Selecteer een pagina

Schaarste scherpt de geest

De particuliere cultuurfondsen en de crisis

Algemeen
Het heeft er veel van dat de cultuursector, zeker in financieel mindere tijden, maar één kreet kent: ‘wij willen geholpen worden.’ Een dergelijke strategie lijkt voor de aankomende tijden niet erg verstandig. De sector zal zichzelf in de komende tijd moeten herwaarderen. Dat lijkt niet alleen de optiek van de politiek en de overheid, maar ook van andere betrokkenen. In het licht van de financiële en economische crisis, de verkiezingen voor de gemeenteraden en de Tweede Kamer en de te verwachten bezuinigingen nodigde MMNieuws de directeuren van de grote particuliere fondsen uit voor een rondetafelgesprek over de rol en positie die de fondsen kunnen spelen in de wijze waarop de cultuursector de moeilijkheden die de crisis met zich meebrengt het hoofd kan bieden.


Van de vier directeuren is Adriana Esmeijer het langst bij een fonds werkzaam, namelijk acht jaar. Nina Tellegen werkt twee en een half jaar bij Stichting DOEN, Joost van Lanschot is sinds medio 2008 in functie en Marie Hélène Cornips is, zoals ze zelf aangeeft ‘de jongste’: zij werkt sinds september 2009 bij het SNS Reaalfonds. Hoewel alle fondsen actief zijn op cultuurgebied zijn er toch duidelijke verschillen in aanpak, aandachtspunten en inkomstenbronnen. Het Prins Bernhard Cultuurfonds stimuleert cultuur en natuurbehoud. Het Cultuurfonds verwerft inkomsten uit schenkingen (bijvoorbeeld in de vorm van zogenaamde ‘CultuurFondsen op Naam’), uit beleggingsopbrengsten, uit collectes in het kader van de Anjeractie, de jaarlijkse collecteweek en uit de bijdragen van de BankGiro Loterij en De Lotto. Het activiteitenbudget voor 2010 bedraagt 26,8 miljoen euro.

Stichting DOEN is het fonds van de goededoelenloterijen. De stichting steunt initiatieven op het gebied van duurzame ontwikkeling en sociale cohesie (Nationale Postcode Loterij), cultuur (BankGiro Loterij) en welzijn (Sponsor Bingo Loterij). Voor cultuurprojecten is jaarlijks zo’n 3 miljoen euro beschikbaar.

Het VSBfonds en het SNS REAAL Fonds ontvangen hun gelden vooral uit dividend en uit rendement op belegd vermogen. Vanaf 2009 werkt het VSBfonds met een jaarbudget van 30 miljoen euro; daarmee is het beschikbare budget weer op hetzelfde niveau als in 2000. Daarvan wordt 16 miljoen besteed aan kunst en cultuur. Voor 2010 is in principe hetzelfde bedrag beschikbaar. Het VSBfonds is actief op het gebied van kunst en cultuur en daarnaast in de sectoren Mens & Maatschappij (sociale projecten), alsmede studiebeurzen. Het SNS REAAL Fonds is vooral actief in cultuur, cultuureducatie en wetenschap.

Overleg
De directeuren van de fondsen kennen elkaar redelijk goed en er is regelmatig contact. Ook is er in zekere mate sprake van afstemming over de ondersteuning van projecten. Nina Tellegen: ‘Het is belangrijk niet allemaal hetzelfde te doen.’ Joost van Lanschot: ‘We overleggen wel over projecten, wanneer we het idee hebben dat een project typisch iets is voor een bepaald fonds. Ieder fonds heeft ook z’n eigenheid.’ Ingewikkelder ligt het met de ministeries en de overheidsfondsen. Tellegen: ‘We hebben wel contact met een fonds als de Mondriaan Stichting, en ook wel met het Fonds voor de Cultuurparticipatie. Maar op beleidsniveau is er weinig structureel contact. Er is toch sprake van twee werelden.’ Wellicht ligt dat mede aan de rol die de particuliere fondsen vervullen. Anders dan de overheidsfondsen zijn zij bijvoorbeeld minder strak aan regels gebonden. Van Lanschot: ‘Doordat wij niet met publiek geld werken, kunnen wij in onze keuzes meer subjectief zijn dan de overheidsfondsen.’ Dat wil uiteraard niet zeggen dat de fondsen niet streven naar transparantie. Op de site van de fondsen zijn jaarverslagen te downloaden en valt te lezen welke projecten worden gesteund.

Mede door die subjectiviteit in de keuze van te ondersteunen projecten kan de rol van de particuliere fondsen wel degelijk sturend zijn. Esmeijer: ‘Wij krijgen 7.500 aanvragen per jaar. Daarvan ondersteunen we ongeveer de helft.’ Voor Stichting DOEN ligt dat aanzienlijk lager: zij honoreren bijvoorbeeld maar ongeveer 10% van de aanvragen. Ook in de accenten die ze leggen op te ondersteunen projecten maken de fondsen een verschil. Het VSBfonds maakt zich al jaren sterk voor kunsteducatie, met de KinderHermitage als hoogtepunt. En SNS REAAL Fonds is trots op DJA (De Jonge Academie) on Wheels: een project waarbij jonge wetenschappers, die binnen de KNAW zijn georganiseerd, scholen bezoeken om leerlingen te tonen wat wetenschap eigenlijk is. Nieuwsgierig zijn! Dat doen ze aan de hand van een begrijpelijk thema als eten. Stichting DOEN steunt op haar beurt graag innovatieve projecten, zoals ‘Kom je ook?’, dat ze samen met Mediamatic organiseert. Tellegen: ‘Daaruit blijkt overigens dat veel jongere medewerkers van culturele instellingen erg enthousiast bezig zijn met nieuwe plannen en strategieën, maar dat het hen moeilijk valt om hun directies mee te krijgen. Het is goed dat dit nog eens wordt opgeschreven!’

Bezuinigen

Het rondetafelgesprek startte als vanzelf met de vraag of er op dit moment eigenlijk wel sprake is van een crisis. Die lijkt voor de particuliere fondsen in ieder geval (nog) geen concrete gevolgen te hebben gehad. Uiteraard kreeg het VSBfonds in 2008 een fikse tik als gevolg van de val van de beurskoersen, maar op dit moment is er met de financiële positie van de particuliere fondsen niet veel mis. Het Prins Bernhard Cultuurfonds zag het rendement op z’n beleggingen in 2008 wel teruglopen, maar haalde dat in 2009 weer snel in en kan op dit moment beschikken over het grootste budget ooit. Ook de inkomsten uit de Anjeractie bleven min of meer gelijk. Alleen de hoeveelheid nieuwe CultuurFondsen op Naam liep licht terug. Stichting DOEN constateerde dat het moeilijker was geworden om grote bedrijven geïnteresseerd te krijgen in het meedoen aan programma’s als Creativity to Business en dat het voor organisaties moeilijker is om aan financiering te komen. De bijdrage van de loterijen aan Stichting DOEN bleef echter gelijk. Ook al is er van gebrek aan geld om aanvragen te honoreren dus (nog) geen sprake, toch is iedereen het erover eens dat er klappen zullen vallen in de sector. Er zijn bezuinigingen te verwachten bij zowel gemeentes als bij de landelijke overheid en die zullen naar het zich laat aanzien ook de cultuursector ernstig treffen. ‘Het is interessant te kijken of die bezuinigingen overal even groot zullen zijn,’ zo suggereert Marie Hélène Cornips ‘Ik denk dat de Randstad naar verhouding harder getroffen gaat worden.’

Artistieke zijnsvraag
Het belangrijkste gevolg van de crisis zal echter zijn dat er strenger gekeken zal gaan worden naar de rol en functie van de cultuurinstellingen die aanvragen indienen. Dat zal zijn doorwerking krijgen in de manier waarop de instellingen worden gerund. Wat dat betreft kunnen de instellingen leren van wat er bij de fondsen, bijvoorbeeld bij het VSBfonds, is gebeurd, zoals Van Lanschot aangeeft: ‘Schaarste scherpt de geest. Wij hebben na de val van de beurs de tering naar de nering moeten zetten en dus keuzes moeten maken. We hebben ongeveer de helft van ons personeel, 30 mensen, moeten ontslaan en onze kerndoelen opnieuw moeten formuleren. Iets dergelijks zal ook moeten gebeuren bij de culturele instellingen. Ze zullen efficiënter moeten leren werken, met minder middelen en mensen. Als je een substantieel deel van je inkomsten kwijt raakt, kun je niet volstaan met de kaasschaaf! Dan zul je keuzes moeten maken.’
Nina Tellegen: ‘En ze zullen moeten leren zich te onderscheiden van andere instellingen. Ze moeten naar hun omgeving kijken, naar wat andere instellingen doen. Dat betekent ook innoveren en nieuwe situaties creëren. Wij ondersteunen met name instellingen die innoveren en op zoek gaan naar een nieuwe insteek, zoals het Glasmuseum in Leerdam. Dat ondersteunen we omdat het zich sterk heeft ingespannen op het gebied van digitalisering en het daarmee betrekken van nieuwe publieksgroepen bij het museum.’Van Lanschot: ‘De culturele instellingen zullen dieper moeten kijken en echte ondernemersvragen gaan stellen. Dat zijn vragen naar de eigen existentie. Waar zijn we goed in? Wat willen we zijn? En voor wie wil ik dat? Uit dat soort vragen rollen heel interessante antwoorden. Je kunt wel stellen dat je een festival wilt organiseren, maar als blijkt dat er al zes van die festivals zijn, zul je je toch de vraag moeten stellen waarom je dat perse wilt. Wat willen we de mensen meegeven? Wat willen we toevoegen? Het gaat om de artistieke zijnsvraag.’ Cornips: ‘Instellingen werken nog steeds in een aanbodcultuur en het aanbod is enorm. En er is heel veel van hetzelfde. Ik denk dat we over die aanbodgerichtheid de komende jaren goed moeten nadenken.’ Tellegen: ‘Het draait om positionering. Waarin onderscheid je je van anderen?’ Cornips: ‘De vraag is uiteraard of de instellingen daarvoor voldoende toegerust zijn.’ Van Lanschot: ‘Uiteraard zullen er instellingen zijn die daar moeite mee hebben. De vroegere neiging om toch nog een keer naar de overheid te stappen, of naar een fonds, of om iets aan hun prijzen te doen, biedt in structureel magere tijden onvoldoende soelaas. Een aantal instellingen doet dit overigens al goed.’
Over het belang van het antwoord op de zijnsvraag zijn de gesprekspartners het volledig eens. ‘Als je die zijnsvraag niet kunt beantwoorden heb je een probleem,’ zegt Cornips. Esmeijer: ‘Als je een kwart van je inkomsten kwijt raakt, ben je verplicht terug te keren naar je basis.’ En Van Lanschot vult aan: ‘Die zijnsvraag is altijd gekoppeld aan kwaliteit. Als je in meer dingen heel goed bent, en je voorziet daarmee in een duidelijke behoefte, dan moet je daar vooral mee doorgaan en dan mag je steeds bij ons aankloppen.’ Tellegen: ‘Belangrijk is of een instelling haar argumenten helder heeft en duidelijk kan maken wat het een met het ander te maken heeft. Dan ben ik te overtuigen.’

Streven naar professionaliteit
Cruciaal is natuurlijk of de cultuurinstellingen voldoende zijn toegerust om de te verwachten bezuinigingsoperaties te overleven. De Raad voor Cultuur en de grote rijksfondsen zullen steeds meer professionaliteit van de instellingen gaan meewegen in hun oordeel. De vraag is of de instellingen aan die aangescherpte eisen kunnen voldoen. Kunnen de fondsen de instellingen daarbij ondersteunen, of is dat eerder een taak voor de koepelorganisaties? Ook in het antwoord op deze vragen zijn de fondsdirecteuren het roerend met elkaar eens. Van Lanschot: ‘Wij propageren al jaren het cultureel ondernemerschap, via cursussen en publicaties. Misschien hebben wij het zelfs wel bedacht. Wanneer wij een aanvraag honoreren, geven we er soms ook geld bij, bijvoorbeeld voor het opstellen van een goed businessplan.’ Nina Tellegen: ‘Stichting DOEN heeft in de loop der jaren ook verschillende trainingen ontwikkeld, bijvoorbeeld om organisaties en instellingen te ondersteunen bij het vinden van nieuw publiek. We financieren ook zo’n project als ‘Kom je ook?’; dat is ook zo’n manier om de sector kennis te laten maken met nieuwe manieren om meer -publiek te bereiken, bijvoorbeeld door het inzetten van digitale middelen en sociale media.’ Cornips: ‘Ik denk dat de koepelorganisaties in de bevordering van professionaliteit zeker een rol hebben te vervullen. Er gebeurt ook wel wat, maar veel zaken komen nog niet echt van de grond.

Niet meten, maar wel de maat nemen
Voor de overheid worden aspecten als professionaliteit in management en marketing steeds belangrijker. Geldt dat ook voor de fondsen? Nemen zij dat soort aspecten ook al mee als beoordelingscriterium voor aanvragen? En beschikken de fondsen wel over een geschikte beoordelingsmeetlat?‘We meten niet, maar we nemen ze wel de maat,’ stelt Van Lanschot gevat. ‘Het zijn thema’s waar wij wel op inzoomen, maar we hebben daarvoor geen instrumenten. We hebben wel onze ervaring en gezond verstand.’ Tellegen: ‘We kijken wie er in het bestuur zitten, we kunnen beschikken over jaarverslagen en rapportages en uiteraard gaan we regelmatig op bezoek.’ ‘Ik ben eerlijk gezegd blij dat wij als particuliere fondsen aanvragers en hun projecten niet met een te eenduidig instrument hoeven te meten. Criteria als publieksbereik of cultuureducatie geven vaak de doorslag een initiatief te ondersteunen. Maar andere overwegingen kunnen even belangrijk zijn, zoals participatie van speciale doelgroepen. Het is zaak tevoren de beweegredenen voor een besteding vast te stellen om achteraf het succes daarvan te bepalen,’ reageert Esmeijer. Tellegen sluit zich daarbij aan: ‘Ik kom uit de ontwikkelingssamenwerking. Daar moest zo ongeveer alles gemeten worden, vanuit de gedachte dat je alleen dan kunt aantonen wat het effect van interventies is en dat is een illusie… . Dat zie je trouwens in meer sectoren terug, zoals in de zorg. Het verschil met het werken bij een particulier fonds is enorm. Hier kunnen we doen waartoe we op aarde zijn; bijdragen een aan leefbare wereld waaraan iedereen kan meedoen. Het belangrijkste waar ik op wordt afgerekend is of we wel genoeg initiatieven durven financieren waarvan het effect nog niet uit ten treuren is aangetoond. Het nemen van risico’s is van groot belang bij het daadwerkelijk bewerkstelligen van veranderingen.’

Speelt maatschappelijke relevantie bij het toekennen van gelden nog een rol of gelden andere maten? Esmeijer: ‘Dat hangt af van het soort project en de intenties die een instelling daarmee zelf heeft. We hechten eraan dat deze ernaar streeft 20.000 man te bereiken als dat van tevoren de bedoeling was, maar we ondersteunen evengoed ook projecten voor een klein aantal Turkse vrouwen van zestig.’ Tellegen: ‘Het gaat niet alleen om kwantiteit. Dat wil niet zeggen dat je helemaal niet meer gaat meten. Je wilt niet alleen maar weten hoe groot het publieksbereik was, maar ook wat het effect van je financiering is voor de mensen voor wie het bedoeld is.’ Van Lanschot. ‘Je kijkt of een project haalbaar is en of een organisatie kan wat ze zegt te willen. En daarmee ben je feitelijk weer terug bij die zijnsvraag.’
Freek van Duijn stelt de laatste vraag: ‘Jullie zitten dichter aan de kraan en kunnen die zijnsvraag dus beter stellen dan de overheid. Welke instellingen zullen overleven?’ Tellegen: ‘In laatste instantie gaat het om de mensen. Logge organisaties gaan het niet redden, want die zijn veel minder goed in staat om de zijnsvraag te stellen en die te beantwoorden.’Van Lanschot: ‘Marketing is uiteindelijk niet meer dan ‘hoe kan ik verkopen wat ik wil zijn?’ Daaraan gaat dus vooraf de vraag: wat wil ik zijn? Cultureel ondernemerschap is in feite het sturen op je eigen maatschappelijke relevantie.’

Auteur: Tekst: Freek van Duijn & Pieter de Nijs Freek van Duijn directeur van het cultureel organisatie-advies en trainingsbureau Frame. (freekvanduijn@frame-amsterdam.nl)
468

Reactie verzenden

Share This