Selecteer een pagina

Plaatsen van het gebeuren

Digitale ontsluiting van betekenis en herinnering

Algemeen
Lange tijd leek ‘de plek’ als fysiek gegeven in historische en sociologische theorieën nauwelijks een rol te spelen. De laatste jaren is er sprake van een terugkeer naar het betrekken van ‘de plek’ bij historische en sociologische analyses. Ook bij het omgaan met erfgoed speelde de ruimtelijke dimensie lange tijd een ondergeschikte rol. Tegenwoordig betrekken archeologen nadrukkelijk het landschap in hun analyses. En in de monumentenzorg wordt steeds meer het monumentale gebouw in zijn context gezien. Bij musea en archieven zien we een vergelijkbare aandacht voor de oorspronkelijke samenhang van de plaats van herkomst van de objecten. De aanname is dat door het kijken naar de fysieke context erfgoed in zijn complexiteit beter begrepen kan worden.

 ‘De plek’ in erfgoedtheorie
In Nederland heeft deze contextuele benadering vorm gekregen in de verbinding tussen cultuurhistorie en ruimtelijke ordening zoals uitgewerkt in de Nota Belvedere (1999) en het daarmee samenhangende concept ‘(culturele) biografie van het landschap’. We herkennen de topographical turn ook in verschillende GIS-gerelateerde websites. De site Buiten in beeld van de Provincie Utrecht geeft een interactieve, dynamische kaart, die bestaat uit vier lagen: landschap, cultuurhistorie, natuur en bodem (http://www.provincie-utrecht.nl/loket/interactieve-kaarten/geo/buiten-beeld). Op de site van KennisInfrastructuur CultuurHistorie, kortweg KICH, wordt archeologische, landschappelijke en bouwhistorische informatie cartografisch toegankelijk gemaakt (http://www.kich.nl). Wat Was Waar is een samenwerkingsproject van dertig Nederlandse erfgoedinstellingen (http://watwaswaar.nl). De site geeft historische informatie over elke plek in Nederland en geeft direct toegang tot een groot aantal plaatsgebonden collecties van Nederlandse erfgoedinstellingen.

De huidige aandacht voor ‘de plek’ gaat onder andere terug op het werk van Martin Heidegger en Walter Benjamin. Vooral Benjamin’s onvoltooide Passagenwerk heeft veel auteurs geïnspireerd. Benjamin ontwikkelt hierin een methode van kijken naar de omgeving en het toekennen van betekenis(sen). Hij was de eerste denker die de moderne openbare ruimte in het centrum van zijn denken stelde. Benjamin beleefde de ruimte in situ door er organisch te zijn, als wandelaar (flâneur) en als Augenmensch. Hij zag ‘de plek’ vooral als een constructie van zijn bewoners en daarmee speelde volgens Benjamin ‘de plek’ een belangrijke rol in het collectieve geheugen van de bewoners. Benjamin’s methode is te herkennen in de manier waarop Gerard Rooijakkers het begrip ‘culturele biografie’ beschrijft. Volgens Rooijakkers verwijst het begrip ‘naar een levensverhaal van regio’s of landschappen, maar landschappen vertellen het verhaal niet zelf. De sporen zijn enkel een kapstok’. De eigenlijke culturele biografie, zegt Rooijakkers, ‘ligt besloten in de manier waarop mensen met het landschap omgaan en de manier waarop mensen dit betekenis geven.

Het gaat niet om de geschiedenis op zich, maar om de omgang met het verleden door generaties
mensen’. Kortom, ‘elke biografie is in de eerste plaats een narratieve constructie’. Dat sluit aan bij het concept lieu de mémoire van de Franse historicus Pierre Nora, hoewel Nora dit begrip ruimer ziet dan alleen de fysieke plek. In de vierdelige Nederlandse reeks Plaatsen van herinnering en in het gelijknamige web-project van het Nationaal Historisch Museum (http://plaatsen.innl.nl) wordt het begrip letterlijk genomen. Het gaat om plaatsen waar iets te zien is en waar men naar toe kan gaan, plekken waar collectieve herinneringen aan verbonden zijn.

Integrale en geïntegreerde benaderingen
Deze benadering veronderstelt een integraal en geïntegreerd perspectief op erfgoed, dat wil zeggen, een benadering waarbij alle erfgoedsectoren een rol spelen. De sporen van de geschiedenis en de verhalen zijn vastgelegd door allerlei verschillende erfgoedinstellingen: musea, archieven, bibliotheken en organisaties op het gebied van monumentenzorg en natuur- en landschapsbescherming, maar ook organisaties die zich bezig houden met immaterieel erfgoed (volksdansgroepen, schutterijverenigingen, e.d.). Bij elkaar vormen al deze instellingen het geheugen van ‘de plek’. Het gaat daarbij om meer dan het bewaren en beschikbaar stellen van informatie. Het gaat vooral ook om het geven van betekenis.

Professionele erfgoedinstellingen hebben steeds meer de betekenisgeving naar zich toegetrokken en gemonopoliseerd. Sinds het begin van de jaren zeventig van de vorige eeuw zien we een tendens waarbij betekenisgeving steeds meer teruggegeven wordt aan – of teruggeëist wordt door – de burger. Dit heeft geleid tot nieuwe vormen van institutionalisering, zoals het ecomuseum. Het ecomuseum gaat uit van een gebied waar het erfgoed in situ wordt behouden en toegankelijk wordt gemaakt – bij voorkeur in functie – en dus niet ‘onthecht’ om naar een museum te worden gebracht. Essentieel is dat de bewoners van het gebied het juridische en intellectuele eigendom van hun eigen erfgoed behouden en daarmee zeggenschap over het toekennen van betekenis(sen). Internationaal spreekt men van social curatorship. De samenwerking tussen de burgers en de erfgoedprofessionals is gebaseerd op het principe van co-creation. In social curatorship en co-creation komen de uitgangspunten van social inclusion samen, te weten: toegang, representatie en participatie. Met andere woorden, alle burgers hebben het recht van toegang tot uitingen van cultuur (met inbegrip van erfgoed), hun geschiedenis en hun verhalen zijn onderdeel van het ‘geheugen van Nederland’, en zij zijn actief betrokken bij besluitvorming rond keuzes aangaande behoud en presentatie van het erfgoed.

Verbonden met het concept ‘culturele biografie’ is dus enerzijds samenwerking tussen professionele erfgoedinstellingen onderling en anderzijds die tussen professionele erfgoedinstellingen en bewoners. In de Framework Convention on the Value of Cultural Heritage for Society (2005) van de Raad van Europa, ook wel genoemd Conventie van Faro, wordt in dit verband het begrip ‘erfgoedgemeenschap’ geïntroduceerd. Een erfgoedgemeenschap is ‘een gemeenschap die bestaat uit organisaties en personen die een bijzondere waarde hechten aan het cultureel erfgoed of specifieke aspecten ervan, en die het cultureel erfgoed of aspecten ervan door publieke actie wil behouden en doorgeven aan toekomstige generaties’. 

Van erfgoedgemeenschappen, zoals bedoeld in de Conventie van Faro, naar internet communities is maar een kleine stap. Al kort na de introductie van het World Wide Web werd het internet gebruikt om de hierboven beschreven ontwikkelingen te ondersteunen. Inmiddels heeft de Web 2.0 gedachte haar pendant gevonden in de Erfgoed 2.0 gedachte en geven nieuwe technologieën, zoals augmented reality, de mogelijkheid plek en herinnering in situ te koppelen. De combinatie van Web 2.0 en locatiemedia faciliteert een dynamische interactie tussen diverse groepen van stakeholders en draagt daarmee bij tot een verdieping van het concept ‘culturele biografie’.

Digitaal Monument voor de Joodse Gemeenschap in Nederland
Het Digitaal Monument voor de Joodse Gemeenschap in Nederland is een voorbeeld van de inzet van nieuwe technologie bij het realiseren van participatieve ontsluiting en betekenisgeving van erfgoed, leidend tot een actualisering van het concept ‘plaatsen van herinnering’. Het Digitaal Monument is een website die elk Joods slachtoffer dat tijdens de Sjoa in Nederland is vervolgd probeert te herdenken. De site is primair bedoeld voor nabestaanden als source community, maar richt zich in tweede instantie ook op een community of interest’, iedereen die een persoonlijke of professionele belangstelling heeft. Initiatiefnemer van het Digitaal Monument was Isaac Lipschits, die zijn ideeën in 2000 lanceerde. Het project was eerst ondergebracht bij het Instituut voor Sociale Geschiedenis, maar is sinds voorjaar 2006 onderdeel van het Joods Historisch Museum. Sinds 2010 bestaat er een Community Joods Monument. In deze erfgoedgemeenschap kan informatie uitgewisseld worden en kunnen contacten worden gelegd. De community is voor iedereen toegankelijk. Een aangemelde gebruiker kan direct zijn eigen verhaal plaatsen op de site. Op dat verhaal kunnen anderen weer reageren met eigen verhalen, reacties, foto’s en dergelijke. Gebruikers dragen daarmee bij aan betekenisgeving. Door de community maken slachtoffers van de Sjoa op deze manier deel uit van een levend netwerk, als uiting van een levende herinnering.

Deze herinnering heeft een topografische dimensie. Tot de basisgegevens behoren namelijk ook adresgegevens: geboorteplaats en (laatste) woonplaats. Daarmee blijft de herinnering aan de slachtoffers van de Sjoa heel tastbaar, waardoor steeds weer nieuwe generaties zich betrokken kunnen voelen bij de community of interest, bijvoorbeeld als nieuwe bewoner van een van de huizen uit de lijst. Het is de bedoeling dat het Digitaal Monument gekoppeld wordt aan de namenwand in de Hollandsche Schouwburg. De Schouwburg was vanaf augustus 1942 de centrale plek waar duizenden mannen, vrouwen en kinderen wachtten op hun deportatie naar Westerbork, vanwaar ze op transport werden gezet naar concentratie- en vernietigingskampen. In 1993 werd een gedenkwand met de 6.700 familienamen onthuld. Deze familienamen representeren alle vermoorde joden van Nederland. Met een smartphone zullen deze familienamen gekoppeld kunnen worden aan persoonsnamen in het Digitaal Monument en daarmee met alle informatie die over deze personen bekend is. Ook zal de namenwand via het Digitaal Monument gekoppeld worden aan de website van het Nationaal Comité 4 en 5 Mei, waarop alle Nederlandse oorlogsmonumenten in binnen- en buitenland staan vermeld. Tenslotte zal er ook nog een koppeling zijn met de Nederlandse verhalen uit het Shoah Visual History Archief. Het archief zelf is overigens nu al te bekijken in de Hollandsche Schouwburg.

Het Digitaal Monument voor de Joodse Gemeenschap in Nederland laat zien dat nieuwe internetgerelateerde technieken een wezenlijke bijdrage leveren aan de ontsluiting en betekenisgeving van erfgoed en herinnering, nu en in de toekomst. Een bijzonder aspect hierbij is dat door de nieuwe technieken de herinnering daar kan worden ontsloten waar zij het krachtigst kan worden beleefd: de plek van het gebeuren.

Auteur: Tekst: Léontine Meijer-van Mensch & Peter van Mensch Léontine Meijer-van Mensch is als docent Erfgoedtheorie en professionele ethiek verbonden aan de Reinwardt Academie. (leontine.meijer@ahk.nl). Peter van Mensch is als lector Cultureel Erfgoed verbonden aan de Reinwardt Academie. Daarvoor was hij bij dezelfde opleiding docent Theoretische museologie en museale beroepsethiek.
468

Reactie verzenden

Share This