Het onderzoek van Juliet Schor, hoogleraar sociologie aan Boston College in de Verenigde Staten, richt zich op vrije tijd en consumptie. In het verleden gaf ze zeventien jaar lang les aan de Economie-faculteit aan Harvard University. Die gevarieerde achtergrond komt terug in haar meest recente boek Plenitude: The New Economics of True Wealth (2010), waarin Juliet bespeekt dat het oude pad om groei te stimuleren – op krediet gekochte consumptie – niet langer een optie is die onze planeet en haar huishoudens zich kunnen veroorloven. Een radicale verandering is nodig in het denken over consumptiegoederen, waarde en manieren om te leven. Schor zet duurzaamheid centraal en beargumenteert dat door een verschuiving naar nieuwe bronnen van welvaart, groene technologieën en andere manieren van leven, individuen en landen beter af zijn. Tijd voor een gesprek over de verschillen in social innovation tussen de VS en Europa en de implicaties die de ‘nieuwe economie’ kan hebben voor de culturele sector.
Hoe kijk je aan tegen social innovation?
Social innovation is bijzonder belangrijk;
meer en meer zien we dat ”things that we
thought were primarily economic are in fact
very social.” Waar vanuit de economie gedacht
prijs en inkomen de belangrijkste drijvers zijn
voor consumentenkeuzes en vrijetijdactiviteiten,
beseffen we dat als we een meer sociale blik
hebben, we zaken zoals sociale netwerken mee
moeten nemen om alledaagse praktijken te
kunnen begrijpen. Mensen beïnvloeden elkaar
in hun keuzes, dus het sociale heeft weldegelijk
invloed op het economische.
Wat is social innovation voor jou?
Social innovation bestaat uit transformatieve
praktijken: dus wanneer mensen dingen anders
beginnen te doen. Voor mij roept social
innovation het idee op van een meer open
(‘participatory’) bottom-up innovatie versus
hiërarchisch top down. Overigens wil dit niet
zeggen dat er geen social innovation mogelijk is
die top-down gestuurd is, maar het merendeel
van de sociale innovatie die momenteel in de VS
plaatsvindt is van onderaf geïnitieerd.
Welke verschillen zijn er in de benadering
van social innovation in de VS en Europa?
Volgens mij wordt social innovation in
Europa deels gezien als een alternatief of zelfs
oplossing voor de welvaartstaat. Je krijgt dan
een debat: is het een inferieur alternatief? Is het
iets neo-liberaals dat niet in het belang van de
mensen is? Is het propaganda om te verhullen
dat de staat zich terugtrekt? In de VS speelt
deze discussie veel minder, omdat de staat
minder doet. Ook al zien we dat de staat zich
terugtrekt, social innovation is veel minder een
reactie op die terugtrekking, te meer omdat
een groot deel van de initiatieven plaatsvindt
in de meer geprivilegieerde delen van de
samenleving. Er is tevens social innovation uit
noodzaak, met name in die delen van de VS die
het economisch erg zwaar hebben.
Wat zijn volgens jou de drijfveren of
motivaties van social innovation-initiatieven?
Momenteel doe ik veel onderzoek naar
peer-to-peer-platformen, veel daarvan zijn
digitaal, gericht op ‘collaborative’ consumptie
en deeleconomie. Hier zie ik drie belangrijke
drijvers. Eén is economisch: deze platformen
geven mensen meer waarde dan het conventionele
marktalternatief. Denk aan hoe je via
Airbnb gemakkelijk een verblijf kunt regelen
dat vaak goedkoper is dan een klassiek hotel.
Ten tweede is er een sociale motivatie: de wens
om nieuwe mensen te ontmoeten. Zo is er
in de reisindustrie een enorme behoefte aan
cross-culturele dialoog, voorbij de toeristische
standaardervaringen. Mensen zoeken naar een
meer duurzame sociale connectie. Ten derde is
er het ecologische motief: veel social innovation
initiatieven claimen dat ze de ecologische
voetafdruk verkleinen.
Betekent dit dat we anders moeten
nadenken over tijd en tijdsbesteding?
Ja, digitale peer-to-peer-platformen en
initiatieven zoals het delen van auto’s of andere
goederen verlagen de transactiekosten. Je
hebt de tussenliggende inspanningen van
allerlei bedrijven niet meer nodig, omdat je
die zaken veel directer zelf kunt regelen. Dit
geldt eveneens voor labour saving-platformen
(denk aan werkspot-achtige omgevingen) en
time banking-sites. Wel kosten dergelijke social
innovations meer tijd dan een regulier marktsysteem
dat efficiëntie voorop stelt. Maar als
je dan bedenkt dat één van de motieven is om
mensen te verbinden, dan is tijd een essentieel
ingrediënt. Ik denk dat het erg moeilijk is om
sterke sociale banden te bouwen zonder tijd.
Mijn stelling is dat de groei van dergelijke social
innovation aan de kant van lifestyle een parallel
heeft met de kant van de arbeidsmarkt. Mensen
besteden minder tijd aan formeel werk waar
ze inkomen van ontvangen, simpelweg omdat
er minder werk is. En ze reageren daarop. We
praten vaak over social innovation als iets dat
bedacht is door een overheidsdenktank of door
experts als een soort van normatief programma,
maar in feite gebeurt een groot deel spontaan,
ongepland, uit noodzaak doordat mensen zelf
initiatief nemen en innoveren om problemen op
te lossen die ze ervaren.
Verwacht jij dat de veranderingen duurzaam
zijn? Of gaan we terug naar het oude
als het economisch beter gaat?
Ik ben optimistisch dat veel social
innovations
duurzaam zijn. ‘Slow growth is
here to stay’ en daardoor blijft ook het
overschot aan arbeidskracht. Dus er zal een
onderliggende economische dynamiek zijn om
social innovations te blijven stimuleren. Nieuwe
technologieën maken alternatieve manieren van
leven economisch haalbaar en aantrekkelijk. Als
je een waardering en reputatie systeem hebt dat
werkt op een peer-to-peer-platform dan kan je
waarde anders verdelen. Dan heb je geen bedrijf
meer nodig als je een auto wilt huren. Meer
waarde kan naar de consument gaan. Kortom,
de technologie heeft een nieuwe levensvatbare
economische distributie mogelijk gemaakt en
vandaar dat ik denk dat veel social innovations
langdurig zijn. Het is niet alleen het sociale deel,
er is een nieuwe economie aan het werk. Als je daarover nadenkt is het eigenlijk heel logisch
dat deze radicale nieuwe technologieën radicale
nieuwe economische relaties creëren. Denk
bijvoorbeeld aan 3D-printers. Het is spannend
als je software en hardware bij elkaar brengt;
ieder huishouden kan een klein productiebedrijf
worden. Je moet nu nog veel vaardigheden hebben
om overweg te kunnen met een 3D-printer,
maar ik verwacht dat het snel zal gaan.
Welke implicaties hebben deze veranderingen
voor de culturele sector? Verandert
culturele productie?
Naast consumenteninnovaties is er de
samensmelting van productie en consumptie:
de prosumer. Er is een veranderende houding
ten opzichte van productie praktijken. Denk
aan Fablabs. Je ziet dat het start met het hoger
opgeleide deel van de bevolking, maar er komen
ook Fablabs op in de arme delen van de VS.
Zo worden in Detroit bijvoorbeeld high school
dropouts kennis van permacultuur bijgebracht,
zodat ze vaardigheden ontwikkelen om meer
zelfvoorzienend te zijn in hun dagelijks leven.
Daarnaast zie je makersplekken opkomen.
Een mooi voorbeeld hiervan is Artisans Asylum
in Somerville, Massachusetts, een nonprofit
groep bestaande uit een mix van kunstenaars,
ambachtslui, ondernemers, digitaal en analoog,
low tech tot high tech. De achtenveertigduizend
vierkante meter tellende makersplek is het
thuis van enkele bekende innovaties: de 3D-pen
3Droodler (die overigens het succesvolste
Kickstarter-project tot nu toe is) en hexapod
Stompy, een zesbenige robot. In de kern gaat
het in deze makersplek over een nieuwe visie
op de toekomst van werk: door het bouwen van
een gemeenschap.
Wat betekent dit voor de financiering van
kunst en cultuur?
In de VS is de overheidssteun voor kunst
en cultuur erg klein in vergelijking met West
Europa. Dus instituties zijn historisch gezien
meer aangewezen op filantropische dollars en
samenwerkingsverbanden met het bedrijfsleven.
Ook in financiering zie je social innovation:
denk aan de opkomst van crowdfunding. Het is
interessant te zien hoe dit in de toekomst gaat
uitpakken, want in de kern werken die private
filantropische organisaties als een hotelketen
of een autoverhuurbedrijf: tussenpersonen die
weggesneden kunnen worden. Als er in Europa
nu een soort van traditionele filantropie wordt
opgestart is dat idioot, want duur. Je kunt
crowdfunding-mechanismen inzetten. Door
online reputatiesystemen is het veel makkelijker
voor de donor om naar de beschikbare
projecten te kijken en te zien welke een goede
reputatie heeft. Het is het idee van Wiki: de informatie/kennis komt van de massa en wordt
gratis verstrekt.
Heb je tips voor culturele sociale innovatie
projecten die worstelen het vormgeven van
een duurzaam business model?
Ik denk dat het erg belangrijk is voor
culturele producenten om een nauwe band
met hun achterban te hebben. Ik denk ook dat
het een van de redenen is waarom culturele
producenten problemen ervaren: ze zijn zo ver
weggedreven in hun innovatie dat hun gemeenschap
het lastig vindt om de waarde ervan in
te zien. Het is lastig, want aan de ene kant heb
je die stuurse innovatie nodig omdat ze de
middenmoot stimuleren. Ik denk niet dat er één
model is, want culturele producten bedienen
ook meerdere delen van de bevolking. In de VS
hebben de top culturele instellingen bijzonder
veel geld; het is veel moeilijker voor culturele
producenten die niet het Metropolitan Museum
of Art zijn. Maar ik denk dat er zeker potentie zit
in de bottom-up gefinancierde modellen.
Auteur: Kristel Zegers & Ger Pepels, namens Colin (pepels.g@nhtv.nl).