De Deventer Schouwburg neemt publieksparticipatie serieus: het programma ‘Podium van de Stad’ wil de schouwburg midden in de samenleving zetten. Het project is zeer succesvol gebleken in die ambitie. Steve Elbers, programmamanager cultuur van Stichting DOEN, noemt de Deventer Schouwburg een ‘voorloper’ die de sector heeft opgeschud.
Dat is mede te danken aan de begeleiding van directeur Alex Kühne. Het programma loopt sinds 2011; de vier jaar aan ervaring die zijn opgedaan door Kühne en zijn medewerkers zijn recent gebundeld in de nieuwe pocket Vind de Mens. Één van de belangrijkste stellingen van Vind de Mens – en het project ‘Podium in de Stad’ in zijn geheel – is dat het primaat van de programmering moet verschuiven van de interne organisatie naar de stad en de inwoners; van aanbod- naar vraaggestuurd. We vroegen Kühne over de betekenis van deze verschuiving in de culturele productie en zijn tactieken in het binden van stad en podium.
Waarom heb je het ‘Podium van de Stad’-project op deze wijze opgezet?
“Toen ik in de Deventer Schouwburg begon, wilde ik deze met de stad verbinden door open te gaan van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat. Ook wilde ik bij de programmering meer verbintenis met de stad. We doen nu 600 evenementen waarvan 240 traditionele voorstellingen en 180 evenementen in het programma ‘Podium van de Stad’, naast nog andere en commerciële inleidingen en presentaties. Die 240 worden niet alleen door ons geprogrammeerd, en daar ligt de grote verschuiving. We doen 150 voorstellingen in het basisprogramma, geprogrammeerd vanuit de staf. Ook daarin zijn we aan het veranderen. Ik denk dat de toekomst ligt in het aangaan van nieuwe verbintenissen, zowel op voorstellingsniveau als op gezelschapsniveau We zoeken in Deventer mensen die fan worden van bijvoorbeeld toneelgroep Oostpool, die de keuzes mee bepalen, en ambassadeur worden. Ze zijn dus zowel ontvanger als netwerker voor zo’n voorstelling.”
“Er zijn nu meer dan 140 inwoners direct betrokken bij de programmering van de schouwburg met één of meer projecten. Dit levert constante reuring en een netwerk van ambassadeurs voor de Deventer Schouwburg als een bruisende plek met betekenis voor de stad en regio. Stadsprogrammeur Albert Reinink kreeg in 2011 als opdracht mee om al deze ideeën te stroomlijnen, en nog meer nieuwe projecten te bedenken en te ontwikkelen. Maar wel met en voor de stad, door zoveel mogelijk groepen uit Deventer aan de schouwburg binden. Hij deed dit als een echte communitymanager. Hij wordt geacht mee te denken, geeft feedback terwijl de participanten zoveel mogelijk zelf programmeren. Hij stelt ruimte beschikbaar en zorgt dat de plannen aansluiten bij de programmering van de schouwburg.”
Hoe schakel je de inwoners van Deventer in als community? En beloon je ze voor hun bijdrage?
“Daar willen we een start mee maken. We hebben nu al hosting-groepen, bijvoorbeeld rond klassieke muziek. Indien je twaalf tot dertien mensen in de stad bereikt die mee willen kijken naar het programma en de marketing, gaat het Orkest van het Oosten van 200 naar de 300 verkochte stoelen. Dat vind ik een mooie vorm van verantwoordelijkheid geven. Daarom moet over een jaar of vijf de taak van de basisprogrammeur verleden tijd zijn. Want op gebied van cabaret, klassieke muziek en opera moet je samen met de stad een programma kunnen maken. Deskundigheid in de persoon van de programmeur heb je dan nog wel, maar die heeft een andere taak gekregen. Toen we als organisatie vroegen of mensen ideeën hadden, hebben we meteen aangegeven dat wij niets gingen doen. De focus lag op mensen helpen om hun project te organiseren. Soms help je om zo’n ploeg te versterken, bijvoorbeeld door te helpen in het zoeken naar een voorzitter.
Die maatschappelijke verantwoordelijkheid, is dat burgerschap?
“Vroeger zei ik: ‘het is mijn schouwburg’. Maar nu is de schouwburg van de stad. Ik mag dat leiden, maar het is hun veelkleurig huis. Als we echt verantwoordelijkheid willen geven, doet het met name pijn in je eigen professionele organisatie om je taken en verantwoordelijkheden te moeten delen. Melle Daamen is in zijn projecten bijvoorbeeld ook op zoek naar verbinding met de stad en hoe je je programma’s maakt. De disruptive instelling is nu een trend; iedereen is op zoek naar de verbintenis met zijn omgeving. Het probleem is dat er te weinig tijd en aandacht voor is in deze tijd met steeds minder middelen. Het is immers een heel intensief traject om te starten en vol te houden.”
De ambitie van Alex Kühne gaat ver. Iedere doelgroep in Deventer moet op één of andere manier vertegenwoordigd zijn in het podium van de stad. Hij staat nu aan de vooravond van de tweede fase. Het ontbreekt aan tijd om alle projecten financieel gezond te maken en participerende groepen leunen soms te veel op de schouwburg bij de organisatie. Tegelijk wil de schouwburg een kwaliteitsslag maken bij de programmering. De kwaliteit en organisatiekracht van de participerende groepen gaat achteruit. Het elan van het eerste uur is er een beetje uit. En dus kost het tijd, aandacht en geld om dit proces te keren.
Denk je dat de prioriteiten anders gesteld moeten worden?
“Onder de theaters heb je mijns inziens de ‘klagers’ en de ‘winnaars’. Klagers hebben terugloop van het publiek en zien geen mogelijkheid dat te keren. Sommige die niet in deze beweging meegaan houden toch een mooie zaalbezetting dat zijn klagers met geluk. Winnaars zijn diegene die in contact treden met hun omgeving en zich daartoe gaan verhouden in relatie en programma.
Zie je dat die maatschappelijke verantwoordelijkheid om zelf te programmeren ook door niet-autochtone Nederlanders wordt opgepakt?
“Een ding stelt me teleur, en dat is dat we die groep overmatig moeten ‘prikkelen’. We roepen wel dat we vraaggestuurd zijn, maar dacht je dat ze bij ons voor de deur stonden? Je moet aan de Turkse gemeenschap veel aandacht blijven besteden, want die blijft vaak maar kortstondig betrokken. Het programmeren van niet-Westerse voorstellingen voor autochtone Nederlanders blijkt ook weinig nut te hebben. Daar komt maar heel weinig publiek op af. Wat wel werkt is als Ilyas, één van onze programmeurs, naar Istanboel belt en de winnaar van Turkey’s Got Talent naar Nederland haalt. Dan zitten er plotsklaps 800 mensen in de zaal. Als we zoiets vaker doen, is de weg naar het culturele paleis ook geopend.”
Het is de professionele plicht van de Deventer Schouwburg om ervoor te zorgen dat de programmawerkgroepen niet telkens voor de hand liggend repertoire kiezen. Het gevaar van het terugvallen op een klassieke top-down benadering ligt op de loer.
Kühne: “We zitten nu in het zesde jaar van het ‘Podium van de Stad’-programma. Mensen zien dat iets werkt. Dat je vaak en divers zichtbaar bent. Nu gaat het over de taalstoornis afasie, dan weer over toneelgroep Oostpool. Het Fonds Cultuurparticipatie heeft ons afgelopen jaar nog als voorbeeld gepresenteerd op het Congres Podiumkunsten. Wij zijn nu officieel een voorbeeldtheater voor het fonds. We gaan met hen een groot project over amateurs in relatie tot programmering opzetten. Daarnaast gaan we vooral investeren in menskracht, om de stadsprogrammeur die specifiek voor de amateursector werkt, extra uren en tijd te geven om het veld verder te ontwikkelen en de connectie tussen repertoire en amateur toneel beter te kunnen maken.”
“Stichting DOEN werkt nu vier jaar mee. Zonder Stichting DOEN hadden we deze transitie niet kunnen maken. In totaal krijgen we in zes jaar tijd acht ton, en ook andere fondsen steunen ons bij deze overgang. Om de gemeente Deventer nadrukkelijker te betrekken heb ik ons beleidsplan inhoudelijk laten goedkeuren door de gemeente. Dat wil zeggen dat ze onderschrijven dat wij een basisprogramma – het ‘Podium van de Stad – en een commercieel programma hebben. Ze weten nu ook dat over enkele jaren de partijen die aan de wieg stonden van ‘Podium van de Stad’ zullen wegvallen en dat daarvoor in de plaatst een bijdrage van de gemeente moet komen. We zitten nu op 37% subsidie en 63% eigen inkomsten. Het deel wat nu door Stichting DOEN wordt gedaan, zal structureel door de gemeente moeten worden opgepakt. We kijken daarbij ook naar scenario’s om voorstellingen uit het basisprogramma te halen en in ‘Podium van de Stad’ verder te ontwikkelen. Dat rekenen we allemaal keurig uit en bespreken dat met de gemeente.”
De uitdaging voor de komende jaren is het verbeteren van kwaliteit. Hoe ga je dat aanpakken?
“Waar we in de tweede tranche van de Stichting DOEN bijdrage voor gekozen hebben is investeren in menskracht. We zijn de enige schouwburg in Nederland met vier programmeurs. De basisprogrammering wordt gedaan door onze hoofdprogrammeur Ischa Arnoldes in de helft van haar tijd. Daarnaast stuurt ze drie andere programmeurs aan: één doet festivals, een ander doet educatie, jongeren en amateurs, en een derde houdt zich bezig met vrijwilligerscoördinatie. Die extra tijdsinzet helpt ons om nog beter vragen te kunnen stellen, om anderen te helpen in het faciliteren, en om de zaak financieel gezond te maken. Maar onze programmeurs moeten wel op hun handen blijven zitten! Ze mogen niet zelf iets doen, maar moeten anderen leren om het zelf te doen en om efficiënter te werken. Want zo kunnen we over drie jaar per jaar minstens een ton onder de streep overhouden, als basis voor de toekomst.”
[UITGEVER:] Dit artikel is onderdeel van de Special Edition voor de BMC CultuurConferentie 2016 over Participatie en Community building.