Selecteer een pagina

Theater- en museumsites

Virtuele informatie in kaart gebracht

Algemeen
Culturele instellingen als musea en theaters maken in toenemende mate gebruik van het internet. Een onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau, Het informatieaanbod op websites van musea en theaters, laat zien dat er twee wijzen van informatievoorziening te onderscheiden zijn. Maar ook blijkt daaruit dat de culturele instellingen nog lang niet alle mogelijkheden benutten.


In oktober 2000 had 70 procent van de Nederlanders van 12 jaar en ouder in het eigen huishouden de beschikking over een pc. Gemiddeld besteedden Nederlanders 1,8 uur van hun wekelijkse vrijetijd achter de pc, waarvan een half uur op internet. Mannen, jongeren en hoger opgeleiden vormen de voorhoede (Huysmans en De Haan, 2001). Cultuurbezoekers zijn vooral te vinden onder vrouwen, ouderen en opnieuw hoger opgeleiden. Hierop doorredenerend zou het internet daarmee zowel de kans bieden een bestaand publiek (hoger opgeleiden) aan te spreken als nieuwe publieksgroepen (mannen en jongeren) te bereiken.
Slechts 3 procent van de bevolking raadpleegde in 2000 het internet voor informatie over kunst en cultuur, terwijl 35 procent de dagbladen raadpleegde en 25 procent de televisie. Vergeleken met opiniebladen en radio doet het internet het daarmee nog niet eens zo slecht. Zevenenveertig procent zegt helemaal niet genteresseerd te zijn in informatie over kunst en cultuur (De Haan en Huysmans, 2002).
De perspectieven voor het bereiken van potentile bezoekers via het internet zijn dus niet groot. Maar het net heeft zich inmiddels wel een vaste plaats verworven in de communicatiemix van culturele instellingen.
Het informatieaanbod op websites van musea en theaters
In januari 2002 is via een inhoudsanalyse het informatieaanbod op websites van Nederlandse musea en theaters in kaart gebracht (Broekhuizen en Huysmans, 2002). In eerste instantie is het totale aanbod aan websites genventariseerd. Geteld werden 187 theatersites en 400 museumsites. Van alle theatersites en de helft van de museumsites is de aangeboden informatie vervolgens systematisch in kaart gebracht. De verschillende vormen van informatie staan in het kader (boven).
Het spreekt vanzelf dat niet alle instellingen op hun site al die vormen van informatie aanbieden, al was het maar omdat ze bijvoorbeeld geen restaurant in huis hebben. Daarom is vervolgens een analyse verricht naar de structuur in het informatieaanbod. Hieruit kwam naar voren dat er bij het inrichten van sites twee benaderingen worden gehanteerd.
Bij de eerste benadering richt men zich op de daadwerkelijke, niet-virtuele bezoeker. Men biedt informatie die aan de behoeften van deze bezoeker tegemoetkomt: openingstijden, bereikbaarheid, kaartverkoop en dergelijke. Bij de tweede benadering richt men zich op de virtuele bezoeker. Men biedt informatie die deze bezoeker zou kunnen interesseren: informatie over collecties en exposities (musea), en voorstellingen (theaters). Het doel van deze informatie is eerst en vooral de virtuele bezoeker voor de eigen instelling te interesseren en naamsbekendheid op te bouwen. Uit deze interesse zou dan later een daadwerkelijk bezoek kunnen volgen, maar noodzakelijk is dit niet.
Beide benaderingen sluiten elkaar niet uit. Bij de museumsites is er een sterke samenhang. Bij de theatersites daarentegen is er een duidelijke scheiding der geesten: ofwel men kiest voor de daadwerkelijke, ofwel voor de virtuele bezoekers. Met name voor de theaters lijkt er dus een mogelijkheid te bestaan het informatieaanbod te verbreden en zowel de daadwerkelijke als de virtuele bezoeker van dienst te zijn.

Auteur: Jolijn Broekhuizen en Frank Huysmans, Sociaal en Cultureel Planbureau
Referenties: Jolijn Broekhuizen en Frank Huysmans, Het informatieaanbod op websites van musea en theaters. Den Haag, SCP, 2002 (verschijnt in mei/juni). Jos de Haan en Frank Huysmans, E-cultuur: een empirische verkenning. Den Haag, SCP, 2002 (verschijnt in mei/juni). Koen Breedveld en Andries van den Broek (red). Trends in de tijd. Een schets van recente ontwikkelingen in tijdsbesteding en tijdsordening. Den Haag: SCP, 2001 (pp. 75-95).
468

Reactie verzenden

Share This