Selecteer een pagina

Samen broeden

Marketing

Op de zesde verdieping van het voormalige Volkskrantgebouw zit SNURK Beddengoed. Een eindje verderop in de gang zit Keecie, een bedrijfje dat leren tasjes ontwerpt in de vorm van teckels, vogeltjes en varkens. Erik van Loo van SNURK herinnert zich hun eerste ontmoeting nog wel. ‘We kwamen er al gauw achter dat we voor de afzet van onze producten dezelfde chiquere designwinkels in gedachten hadden. Samenwerking lag dus voor de hand.’ Sindsdien staan de creatieve ondernemers geregeld samen op woonbeurzen en hebben ze goede prijsafspraken kunnen maken met postbedrijf GLS. Ook huren ze samen een klein magazijntje en deelden ze tot voor kort een stagiaire.

De succesvolle coöptatie van SNURK en Keecie staat niet op zich. In 2008 liet het gemeentelijke Bureau Broedplaatsen een onderzoek uitvoeren naar de ruimtevraag van haar doelgroep. Hieruit bleek dat voor veel broedplaatsgebruikers het samenwerken met andere huurders een belangrijke meerwaarde vormt voor het werken vanuit een broedplaats. Maar liefst 67% van hen gaf aan dit wel eens te doen. Het meest genoemd werden de gezamenlijke uitvoer van een opdracht en de ad hoc organisatie van open dagen of exposities. Huurders gebruiken elkaar ook voor het uitwisselen van kennis en maken geregeld gebruik van elkaars spullen. Verder werd duidelijk dat voor een vruchtbare samenwerking gemeenschappelijke ruimtes (kantine, vergaderzaal, keuken) onmisbaar zijn.

Kraakideologie
Het belang dat binnen het broedplaatsenbeleid aan onderlinge samenwerking wordt gehecht, wortelt in de kraakideologie. Toen de gemeente Amsterdam medio 2000 startte met het beleid was dat in de eerste plaats een reactie op de ontruimingen van veel grote kraakpanden. In die kraakpanden, of ‘vrijplaatsen’, bevonden zich allerhande culturele, ambachtelijke en maatschappelijke initiatieven en bedrijfjes. Zelfbeheer, zelfbestuur en solidariteit stonden er hoog in het vaandel. Dus toen de gemeente op zoek ging naar alternatieve huisvesting voor deze subcultuur lag het voor de hand dat dezelfde uitgangspunten zouden functioneren als randvoorwaarden. Inmiddels is het tien jaar na dato en vormen broedplaatsen een belangrijk instrument in de gemeentelijke creativiteitscampagne. In het Programma Broedplaatsen 2008-2012 wordt niet alleen de meerwaarde genoemd die broedplaatsen kunnen hebben op cultureel gebied (als ‘laboratoria voor talent’) maar wordt hun verdienste op sociaal, economisch, en ruimtelijk niveau net zo expliciet benoemd. De doelgroep is verbreed naar het ‘basissegment van de creatieve industrie’ en er wordt een vervaging van het onderscheid tussen ‘kunstenaars pur sang en creatieve ondernemers’ gesignaleerd. Het werken vanuit een broedplaats, met de mogelijkheid tot wederzijdse beïnvloeding zou hier een grote rol bij spelen en een natuurlijke doorstroom naar hogere creatieve segmenten versoepelen.

(Zelf)beheer
Naast de inrichting van een pand heeft ook de wijze waarop een broedplaats wordt beheerd invloed op de mate waarin wordt samengewerkt. In oudere broedplaatsen doen de huurders het beheer meestal zelf, waardoor er meer betrokkenheid is bij het gebouw. Vaak waakt een hechte kern van huurders over de teamgeest. Nieuwere broedplaatsen besteden het pandbeheer daarentegen liever uit. Daar gaat de huur weliswaar mee omhoog, maar wordt wel voorzien in de plug & play behoefte van een deel van de doelgroep (stekker in het stopcontact, laptop aan, einde van de dag licht uit en naar huis). Een intermediaire ‘broedplaatsontwikkelaar’ houdt zich in dat geval bezig met de praktische zaken. Urban Resort, stichting met roots in de kraakbeweging, is zo’n ontwikkelaar en beheert onder meer het Volkskrantgebouw. Toen zij deze grootste broedplaats van Amsterdam in 2007 begon, was het uitdrukkelijk de bedoeling zoveel mogelijk interactie en synergie te bewerkstelligen. Om de samenwerking te stimuleren werden enkele kunstgrepen toegepast. Huurders werden niet individueel geselecteerd, maar moesten collectieven vormen. Groepen met de beste gemeenschappelijke doelstellingen kregen een verdieping toegewezen. Vervolgens moest het pand, met haar rammelende jaren zestig architectuur, door de huurders zelf worden verbouwd. ‘Daar hebben we elkaar wel leren kennen,’ beaamt animator Johan Klungel. Hij huurt samen met nog drie animatoren een ruimte op de vierde verdieping. Samen met hen bouwde hij talloze afscheidingswandjes, een bel, een douche en een keuken.

Concullega’s
De animatoren zien elkaar en de rest van hun creatieve buren eerder als collega’s dan als concurrenten. Klungel: ‘Concullega’s zeg maar. Maar het is ook weer niet zo dat we nu constant samenwerken.’ Iedereen weet elkaar wel te vinden, mocht het nodig zijn. Dat komt ook door de spontane werkpresentaties die af en toe worden georganiseerd. Hier laten huurders aan elkaar laten zien waar ze de afgelopen tijd mee bezig zijn geweest. Die dynamiek had Jaap Draaisma van Urban Resort ook graag terug gezien bij de verdiepingen onderling. Draaisma: ‘We hadden gehoopt dat er binnen het hele pand een soort saamhorigheid zou ontstaan. Helaas is gebleken dat de schaal hier domweg te groot voor is.’ Het pasjessysteem, ingesteld na de zoveelste inbraak, maakt het voor de huurders ook niet gemakkelijk om zomaar bij elkaar naar binnen te lopen. De beoogde ‘krakersspirit’ is dus niet helemaal van de grond gekomen. Voor Draaisma is dat een bittere conclusie, maar de animatoren op de vierde zitten er niet mee. Klungel: ‘Samenwerken is leuk, maar als het ‘onder het mom van’ gebeurt, voelt het al gauw geforceerd. Je bent als ondernemer ook gewoon aan het werk.’

Het gaat om de sfeer
Binnen het diverse aanbod van Amsterdamse broedplaatsen wordt veel geshopt. Potentiële huurders kijken eens hier, dan weer daar, en kiezen vervolgens een plek die het beste bij hen past. Uiteraard wordt bij die keuze gelet op het huurtarief, maar vaker nog gaat het om de sfeer van een pand, de aanwezige disciplines en de projecten die vanuit de broedplaats worden ondernomen. Zo verhuisde industrieel ontwerper Olaf Wit na een jaar vanuit het Volkskrantgebouw naar broedplaats Xpositron. Wit: ‘Hier ben ik beter op mijn plek. In het Volkskrantgebouw zitten vooral grafisch ontwerpers en beeldend kunstenaars. In Xpositron zitten ook interieur- en industrieel ontwerpers. Bovendien is er een gezamenlijke werkplaats.’ Samen met nog een stuk of negen van zijn nieuwe medehuurders realiseert hij nu de grootste zonnepaneleninstallatie van Amsterdam op het dak van de broedplaats. Xpositron is een oudere broedplaats met eigen beheer. De vitaliteit van de interne economie wordt hier nauwlettend in de gaten gehouden. Zo is iedereen contractueel verplicht om een aantal uur per jaar te besteden aan zelfwerkzaamheid ten behoeve van het gebouw. Het zonne-panelenproject valt daar ook onder. Maar omdat het arbeidsloon bewust is mee begroot, is het ook gewoon een gezamenlijke klus. Ander voorbeeld: op het niet nakomen van je schoonmaakbeurt staat een geldboete. De gedachte was dat hiermee een echt schoonmaakbedrijf kon worden ingehuurd. Maar, zegt Paul Meijer, meubelontwerper: ‘We hoeven bijna nooit te bellen. Er is altijd wel een huurder die het geld goed kan gebruiken en graag een keertje extra schoonmaakt. Tweederde gaat dan naar hem, de rest is voor de Xpositronadministratie.’

Het broedplaatsbedrijf
Ook extern gerichte samenwerking is sterk afhankelijk van de regie van de broedplaatsbeheerder. ‘Er zijn genoeg creatieven die naar buiten toe niet actief bezig zijn met het feit dat ze in een broedplaats zitten. Daar missen ze kansen mee,’ vindt Maarten de Wolff. De Wolff is oprichter van Beehive – geen broedplaats maar een ‘bloeiplaats.’ Alle hier hurende creatieven hebben een strenge selectietoets doorstaan. Ook hebben zij contractueel toegezegd twee uur per week aan buurtprojecten te besteden. De Wolff: ‘Het voordeel daarvan is dat iedereen hier met eenzelfde mindset zit.’ En dat maakt het weer makkelijker om als één bedrijf naar buiten te treden. Het speciaal opgezette Buro Beehive werft actief voor de broedplaats. De Wolff stelt projectteams samen of zorgt dat een opdrachtgever na een pitch verschillende offertes ontvangt. Een grote reus als Vodafone maakte op die manier al eens gebruik van de kwaliteiten van Beehive. De Wolff: ‘Opdrachtgevers moeten weten dat hier een interdisciplinair netwerk zit. Wij hebben voor veel grote klussen gewoon alles in huis!’Soms zitten die opdrachtgevers al in de broedplaats zelf. In Duintjer CS huurt het gevestigde reclamebureau Selmore tegen commercieel tarief.

Selmore groeide groot in Post CS, het voormalige PTT-gebouw, waar tijdelijk meer creatieve bedrijfjes zaten. Partner Otto van der Harst: ‘Toen we daar uit moesten, zijn we bijna met z’n allen overgestapt. De indeling in Duintjer hebben we uitgekozen op bestaande samenwerkingsverbanden.’ Nieuwe banden met kleinere bedrijfjes werden al snel aangehaald tijdens de ‘Domibo’ (donderdagmiddagborrel) en inmiddels worden er regelmatig opdrachten intern weggezet. ‘Bij productiemaatschappijtjes en kleine salespromotiebedrijfjes, maar we hebben ook een heel geslaagde commercial gemaakt met een graffitiartiest.’ Selmore blijft nog wel even zitten in Duintjer CS: ‘Omdat je zo informeel bij elkaar zit, wordt er minder traditioneel contact gelegd dan normaal bij klanten of partners het geval is. Gesprekken gaan niet meteen over zaken en dat werkt heel ontspannen.’

Auteur: Sara Spoelstra Zij studeert Algemene Cultuurwetenschappen aan de UVA. Zij liep stage bij Bureau Broedplaatsen en is momenteel werkzaam als freelance journalist. (sara.spoelstra@gmail.com)

468

Reactie verzenden

Share This