Selecteer een pagina

Over en weer

De wisselwerking tussen het koloniale verleden en onze cultuur

Algemeen
Met de onafhankelijkheid van de voormalige Nederlandse kolonin is er geen einde gekomen aan de betrokkenheid van Nederland met Suriname, de Antillen en Indonesi. Zo protesteerden in Nederland woonachtige Molukkers onlangs nog tegen het geweld op de Indonesische eilandengroep. Een tweede voorbeeld is de grote instroom van Antilliaanse jongeren en hun vaak moeizame aanpassing. De actualiteit van dit soort kwesties was voor het Nederlands Historisch Genootschap aanleiding om een tweetal dagen te organiseren met als uitgangspunt Nederland in de kolonin en de kolonin in Nederland.


Het debat over de multiculturele samenleving is een thema dat dagelijks krantencolumns vult. Het stuk dat Paul Scheffer begin van dit jaar in NRC Handelsblad publiceerde, maakte een grote hoeveelheid, zeer uiteenlopende reacties los. Het thema raakt aan uitermate complexe en vaak bij zowel gekoloniseerde als kolonisator getraumatiseerde verhoudingen.

Geldt voor de voormalige kolonin in het Caribisch gebied dat zij moeilijk los kunnen komen van Nederland, omgekeerd valt het Nederland zwaar het verleden van zich af te schudden of daarmee in het reine te komen. Vandaar wellicht het politieke geschutter van minister Pronk, die niet beseft dat Nederland niet het aangewezen land is om de mensenrechten in Indonesi aan de orde te stellen. Of het debat over de vraag of koningin Beatrix al dan niet haar excuses moest maken, toen zij enkele jaren geleden een staatsbezoek aan Indonesi bracht. Nederland is en blijft een land van dominees. De vraag of Indonesi wel zat te wachten op excuses kwam bij voor- noch tegenstanders op.

Zouden historici aan dergelijke debatten geen nadrukkelijker bijdrage kunnen leveren en hoe zou dat moeten gebeuren? Zo luidde een van de vele vragen tijdens de Geschiedenisdagen waarvoor het Koninklijk Instituut voor de Tropen een passend decor vormde. Weliswaar was de bijeenkomst vooral voor historici bedoeld, maar het programma was breed van opzet, met gastsprekers uit zeer verschillende disciplines. Naast geschiedkundigen deden ook onderwijskundigen, journalisten, politici en schrijvers mee. Dat zorgde overal voor een levendig debat waarbij allerlei facetten van het kolonialisme de revue passeerden en zowel gesproken werd over historische feiten als over hedendaagse problemen.

Dualiteit
Zonder veroordeling van het verleden viel een discussie volgens vele historici niet te voeren, zo bleek uit een enqute; tenslotte ging het om uitbuiting en slavernij. Hoe halfslachtig en vaak onbegrepen de omgang daarmee ook is, enig historisch bewustzijn kan Nederlanders toch niet worden ontzegd. Uit een onderzoek naar het historisch gegeven waarvoor de Nederlander zich schaamt, kwam het kolonialisme als derde item uit de bus, n de houding van de Nederlander tegen de joden tijdens WO II en onze rol in de slavernij.
Educatie, voorlichting en onderzoek vormen voor historici dan ook een voorwaarde voor een beter begrip tussen Nederlanders en immigranten uit de voormalige kolonin. Bemoedigend vond men het daarom dat Indonesi dit jaar als examenonderwerp in het curriculum van middelbare scholieren is opgenomen al heeft het Moluks Historisch Museum daar als kanttekening bij geplaatst, dat de paragraaf in het geschiedenisboek over de Molukken nauwelijks serieus is te nemen.
Directeur en historicus Wim Manuhutu lichtte in diverse forums de verschillende Molukse kwesties toe. Allereerst de vraag of de Molukse militairen al dan niet een dienstbevel hadden gekregen zich naar Nederland in te schepen. Volgens officile bronnen niet, zo zei militair historicus Jaap de Moor. Dat neemt niet weg dat de praktijk wellicht anders was. Vooral de taal waarin de lagere officieren de keuzes overbrachten bij de ontmanteling van het leger kan aanleiding tot misverstanden zijn geweest n een reden waarom Molukse militairen de optie naar Nederland te gaan veelal als een bevel hebben beschouwd. Manuhutu zowel als De Moor vonden dat de dualiteit van deze lezingen de historische werkelijkheid bepaalden of recht deden al bestaat voor de Molukse visie geen schriftelijk bewijs.
Journalist Sytze van der Hoek, die voor de Volkskrant in 1975 en 1977 de treinkapingen versloeg, deed een opmerkelijk constatering. Ondanks zes gijzelingen zijn Molukkers altijd geaccepteerd, zei hij. Nooit hebben Nederlanders zich gewroken. Merkwaardig genoeg is de houding van veel Nederlanders tegenover Surinamers en Antillianen, die nooit gewelddadige acties hebben ondernomen, veel dubbelzinniger en vaak vol animositeit. Een mogelijke reden is dat men vindt dat de Molukkers zich voor Nederland hebben ingezet, maar bedrogen zijn uitgekomen iets waarover men zich schuldig voelt of besmuikt trots, zoals historicus Gert Oostindi het tijdens de openingszitting formuleerde.
Heten Molukkers geruisloos te zijn gentegreerd in de Nederlandse samenleving, desondanks vond Manuhutu dat bepaald geen reden het Moluks Historisch Museum te sluiten, zoals schertsend werd geopperd door de voorzitter van het forum. Zolang we nog klassen rondleiden, die geen flauw idee hebben waarom er Molukkers in Nederland zijn, heeft het museum een duidelijke functie. Bovendien vervullen we niet alleen een educatieve taak, maar ook een veel ruimere als kenniscentrum.

Verplichte viering
Ethisch aanzienlijk feller was het betoog van de Surinaamse politicoloog Hans Breeveld en dat van de Antilliaanse schrijver Frank Martinus Arion. Wellicht hadden zij daar meer reden toe. Anders dan Indonesi zijn zowel Suriname als de Antillen zich immers sterk op Nederland blijven richten. Ook laat Nederland zich omgekeerd daar sterk gelden. De spreekwoordelijke zelfgenoegzaamheid waarmee dat gepaard gaat heeft nogal wat wrevel tot gevolg. Zo refereerde Martinus Arion aan de viering van de Nederlandse grondwet uit 1849 waartoe ook Antilliaanse scholen verplicht waren. En dan te bedenken, kritiseerde Martinus Arion de hautaine houding van de Nederlandse regering, dat Nederland destijds de slavernij nog niet had afgeschaft. Nazaten van die periode de viering opdringen van een grondwet waarvan zij uitgesloten waren, getuigt natuurlijk van een bijzonder gebrekkig historisch besef.
Breeveld betoogde dat Suriname zich meer op de Caribische regio en minder op Nederland zou moeten orinteren. Wanneer Surinaamse studenten in Nederland of in Belgi gaan studeren, keren ze doorgaans niet terug. Hun kennis gaat dus voor Suriname verloren. Met Belgi hebben we inmiddels afgesproken dat onze studenten met de subsidies in de eigen regio kunnen studeren. Dan blijkt dat ze wl naar Suriname terugkeren en kunnen bijdragen aan de opbouw van het land. Martinus Arion sloot zich daarbij aan met de opmerking dat het curriculum van Antilliaanse scholieren beter is gediend met het leren van Spaans dan van Nederlands.
Minder door het verleden belast dan Nederland of de kolonin in de West lijkt Indonesi, dat was vertegenwoordigd door minister van onderwijs Jahja Muhaimin. Niet dat Muhaimin het verleden negeerde. Integendeel, hij besprak enkele schrijnende voorbeelden van de Nederlandse koloniale politiek. Maar hij zette daar tegenover dat beide landen er beter aan doen naar de toekomst te kijken en elkaar als gelijkwaardige partners te beschouwen. Indonesische scholieren en studenten, liet hij weten, worden weliswaar bewust gemaakt van het koloniale verleden, maar vooral in algemene zin. Ze leren het dus wel te veroordelen, maar dat richt zich niet specifiek tegen Nederland. Nederland maakt zich ondertussen druk over het al dan niet afbreken van het monument van Van Heutsz zonder te beseffen dat dit wel eens een loos gebaar zou kunnen zijn.

Auteur: Joris van Groningen
468

Reactie verzenden

Share This