Selecteer een pagina

Op zoek naar nieuwe wondermiddelen

Kinderen en museumbezoek

Algemeen
De Nederlandse Museumvereniging (NMV) presenteerde op 14 november de uitkomsten van een grootschalig onderzoek ten behoeve van de bevordering van museumbezoek door kinderen. In deze reactie behandelt Letty Ranshuysen enkele highlights van het onderzoek. 

De kwaliteit van kindgerichte activiteiten in een museum wordt sterk bepaald door persoonlijke opvattingen binnen de museumstaf. Die veronderstellingen zijn niet altijd even goed onderbouwd, ont-dekte ik bij de evaluaties van de kindvriendelijkheid en het educatieve programma van de uiteen-lopende musea die ik heb onderzocht. Zo is er de neiging om veel interactieve toeters en bellen in te zetten vanuit het idee dat musea daardoor attractiever worden voor kinderen. Een hardnekkige misvatting gebaseerd op wat ik ‘de mythe van het platvloerse publiek’ ben gaan noemen. Men meent dat (potentieel) publiek op zoek is naar plat vermaak, terwijl talloze onderzoeken deze veronderstelling ontkrachten. Mensen komen vooral naar een museum om iets te leren. Als ze zich louter willen vermaken, gaan ze wel iets anders doen. Dit geldt vooral voor gezinnen en onderwijsgroepen. Musea hoeven dus niet te ‘verpretparken’, maar moeten op zoek gaan naar kansen die
dicht bij hun eigen missie staan. Het is een goede zaak dat die kansen zijn verkend met het door de NMV geïnitieerde onderzoek. Die verkenning gebeurde door een analyse van regionale museummenu’s, een marktonderzoek onder scholen, een experiment met de docentenmuseumkaart en een inventarisatie van
best practices. Daarnaast is onderzocht hoe kinderen via sociale media en games zijn te stimuleren tot (virtueel) museumbezoek. Ook vonden erdiverse prijsexperimenten plaats.
 
Gratis museumbezoek
Aanleiding van het onderzoek waren de plannen van het vorige kabinet om alle musea gratis toegankelijk te maken voor kinderen tot en met twaalf jaar, om de zorgwekkende vergrijzing van het museumpubliek tegen te gaan. Een onbegrijpelijke maatregel aangezien financiële drempels ondergeschikt zijn aan sociale- en kennisdrempels. Mensen die zich niet thuis voelen in musea of veronderstellen dat het aanbod te moeilijk is, gaan daar niet ineens naartoe als het gratis is. Op basis van een heranalyse van divers onderzoek ten behoeve van de in 2005 uitgebrachte museumnota (Bewaren om teweeg te brengen) rapporteerde ik aan het ministerie van OCW dat het verbeteren van de inhoud en marketing van musea veel zinvoller is dan ingrepen in het toegangsprijsbeleid. Toch kwamen de VVD, PvdA en SP in 2006 met het voorstel om rijksmusea gratis open te stellen. Dit mondde uit in het voorstel om alle musea gratis te maken voor de jeugd. Politieke overwegingen bleken dus veel belangrijker dan goed onderbouwde argumenten. Op verschillende plekken, zoals in Trouw en in dit blad, bleef ik tevergeefs aankaarten wat een onzinnige maatregel gratis toegang is. Door de prijs-experimenten die de NMV nu heeft laten uitvoeren is dit debat afgesloten. De rest van het gepresenteerde onderzoek betreft een zoektocht naar de beste manieren om kinderen in musea te krijgen. Daarover valt nog wel te discussiëren.
 
Regionale intermediairs
Één onderzoeksdeel zoomt in op regionale museummenu’s. In een museummenu organiseren lokale of regionale erfgoedkoepels het museumbezoek, eventueel met vervoer en lespakket voor het onderwijs. Hierbij blijken zeer uiteenlopende concepten te worden gehanteerd, met enorme prijsverschillen. De kosten per bezoek per kind variëren van 2 tot 25 euro. Er blijkt geen verband te zijn tussen deze kosten, de gehanteerde werkwijze en wel of geen georganiseerd busvervoer met het gerealiseerde bereik. Ook bleek er geen samen-hang tussen de waardering door leerkrachten voor het uitgevoerde museumbezoek met de kosten per kind. Met andere woorden: het maakt niet uit wat er gebeurt en hoeveel het kost, want de effecten zijn hetzelfde. Deze uitkomst lijkt me het gevolg van een te weinig precieze meting. Zo is het gemiddelde rapportcijfer voor de menu’s van rond de acht gebaseerd op de eigen evaluaties van de intermediaire organisaties. Het is de vraag of die evaluatie dusdanig vergelijkbaar zijn uitgevoerd dat ze vergelijkbare gegevens opleveren. Op basis van mijn eigen onderzoeks-ervaringen lijkt me dat zeer onwaarschijnlijk. Helaas zijn er geen controleerbare over-zichten met de vergelijkingen in het rapport terug te vinden. Hierdoor heb ik mijn bedenkingen bij de conclusie dat de regionale intermediairs succesvol werken en dat subsidiëren van deze instellingen een goede in-vestering is. Dit stemt bovendien niet overeen met de uitkomst dat dure activiteiten net zo effectief zijn als goedkope. Daaruit is immers af te leiden dat sommige intermediairs bijzonder inefficiënt werken. Daarnaast mis ik de analyse dat de door de overheid gewenste doorlopende leerlijn in het cultuuronderwijs onmogelijk is te realiseren met de huidige regionale verschillen in werkwijze en aanpak. Dit gebrek aan inhoudelijke samenhang staat een stevig fundament voor museumeducatie immers in de weg. Al met al wordt er te gemakkelijk geconstateerd dat de huidige, onsamenhangende infrastructuur gewoon bij het oude kan blijven.
 
Gaming
Een volgend onderzoeksdeel gaat in op de enorme fascinatie die kinderen hebben voor virtuele media. Alhoewel ze veel tijd op internet doorbrengen, komen ze niet naar de groeiende kindgerichte pagina’s van museumwebsites. Om die reden is er bij wijze van experiment de website www.mijnTIKKIT.nl ontwikkeld. Deze biedt een centrale plek waarop kinderen terecht kunnen komen via links op Hyves en verschillende gamesites. Na anderhalf jaar conceptontwikkeling is de site 21 weken getest. Op grond hiervan wordt de site als een levensvatbaar concept gepresenteerd, dat de komende tijd verder wordt uitgebouwd. Op zich is het prima als musea meer en bewuster onderdeel gaan vormen van de voor de jeugd zo belangrijke virtuele werelden die het internet biedt. Toch zet ik enkele kanttekeningen bij de aanpak binnen het onderzoek. Zo is op basis van de gerapporteerde gegevens over de omvang van sitebezoek en speldeelname niet te achterhalen in hoeverre de op www.mijnTIKKIT.nl aangeboden spelletjes kinderen aanspreken. Ik ben bijvoorbeeld benieuwd naar de invloed van leeftijd op de appreciatie van de diverse spelletjes. Toen ik de site bezocht, viel me op dat de fotowedstrijd, die daar sinds mei 2011 op staat, slechts 21 inzendingen heeft opgeleverd, waarvan zeven door één en hetzelfde kind.

Dit onderdeel is dus in elk geval niet succesvol. Er valt veel te leren van wat wel en niet werkt op de site, maar dat komt niet aan de orde. Voorts geven de onderzoekers aan dat het belang van  www.mijnTIKKIT.nl verder gaat dan dat het een voorportaal is voor fysiek bezoek. Het biedt kansen om kinderen virtueel met cultureel erfgoed te laten kennismaken. Maar: wat steken ze dan op? Ik kan me niet vinden in de stelling dat een bezoek aan de site net zo waardevol is als museumbezoek. Wat museumbezoek waardevol maakt, is de persoonlijk interactie tussen bezoekers onderling en met rondleiders op basis van confrontaties met authentieke objecten. Dit levert een heel andere beleving op dan gesleep met sterk vereenvoudigde afbeeldingen van museale voorwerpen op een beeldscherm thuis. Het onderzoek benadert gamen als een doel op zich in plaats van als een middel om interesse op te wekken of om iets te leren. De kracht van musea is dat ze verhalen vertellen aan de hand van hun collecties. Hoe die verhalen het beste kunnen worden verteld aan kinderen had mijns inziens meer centraal moeten staan in dit onderzoek.

 
Oppervlakkige aanbevelingen
Uit het voorafgaande is op te maken dat ik me heb geërgerd aan de opper-vlakkige rapportages van de onderzoeksuitkomsten. Ook de aanbevelingen zijn erg losjes geformuleerd. Met suggesties als ‘kies een concept en stel een realistisch doel’ en ‘doe iets extra’s wat kinderen leuk vinden’ kun je alle kanten op. Het vrijblijvende karakter van de aanbevelingen lijkt onder andere te komen doordat er weinig deskresearch is uitgevoerd. Voor een onderzoek van deze omvang is een literatuuroverzicht van slechts 21 titels wel erg mager. Hierdoor ontbreekt het aan inbedding binnen de omvangrijke kennis die al is verzameld, bijvoorbeeld bij Cultuurnetwerk Nederland. De suggestie ‘hanteer bewust museaal-pedagogische uitgangspunten’ uit het onderzoeksrapport is bijvoorbeeld te koppelen aan bevindingen uit het meerjarige onderzoekproject Cultuur in de Spiegel (zie www.cultuurindespiegel.nl). Dit biedt een theoretisch kader voor cultuureducatie, waarbij grote aandacht is voor de aansluiting bij de verschillende ontwikkelingsfasen van kinderen. Doordat de onderzoekers te weinig bekend zijn met bestaande inzichten ontstaat er geen kennisaccumulatie en vindt geen verdieping plaats.
 
Meerwaarde
Er is een enorme hoeveelheid werk verricht door de onderzoekers, waarvan ik de impact nog niet kan overzien. Een belangrijke meerwaarde is in elk geval dat het onderwerp museumbezoek door kinderen een stevige plaats heeft gekregen op de beleidsagenda van de NMV en de overheid. Bij de presentatie van het onderzoek sprak de NMV de ambitie uit om van de vastgestelde zestig procent bereik van de basisscholen naar tachtig procent te komen. Dat dit niet lukt door gratis entree staat niet langer ter discussie. Hiermee is de weg vrijgemaakt voor zinvoller maatregelen. De onderzoeksuitkomsten kunnen ongetwijfeld een impuls geven aan de verdere ontwikkeling van zulke maatregelen. Wellicht is het mogelijk om het verzamelde materiaal nog verder te exploreren en in verband te brengen met uitkomsten uit ander relevant onderzoek. Op basis daarvan
zijn de aanbevelingen verder uit te werken. Dit kan bijvoorbeeld leiden tot concrete stappenplannen, checklists en scenario’s waarmee museum-medewerkers en organisatoren van museumeducatie hun voordeel kunnen
doen. Het integreren, accumuleren en delen van de beschikbare kennis maakt het niet alleen mogelijk om de museumwereld bruikbare handreikingen te bieden. Het biedt ook tegengas aan onzuivere politieke argumentaties en wishfull thinking die het optimaliseren van het op de jeugd gerichte publieksbeleid in de weg staan. 
Auteur: Tekst: Letty Ranshuysen Letty Ranshuysen schrijft regelmatig artikelen om door onderzoek verkregen inzichten te verspreiden en de discussie daarover te bevorderen. Al haar publicaties, inclusief de onderzoeksrapporten en artikelen waarnaar in dit stuk wordt verwezen, zijn te downloaden van haar website www.lettyranshuysen.nl (letty@lettyranshuysen.nl).
Referenties:  
468

Reactie verzenden

Share This