Selecteer een pagina

Renee Steenbergen brengt private financiering van kunst en cultuur in kaart: Echte vrijgevigheid in Nederland zelden herkend

Algemeen
De kunsthistorica Rene Steenbergen heeft een belangwekkend boek geschreven. Zij vraagt aandacht voor de private financiering van kunst en cultuur. Dat doet zij met kennis van zaken. Omdat zij veel informatie uit interviews met betrokkenen haalt en dezen in haar boek aan het woord laat spreekt de inhoud de lezer aan. Het leest als een roman. Het boek is tevens goed geschreven; de lezer of lezeres wordt verwend met mooi taalgebruik.


Haar boek biedt een blik in de keuken van particuliere betrokkenheid bij cultuur. Steenbergen heeft gekozen voor een historische en internationale benadering van haar onderwerp. Zij plaatst het mecenaat in een breder kader, waardoor het inzicht in de thematiek wordt vergroot. Het komt de inhoudelijke diepgang ten goede. Zij gebruikt het internationale decor tevens als toetsingskader voor de Nederlandse situatie. Het stelt haar in staat stevige kritiek te uiten op bijvoorbeeld de gang van zaken rond het Amsterdamse Museumplein. Zo schrijft ze: Het plein dat wel het culturele hart van Nederland wordt genoemd, biedt al jaren een trieste aanblik en dat zal nog jaren zo blijven […] Terwijl de mogelijkheden voor het oprapen lagen. Samenwerking van de drie musea om te beginnen, waardoor de gezamenlijke bezoekersgroepen met n entreebewijs ruim vijf eeuwen kunst kunnen bekijken. Eerst de oude kunst in het Rijks, dan eventueel via ondergrondse boulevards naar de negentiende-eeuwse, vroegmoderne kunst van het Van Gogh Museum en door naar de moderne en eigentijdse collectie van het Stedelijk. En s avonds een concert of een toneelvoorstelling in het aanpalende Concertgebouw of de nabijgelegen Stadsschouwburg het beste van de Nederlandse cultuur in n dag samengebald. In de kostbare ondergrondse ruimte hadden de bibliotheken en archieven van de vier kunstinstellingen gezamenlijk ondergebracht kunnen worden om ook de vier kenniscentra effectief te verbinden, maar daar zitten nu een supermarkt en een parkeergarage.

Hoe is het boek opgebouwd? Het bestaat uit vijf hoofdstukken:
1. Onmisbaar mecenaat
2. Een Hollandse traditie: particulier geld voor de kunsten
3. Kunstsponsoring en bedrijfsmecenaat
4. De nieuwe mecenas
5. Geef om cultuur. Aanbevelingen voor ontwikkeling van nieuw mecenaat

Het boek wordt ingeleid door een prachtig voorwoord van kunstliefhebber en fondsenkenner prof. Paul Schnabel, directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau. Naast een Engelse samenvatting aan het eind zijn er bijlagen met een lijst van genterviewden, de cultuurfinanciers van de Tweede Gouden Eeuw en een literatuur en bronnen overzicht.
In het eerste hoofdstuk houdt Steenbergen een pleidooi voor het stimuleren van een culture of asking en een culture of giving en wijst daarbij op de nationale campagnes die van overheidswege in Engeland en Frankrijk zijn gevoerd. Naast de maatschappelijke waarde schept cultuur mogelijkheden voor de politiek (Art can often reach places where diplomacy can not). Cultuur heeft eveneens een hoge economische waarde. Zo wijst Steenbergen op de allianties van Guggenheim en Louvre met opkomende economien door internationalisering van collecties.
Zij is overigens geen voorstander cultuur uit te leveren aan economische belangen: cultuur is not for profit. Meerdere malen geeft zij er blijk van het begrip cultureel ondernemerschap niet gepast te vinden. Mecenassen hebben hart voor cultuur, of, althans, daar moet de kunst het van hebben.
Haar tweede hoofdstuk biedt een mooie inkijk hoe in de Tweede Gouden Eeuw de economische voorspoed de basis vormde voor de vele culturele initiatieven van vermogende particulieren. Zij moesten wel omdat de overheid nog nauwelijks present was en wel andere dingen aan het hoofd had. Overigens met uitzondering van de topambtenaar en ziener Victor de Stuers. Het leermoment van dit hoofdstuk is het succesvolle collectieve mecenaat, waarin peers middels pressure veel gelden wisten op te halen. De Amsterdamse socioloog Abram de Swaan verwoordde dit mechanisme treffend: mensen zijn goed vanwege de verwachte goedheid van anderen.
Het derde hoofdstuk handelt over kunstsponsoring en bedrijfsmecenaat. Het eerste krijgt een slecht rapportcijfer. Directeur-eigenaren zijn overal ter wereld de belangrijkste en gulste gevers, maar zogauw de bedrijfsleiding zelf niet meer betrokken is en de sponsoring naar marketing en sponsoringafdeling wordt weggedelegeerd, gaat het mis. De eerste rijen in het theater en museum worden gevuld met managers en marketingmensen die zeer prominent aanwezig zijn zonder dat zij daar persoonlijk iets voor hebben gedaan.

In het vierde hoofdstuk geeft Rene Steenbergen een overzicht van de verschillende vormen van eigentijds mecenaat en van de verschillende fiscaal-technische regelingen. Wederom besteedt zij aandacht aan de rol van peers; geef zelf opdat anderen, je vrienden, niet kunnen achterblijven. Maar ook toont zij soms moedeloosheid: Het is triest te moeten constateren dat echte vrijgevigheid in Nederland zelden wordt herkend, laat staan erkend. Daarom zal er veel moeten veranderen. De eenzijdige gerichtheid op overheidssubsidies zal verlaten moeten worden; kunstinstellingen moeten zichzelf blijven als non-profit en geen onderneming willen worden. En de overheid zou zie het voorbeeld van Frankrijk en Engeland wel meer aan de cultuuromslag wat betreft het geven mogen doen.
In het vijfde hoofdstuk Aanbevelingen loopt Rene Steenbergen het rijtje af: de overheid, de instellingen, de media, de bedrijven en de particulieren. Voor elk heeft zij puntsgewijs een boodschap. Laat iedere partij die zich met kunst en cultuur bezighoudt of wil verbinden hier kennis van nemen.

Auteur: Theo Schuyt TNM.Schuyt@fsw.vu.nl Prof. dr Theo Schuyt is hoogleraar Filantropische Studies aan de VU in Amsterdam
Referenties: Rene Steenbergen, De Nieuwe Mecenas. Cultuur en de terugkeer van het particuliere geld. Amsterdam, Business Contact, 2008 ISBN 978 90 470 0043 3
468

Reactie verzenden

Share This