Selecteer een pagina

Opgemerkt

Algemeen

Een beter toeristisch-recreatief beleid

Het huidig toeristisch-recreatief beleid is te versnipperd en daardoor nauwelijks zichtbaar. In het nieuwe kabinet moet n persoon als spil gaan dienen in deze onderbelichte sector, die nu tussen de gevestigde ministeries in schippert. Hierover zijn alle grote politieke partijen het eens.

Annie Schreijer (CDA) denkt dat toerisme en recreatie onder n ministerie zouden moeten vallen. Het ministerie zou dan een staatssecretaris voor Plattelandszaken moeten hebben, die ook over toerisme en recreatie zou moeten gaan. Adri Duivesteijn (PvdA) vindt een nieuw staatssecretariaat te ver gaan. Dan zou namelijk het hek van de dam zijn: andere belangengroepen zouden dit ook opeisen. Wel zou er n staatssecretaris verantwoordelijk moeten zijn voor het cordineren en uitzetten van het beleid. Duivesteijn is dan ook blij met de door de desbetreffende ministeries opgestelde nota Gentegreerd Beleid, waarin Economische Zaken als centraal loket n toeristisch-recreatief beleid uitvoert samen met Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Een pluspunt in het huidige beleid is dat steeds meer maatschappelijke organisaties (zoals TRN), aangemoedigd door subsidies, beleidsmatig meedenken. Kees Vendrik (GroenLinks) denkt dat Economische Zaken zich nog steeds vooral op innovatie en technologie blijft richten en daarom niet veel met toerisme en recreatie bezig zal zijn.

Toeristenbelasting is veel recreatieondernemers een doorn in het oog. Vertegenwoordigers van zowel CDA als VVD komen hen hierin graag tegemoet en pleiten voor afschaffing van deze belasting. En als dat niet kan, vinden zij dat de opbrengsten van de toeristenbelasting volledige terug moeten vloeien naar de sector. D66 blijft neutraal en ziet toeristenbelasting puur als gemeentelijke aangelegenheid.
Over het algemeen ziet de politiek graag meer kleinschalige recreatie, liefst in combinatie met landschap, natuur en cultuur. De VVD pleit zelfs voor het openstellen van landgoederen en natuurbeheer voor recreatie. Ook PvdA wil graag de nadruk leggen op minder commercile recreatie. Wat betreft de beleidsvoering ziet het CDA de beslissingen liever ter plaatse door de betrokkenen genomen worden. Volgens VVD en PvdA ligt deze taak vooral bij de provincies.
RF

Recreactie, nr 4 2002

Cultureel ondernemerschap: de verzakelijking van de kunstsector

De termen cultureel ondernemerschap en creative industries worden steeds vaker gebruikt in de culturele wereld. Ontvang je als kunstenaar subsidie, dan kun je autonoom werken, was lange tijd het uitgangspunt. De nieuwe opvatting luidt dat je pas autonoom bent als je jezelf kunt bedruipen.

Waar komt de omslag in het denken van de politiek vandaan? Met het stimuleren van cultureel ondernemerschap en creative industries hoopt het ministerie van OCenW op een effectievere subsidieverstrekking en een verrijking van het culturele aanbod. In andere landen is dat al vanzelfsprekend. Het gaat erom dat de overheid mensen in de culturele sector zelfstandig maakt. In Nederland wil de Participatiemaatschappij voor Kunst en Cultuur (PAKC) cultureel ondernemerschap stimuleren door het verschaffen van risicodragend kapitaal aan potentieel winstgevende culturele initiatieven. PAKC beoordeelt culturele concepten niet inhoudelijk, maar zo zakelijk mogelijk en verwacht dat cultureel ondernemers zelf ook een substantieel deel van het financile risico lopen.
NCvH

SICAmag 13, maart 2002

Een sterk museummerk: het hoe & waarom

Musea bevinden zich in een gespannen markt. Het bouwen van een sterk museummerk klinkt als een toverformule, het zou het middel zijn om gewenste toename in bezoekersaantallen te bereiken. Dikwijls wordt het bouwen van merken gelijkgesteld aan het ontwikkelen van een communicatiecampagne. Het ontwikkelen van een sterk merk omvat echter veel meer.

Een duidelijke ervaring is van belang bij een sterk museummerk. Een sterke reputatie heeft immers tot gevolg dat een museum hoge entreeprijzen kan vragen en een hoge bezoekersloyaliteit heeft. Ook sponsors hebben meer geld over voor een duidelijk en sterk geprofileerd museummerk. Daarnaast zal een dergelijk museum een sterkere positie hebben in onderhandelingen, onder andere met de overheid.

De stappen:
Kwalitatief marktonderzoek onder de doelgroep.
Definiring van relevant onderscheid ten opzichte van concurrenten.
Bepalen van de kerndoelgroep, die vrij breed mag zijn.
Huidige interne en externe activiteiten moeten worden gevalueerd op hun bijdrage aan de toekomstige reputatie en zonodig worden aangepast of zelfs worden stopgezet en nieuwe initiatieven moeten worden ontwikkeld.

Het bouwen van een sterk museummerk heeft grote voordelen voor museum n publiek. Bij elk museum is het daarom zinvol om op gestructureerde wijze aan reputatieversterking te werken. Merkenonderzoek, -positionering en -implementatie zijn de fasen van het proces om een sterk merk neer te zetten.
NCvH

Museumvisie 1, april 2002

Auteur: RF, NCvH
468

Reactie verzenden

Share This