Rutte van plan is, druist in tegen de kabinetsvisie.
In zijn regeerakkoord onderstreept het kabinet- Rutte het cruciale belang van het versterken van de innovatiekracht van ons land voor de economische ontwikkeling. Het wil daarom gericht beleid voeren om innovatie en ondernemerschap te bevorderen. Toch stelt het kabinet om onduidelijke redenen voor de WWIK af te schaffen. Veel beter voor Nederland en meer in lijn met het kabinetsbeleid zou zijn de regeling juist te verbreden naar alle creatieven.
Creatieve klasse
De WWIK geldt alleen voor mensen die een erkende kunst- of bouwkunst-opleiding hebben afgerond, zoals beeldend kunstenaars, fotografen, componisten, dansers, musici, acteurs, architecten, vormgevers en ontwerpers. Dat wil zeggen: creatieven die worden opgeleid om iets te creëren dat direct ‘gebruikt’ kan worden. Andere creatieve beroepsgroepen zijn van de regeling uitgesloten. Wij kunnen de innovatie (en daarmee onze
economie) echter een extra impuls geven door het creatieve ondernemerschap breder te steunen. Ook bijvoorbeeld softwareontwikkelaars, reclamemakers, wetenschappers, ingenieurs, redacteuren, analisten, trendwatchers en opiniemakers kunnen we zien als creatieve makers. En wat te denken van diegenen die zich bezighouden met het creatief oplossen van problemen in kennisintensieve industrieën zoals de hightech sector, de financiële en juridische dienstverlening, de gezondheidszorg en het management? Veel van deze creatieven willen van meet af aan als ondernemer aan het werk. Met hun basiswaarden onderscheiden ze zich van anderen. Zo hebben ze doorgaans een sterke voorkeur voor een lossere leefstijl: ze willen zich niet conformeren aan werkgevers of instituten. Een opvatting die al langer leefde onder kunstenaars, maar nu wijdverbreid is. Ook waarderen leden van de creatieve klasse met name de inhoud van hun werk hoog. Hard werken leidt tot resultaat, is het idee,
en dat resultaat manifesteert zich vooral in persoonlijke ontwikkeling en afwisselend werk, niet zozeer in de vorm van financieel rendement.
Om direct als ondernemer te kunnen starten hebben deze creatieven soms hulp nodig. Het begin gaat namelijk gepaard met vallen en opstaan; het kost de nodige tijd en moeite een volledig renderende beroepspraktijk op te bouwen. De overheid kan creatieve starters die nog onvoldoende verdienen helpen door ze een keuze te bieden: ofwel de weg volgen van de ‘normale’ bijstand (de WWB), waarbij ze een uitkering krijgen op het sociaal minimum en de plicht hebben te solliciteren. Ofwel de weg van de Wet Stimulering Creatief Ondernemerschap
(WSCO), tot stand te brengen door een kleine hervorming van de WWIK.
Springplank
Een sociale regeling voor creatieven (naar het voorbeeld van de WWIK) geldt om drie redenen als springplank naar een succesvolle creatieve beroepspraktijk. Ten eerste worden deelnemers gedwongen hun ondernemer-schap te ontplooien; een van de eisen waaraan de deelnemers aan de huidige WWIK moeten voldoen is de productienorm. Om in de regeling te blijven moeten zij een jaarlijks stijgend inkomen realiseren. Wie eenmaal genoeg verdient moet de regeling verlaten. De stimulans om als zelfstandige te slagen zit dus in de regeling ingebakken, veel meer dan in de gewone bijstand. Ten tweede houdt de regeling rekening met het schommelende perspectief van startende creatieven, waarbij tijden van succes worden afgewisseld met perioden van zoeken en uitproberen, met minder inkomsten. Deelnemers kunnen maximaal 48 maanden gebruikmaken van de regeling. Het gemiddelde gebruik van de huidige WWIK-uitkering is overigens niet meer dan twee jaar. Ten derde is de regeling goedkoop. De bestaande WWIK-uitkering bedraagt zo’n zeventig procent van de bijstands-uitkering. Dat is lager dan het sociaal minimum, maar de regeling heeft voor de startende ondernemer twee voordelen: met een WWIK-uitkering hoeft hij niet te solliciteren en bovendien mag de uitkering met eigen inkomsten wordenaangevuld tot 125 procent van het geldende
bijstandsniveau.
Beoogde werking
Het mooie van deze benadering is dat de groep ‘creatieven’ niet hoeft te worden gedefinieerd; zij definieert zichzelf. Niemand kiest vrijwillig voor zeventig procent van het sociaal minimum als hij niet een succesvolle zelfstandige (creatieve) beroepspraktijk denkt te kunnen realiseren. Uit een evaluatie van de WWIK door het Instituut voor Arbeidsvraagstukken in 2010 bleek de progressie-eis (jaarlijks een stijgend inkomen) de beoogde werking te hebben; het bleek een belangrijke stimulans om uitkeringsonafhankelijk te worden. De sterke nadruk op de eigen verantwoordelijkheid pakt bovendien goed uit, af te meten aan het percentage kunstenaars dat na beëindiging van de WWIK-uitkering economisch zelfstandig is: 94 procent. Waarom een regeling die ondernemerschap stimuleert afschaffen? Waarom een regeling die goedkoper is dan de bijstand schrappen? Het kabinet-Rutte wil dat Nederland en Europa transformeren tot de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie van de wereld. Met een paar kleine aanpassingen van de WWIK hebben we snel een belangrijk instrument in handen voor startende creatieve ondernemers.
Auteur: Tekst: Cor Wijn, Willem van der Schoot en Jo Houben Cor Wijn is adviseur cultuurbeleid bij BMC. Willem van der Schoot is voorzitter van de Raad van Toezicht van Cultuur-Ondernemen. Jo Houben is directeur van Cultuur- Ondernemen (corwijn@bmc.nl).