Selecteer een pagina

Over je schaduw springen

op zoek naar nieuwe markten

Algemeen
Wat zijn de mogelijkheden voor de culturele sector om, in reactie op de voorgenomen bezuinigingen, nieuwe markten te vinden? Volgens Bart van de Laak is met een kleine mentaliteitsverandering the sky the limit. 

De schreeuw en de noodzaak 
De culturele sector heeft zich de afgelopen maanden niet onbetuigd gelaten in z’n reactie op de plannen van de nieuwe regering. Met diverse publieke protesten, discussieavonden en ingezonden brieven is de reactie van de sector op de voorgenomen bezuinigingen duidelijk: te veel, buitenproportioneel en zonder goede inhoudelijke onderbouwing. Funest voor de kunsten en de podiumkunsten in het bijzonder. Hoewel de staatssecretaris kiest voor sectorbrede bezuinigingen, lijken immers vooral de podiumkunsten het gros van de bezuiniging te moeten opbrengen, met daarbij ook nog eens een btw-verhoging. Er hangt een grote donkere wolk boven de sector, maar de instellingen moeten nog tot 2013 wachten totdat duidelijk is waar de regen gaat vallen. Pas dan wordt duidelijk hoe de beleidsmatige voornemens via het advies van de Raad voor Cultuur zijn verwerkt in nieuwe wetgeving en subsidiebeschikkingen. Dit alleen al stelt de sector voor grote problemen in het aantrekken van smaakmakers. Reden tot zorg, reden tot protest, reden tot schreeuwen! Maar die bezuinigingen zijn wel noodzakelijk. Misschien niet in deze onevenredige mate, maar zowel links als rechts zijn het erover eens dat de broekriem overal aangehaald moet worden. De wereldeconomie groeit te traag, er staat ons een forse vergrijzing met dalende arbeidsproductiviteit te wachten en landen als India en China staan te trappelen om ons links en rechts in te halen. Bovendien heeft de recente redding van de financiële sector ons land veel geld gekost en dat moet ergens weer teruggevonden worden. Er zal overheidsbreed bezuinigd moeten worden, dus ook op cultuur. 
 
Too little, too late? 
Het politieke draagvlak voor cultuur is aanzienlijk veranderd. Bezuinigen op en hervorming binnen de culturele sector worden al decennia lang aangekondigd door nieuw aantredende regeringen. Dit leidt vrijwel altijd tot een interessante, bijna rituele, dans tussen sector en beleidsmakers, een dans waarin de sterke lobby van de kunsten zich richt op het wegnemen van potentiële dreiging van teruglopende budgetten. Tot zo’n tien jaar geleden werkte dit heel goed, maar tegenwoordig niet meer. Daar waar vroeger links en rechts allebei een liefde voor cultuur bezaten, wordt er sinds begin deze eeuw neerbuigend gesproken over ‘linkse hobby’s’. De sector heeft hier zelf echter ook een aandeel in gehad. Hoewel er meer aandacht is gekomen voor maatschappelijke cultuurparticipatie was kunst en cultuur vooral gericht op de hoger opgeleiden, de rijkere, in de Randstad woonachtige burger. Een doelgroep die bezig is met onderwerpen als persoonlijke ontwikkeling, zingeving, maakbaarheid, etc. Thema’s die voor de maatschappelijk minder gefortuneerden minder relevant zijn en door deze doelgroep ook niet geassocieerd worden met cultureel aanbod. De populistische partijen spelen daar uiteraard slim op in: linkse hobby’s zonder publiek, met grote subsidies: aanpakken! Dat hierbij alle nuance verdwijnt, is dan niet meer relevant. De sector heeft dit deels in de hand gewerkt door te denken vanuit het aanbod en zich te weinig en te laat te bekommeren om andere doelgroepen. 
Kwaliteit voor / door het publiek
Dat is ook een belangrijk punt dat in de uitgangspuntenbrief van Zijlstra gemaakt wordt: kwaliteit wordt niet alleen bepaald door het aanbod, maar ook door de afname; het publiek. En dat is schrikken voor een sector die toch primair redeneert vanuit het aanbod en de intrinsieke kwaliteit van het product. Maar het is natuurlijk niet nieuw. Er wordt al langer druk uitgeoefend op de sector om meer publiek te bereiken. Tot dusver was dat vooral gebaseerd op de verheffende werking die kunst kan uitoefenen, met als gedachte dat de autonome kwaliteit van kunst het leven van anderen beter kon maken. Nieuw is dat die autonome kwaliteit tegenwoordig niet meer als vanzelfsprekend wordt erkend. Ook de focus op het verdienvermogen van de culturele sector is niet nieuw. Al sinds Paars II wordt er aandacht gevraagd voor ondernemerschap binnen de kunsten en sinds begin van deze eeuw staat de relatie tussen cultuur en economie op de agenda van instellingen en beleidsmakers. Enerzijds op zoek naar nieuwe rechtvaardiging voor kunstensubsidie, anderzijds op zoek naar een verlaging van de subsidiebehoefte. 
 
Nieuwe producten, nieuwe markten 
Overheden hebben eraan bijgedragen dat instellingen zich niet overmatig inspannen om eigen inkomsten te genereren. Door niet of beperkt toe te staan dat instellingen reserves opbouwen, is er een prikkel ontstaan om niet teveel eigen inkomsten te genereren. Een eventueel surplus moet aan het eind van het jaar namelijk terugbetaald worden. Het ontbreken van een buffervermogen belemmert instellingen vervolgens om meer te ondernemen en risico te nemen. De bronnen van eigen inkomsten blijven (daardoor) beperkt tot ticketinkomsten, sponsoring, horeca en verhuur, waarbij eerstgenoemde doorgaans de belangrijkste is. Dit is logisch bezien vanuit de primaire en strategische functie van een culturele instelling, maar ook beperkend. Culturele instellingen, theaters of musea, hebben het vermogen om mensen te inspireren, bij elkaar te brengen en iets bijzonders tot stand te laten brengen. Dat gaat verder dan alleen een voorstelling bezoeken. Kijk naar hoe TEDxAmsterdam de Amsterdamse Schouwburg afgelopen jaar transformeerde tot centrale hub in het netwerk van (inter)nationale wetenschappelijke toppers. Kijk ook naar het Wereldmuseum in Rotterdam dat tegenwoordig een chique restaurant huisvest. Of hoe musea tijdens de museumnachten veranderen in bruisende clubs. Door kritisch na te denken over de plek die een instelling eigenlijk in kan en wil nemen, dienen zich nieuwe mogelijkheden aan. Het gaat dan niet meer om het aanbod alleen, het gaat om de toegevoegde waarde die de instelling kan bieden aan haar doelgroepen gebruik makend van ál haar kwaliteiten (aanbod, het gebouw, personeel, de sfeer, etc). Door hier goed over na te denken ontstaan er mogelijkheden voor nieuwe activiteiten, nieuwe producten en diensten, en nieuwe manieren om geld te verdienen. 
 
Artistieke autonomie 
Een dergelijke herbezinning kan een instelling zowel financieel als inhoudelijk onafhankelijker maken van haar subsidiënten. Een kenmerk van de relatie tussen overheid en instelling is het gedragsbeïnvloedende karakter ervan. Overheden zijn over het algemeen de belangrijkste subsidiënten van instellingen, maar hebben andere belangen dat de instellingen zelf. Bij de laatstgenoemde gaat het om artistieke inhoudelijke productie, bij eerstgenoemde om allerlei beleidsdoelen als sociale cohesie, cultuurbereik en participatie en economische aantrekkingskracht. Overheden schrijven beleid met toetsingscriteria op basis waarvan subsidies worden toegekend. Instellingen moeten voldoen aan deze toetsingscriteria, die echter niet rechtstreeks in lijn staan met het eigenlijke doel van de instelling. Het gevolg hiervan is dat een instelling zijn gedrag, doelstellingen en producten in lijn zal proberen te brengen met de beleidsdoelstelling van de overheid. Zo dicteert algemeen maatschappelijk beleid het gedrag van de instelling. Het argument dat commerciële productie de artistieke autonomie belemmert, gaat dus ook op in de relatie tussen overheid en instelling. Je zou dus kunnen zeggen dat de relatie overheid–instelling even beperkend is voor artistieke autonomie als het werken aan commerciële productie. Een terugtrekkende overheid kan wat dat betreft de artistieke vrijheid bevorderen, maar dan moet er wel ergens anders geld gevonden worden. Dat vereist een nieuw ondernemerschap; een ondernemerschap dat uitgaat van het vermarkten van de eigen kwaliteiten. 
 
Mogelijkheden voor het vermarkten van kwaliteit 
Er zijn nog niet veel goede voorbeelden te vinden van instellingen die proberen nieuwe markten aan te boren. Dat is ook niet zo vreemd, omdat de noodzaak tot dusver ontbrak. Met de nu aangekondigde bezuinigingen ontstaat er een urgentie om op zoek te gaan naar nieuwe mogelijkheden, en gelukkig zijn die er ook. In een kenniseconomie als de Nederlandse is er toenemende behoefte aan creativiteit, intelligentie en kennis. Vanuit de creatieve sectoren wordt er steeds meer ingezet op het zogenaamde design thinking, waarbij creatieve processen worden gebruikt om (ook in andere sectoren) ingewikkelde problemen op te lossen. Een mooi voorbeeld hiervan is het architectenbureau OMA dat onder de noemer AMO creatieve methoden biedt aan klanten uit diverse sectoren. Er zal altijd een behoefte blijven aan goede ontregelaars, aan mensen die out-of-the-box denken, mensen die bestaande structuren omverwerpen en daardoor nieuwe situaties creëren en anderen dwingen op een andere manier te gaan denken. Culturele instellingen en kunstenaars kunnen hierin een rol spelen. Dit kan (en gebeurt al) in de vorm van het organiseren en faciliteren van creatieve workshops. Maar het kan ook verder gaan. Makers kunnen in samenwerking met bedrijven projecten opzetten die moeten leiden tot nieuwe inzichten en nieuwe producten. Choreografen en dansers kunnen helpen in het ontwikkelen van nieuwe games. Theatermakers kunnen bijdragen aan het ensceneren van probleemsituaties. Makers en instellingen kunnen zo nieuwe opdrachtgevers vinden zonder hun artistieke autonomie op te offeren. De opdracht dient alleen als kader, als startpunt, als inspiratie of als afbakening. 
 
The sky is the limit! 
Bovenstaande vereist een strategische herbezinning op de functie en de plek die een kunstenaar of instelling wil innemen. Het vereist vervolgens een ondernemende houding, geloof in jezelf, en lef om op zoek te gaan de mogelijkheden en daarop in te spelen. Als de sector daartoe in staat is, dan zijn er goede mogelijkheden voor lijfsbehoud en ontwikkeling. Het is belangrijk dat instellingen en makers elkaar hierbij helpen en met elkaar in gesprek gaan. Een gemeenschappelijke vijand (een bezuinigende overheid) zorgt vaak voor eendracht, maar die eendracht lijkt vooral defensief van aard. Deels terecht, want er zijn talloze argumenten om te protesteren tegen de voorgenomen plannen. Maar wend de energie ook aan om na te denken over de kansen en grijp ze vervolgens met beide handen aan!
Auteur: Tekst: Bart van de Laak Bart van de Laak is adviseur kunst, cultuur en stedelijke ontwikkeling bij LAgroup. Vanuit deze functie werkt hij geregeld voor opdrachtgevers binnen de culturele en toeristisch-recreatieve sectoren die op zoek zijn naar nieuwe verdienmogelijk-heden (BartvandeLaak@lagroup.nl).
Referenties:  
468

Reactie verzenden

Share This