Selecteer een pagina

Thema in beeld; Fietsen voor het Concertgebouw

rubriek: thema in beeld

Algemeen
Binnen de culturele wereld is de vraag naar de culturele betrokkenheid van jongeren op dit moment een hot item. Daarnaast ligt er de vraag naar de verschillen tussen allochtone en autochtone jongeren. Onlangs verscheen het onderzoeksverslag Verschillen in cultuurdeelname tussen allochtone en autochtone jongeren (een vergelijking van de culturele betrokkenheid van allochtone en autochtone jongeren op basis van het Aanvullend Voorzieningengebruik Onderzoek 1999 en het CKV Volgproject dat Wilko van Iperen schreef in opdracht van Cultuurnetwerk Nederland en het Ministerie van OCW. MMNNieuws vroeg twee direct bij kunstprojecten voor jongeren betrokkenen, Hildegard de Graaf (Het Koorenhuis Den Haag) en Brit Thomassen (Filmmuseum Amsterdam), om een reactie op de belangrijkste conclusies uit het onderzoeksverslag. Daarnaast reageren beide auteurs ook op elkaars opmerkingen.


Hildegard de Graaf: Ik heb het onderzoek gelezen vanuit het perspectief van het Koorenhuis, een Centrum voor Kunst en Cultuur in een grote stad (in dit geval Den Haag). Het Koorenhuis biedt voornamelijk actieve programmas aan van alle kunstdisciplines aan kinderen, jongeren en volwassenen. Het zijn programmas voor het primair en voortgezet onderwijs en programmas voor de hele multiculturele Haagse bevolking in de vrijetijd.
Eerst enkele kanttekeningen bij het onderzoek. Dat geeft een analyse van de passieve cultuurdeelname: het kijken, luisteren, lezen. Het zelf actief zijn in een kunstuiting is niet meegenomen. Naar mijn idee is dat gegeven essentieel. Ik neem dagelijks waar dat zowel allochtone als autochtone jongeren vooral cultureel betrokken raken wanneer zij zelf actief kunnen zijn. Het Koorenhuis probeert de actieve programmas juist aan te vullen door te (gaan) kijken, luisteren en lezen. Uit eerder onderzoek is gebleken dat de combinatie actief/reflectief het beste werkt.
Bovendien zijn in het onderzoek aan objectieve statistische metingen conclusies verbonden, terwijl de werkelijkheid en de beschrijving van kunst en cultuur zich aan die objectiviteit onttrekt. Ik ben onder de indruk van de tabellen met scores, maar het zegt mij weinig als ik jongeren in levende lijve tegen kom.
Belangrijke en waardevolle conclusie van dit onderzoek is, dat bezoek aan kunstproducties/producten van anderen vaker gebeurt bij, en afhangt van een hogere opleiding. De conclusie wordt versterkt door het milieu van jongeren (het niveau van opleiding van de ouders) en ook nog eens door de opleiding van de jongeren zelf. Als er sprake is van die opleiding van zowel de ouders als van de jongeren, dan is er geen verschil in deelname tussen allochtone en autochtone jongeren. Het heft met andere woorden het onderscheid tussen de doelgroepen op.
Die conclusie verwijst volgens mij allereerst naar de noodzaak het onderwijs inhoudelijk op hoog niveau te houden en financieel te faciliteren. Goed onderwijs is een fundamentele voorziening, en een garantie om in welzijn, welvaart en cultuur te gedijen en actief te zijn. Over het onderwijs in Nederland maak ik me zorgen. Leerkrachten zijn aan de zijlijn beland en worden geregeerd door beleidsmakers die overdreven gezegd vrijwel jaarlijks van beleid veranderen. Ik zou zeggen: geef het onderwijs terug aan het onderwijs! Draag zorg voor goede lerarenopleidingen en geef leraren het aanzien en respect dat zij verdienen. In het kielzog van dat betere onderwijs kan een centrum voor kunst en cultuur ook beter functioneren en met het onderwijs samenwerken op het gebied van kunst en cultuur. Maar dit terzijde.
De conclusies in het onderzoek zijn gebaseerd op variabelen als serieuze, populaire en complexe cultuur. Er is gevraagd naar deelname aan traditionele kunstvoorzieningen: theaters, musea, concertzalen, bioscoop en pop- en jazzconcerten. Vrijwel geen onderzoek heeft plaatsgevonden naar etnisch cultureel gebonden kunstuitingen. Het onderzoek is dus vanuit een westers perspectief opgezet en probeert binnen dat perspectief de mate van culturele betrokkenheid van jongeren met verschillende culturele achtergrond te meten. Ik maak mij sterk dat wanneer de traditioneel niet-westerse plekken voor kunstuitingen erbij worden betrokken, zoals de straat, het park, het (buurt)huis, de kelder, de garage, en het ook vaak multidisciplinaire karakter van de kunstuitingen, de uitkomst anders zou zijn.
Daarbij werkt voor het Koorenhuis een onderscheid tussen serieuze en populaire cultuur niet. Het gaat om goede of slechte kunst. Kwaliteit is maatstaf en die zit potentieel in kunstuitingen van allerlei cultuur, stijl, traditie en actualiteit. Als het Koorenhuis kunstvoorstellingen selecteert en kunstactiviteiten voor jongeren aanbiedt, gaat het om kwaliteit en niet om de mate van serieusheid, populariteit of complexiteit.

Natuurlijk is kwaliteit een subjectief begrip. Zo zullen jongeren zich ontwikkelen in hun oordeel over kwaliteit. Wat voor een 12-jarige interessant en boeiend is, hoeft dat voor een 18-jarige niet meer te zijn. Hoe meer iemand ziet en ervaart, hoe groter de kans dat het oordeel zich verdiept en verandert.
Zo is alles van waarde weerloos en in die kwaliteit van kwetsbaarheid houdt hard cijfermateriaal als dit geen stand.

Brit Thomassen: Dat cultuurparticipatie meer afhangt van opleidingsniveau en de culturele interesse van ouders dan van allochtoon of autochtoon zijn, vind ik een weinig verrassende conclusie. Veel interessanter is hoe je die culturele interesse bij de ouders stimuleert. Het gaat dan niet alleen om uitbreiding van het eigen aanbod met niet-westerse cultuuruitingen, maar ook om het stimuleren van interesse voor het aanbod zoals het nu reeds bestaat. Een onderzoek naar de manier waarop culturele interesse gestimuleerd kan worden, zou voor culturele instellingen interessanter zijn.
Natuurlijk is het tevens belangrijk dat er goed onderwijs is. Dat ben ik helemaal met Hildegard eens. Door alle onderwijsvernieuwingen is er tegenwoordig ook minder tijd om in samenwerking met het onderwijs pilots te ontwikkelen. Die samenwerking is voor een culturele instelling echter zeer belangrijk om een project goed aan te laten sluiten bij het onderwijs. De continue onderwijsvernieuwingen maken het voor culturele instellingen lastig om projecten te koppelen aan vakinhouden.
Het vak CKV kan een goede mogelijkheid zijn om de culturele interesse te stimuleren. De tijd zal leren wat het effect ervan op langere termijn is. Wel gaan we er vanuit dat kennismaking met een culturele instelling ervoor zorgt dat een leerling ook op latere leeftijd makkelijker langs zal komen. Belangrijk is dat leerlingen weten dat er meer onder de zon is dan alleen de grote Hollywoodfilms. Educatie vanuit het Filmmuseum is erop gericht om leerlingen positief te verrassen, te prikkelen en ze nieuwe invalshoeken te geven, van waaruit ze naar een film kunnen kijken. Je geeft leerlingen zo een gevarieerder beeld van film en de mogelijkheid om hun horizon te verbreden. Dat is van belang voor zowel allochtonen als autochtonen.
Culturele verschillen kunnen naar boven komen doordat leerlingen allemaal een ander idee afleiden uit dezelfde film. Die diversiteit geeft goede mogelijkheden voor discussie, maar ook voor een grote diversiteit binnen een verwerkingsopdracht. Bij het 100 jaar Western project voor VMBO-leerlingen ontwerpen leerlingen bijvoorbeeld hun eigen poster en bedenken een slogan n.a.v. dit project. Leerlingen kiezen zelf waar ze het accent op leggen bij de verwerking. Dat kan bijvoorbeeld zijn dat een van de helden Afro-Amerikaans is, maar een leerling kan ook de nadruk leggen op de spannende muziek in de film. In de praktijk gaat het erom dat leerlingen voldoende mogelijkheden krijgen om de opgedane ervaringen te verwerken op een manier die recht doet aan hun eigen beleving.
Een bezwaar tegen het onderzoek vind ik dat er grotendeels gesproken wordt over allochtonen alsof het een homogene groep betreft. Het Filmmuseum vertoont films uit meer dan dertig verschillende landen en werkt dan ook met veel verder gespecificeerde doelgroepen.
Verder blijft in dit onderzoek onduidelijk of het om mainstream Hollywoodfilms gaat, of dat er bijvoorbeeld ook gekeken is naar filmklassiekers of art films. Ik krijg de indruk dat er alleen gekeken is naar de films die vallen onder populaire cultuur. Film wordt ook binnen CKV regelmatig gezien als een onderdeel waar leerlingen toch wel naar toe gaan en waarbij weinig inhoudelijke meerwaarde te halen is. Het Filmmuseum vindt dit jammer. Film is een toegankelijk medium dat aan de basis staat van de beeldcultuur waarin wij nu leven.
Met het filmklassiekersproject gaat het Filmmuseum in samenwerking met het NIF bijvoorbeeld terug in de tijd. Welke films beschouwen wij nu als klassiekers en waarom? Welke onderdelen uit die vroegere films zijn terug te vinden in de films van nu? Het doel van dit project is om filmklassiekers onder de aandacht te brengen van jongeren waardoor zij tevens meer inzicht krijgen in de historische context van de actuele cinema.

Hildegard de Graaf: Het volgende beeld doemt op: de zoveelste Nederlandse delegatie reist naar Zweden om van de Minister voor Volksgezondheid te horen hoe zij problemen oplossen. De minister weigert de delegatie te ontvangen. Zij heeft dit al tien jaar gedaan en Nederland doet niets met de informatie. Een parallel met dit onderzoek? Er worden al twintig jaar onderzoekingen als deze gedaan. En de profielen van het voortgezet onderwijs worden voor de zoveelste keer aangepast. Ondanks dat, hoor, zie en deel ik met Brit de positieve geluiden, bij het vak CKV en de inmiddels ontstane samenwerking met kunstinstellingen, bij de voorbeelden hoe jongeren voor klassieke muziek en film te interesseren (jongeren spelen op het podium mee en worden zich bewust van hun historische context). En uit een intrigerend berichtje in NRC/Handelsblad: Pure pornografie in het Concertgebouw. Een programma met klassieke en niet klassieke Aziatische cultuur, met muziek, teksten, acteurs, een danseres en een dj. Het Concertgebouw heeft MTV als vaste sponsor! En de marketingdirecteur van MTV doet een illustere uitspraak: Het onderscheid tussen klassiek en populair moeten worden losgelaten. Muziek is altijd emotie.
Beter kan het probleem van het onderscheid tussen doelgroepen niet worden opgeheven. En bovendien stonden er allemaal fietsen voor het Concertgebouw.
Brit Thomassen: Zoals Hildegard al eerder aangaf, ligt de praktijk vaak toch ingewikkelder dan een onderzoek in cijfers doet vermoeden. Het Filmmuseum probeert ook op educatief gebied landelijk te werken. Zelfs een redelijk afgebakende doelgroep als die van CKV-1 leerlingen is een diverse doelgroep. Leerlingen uit Limburg hebben een ander referentiekader dan leerlingen uit Amsterdam. De uitdaging is dan ook om dingen te ontwikkelen die ondanks die grote verscheidenheid aanspreken. Belangrijk is ook ervoor te zorgen dat de verwachtingen van leerlingen aansluiten bij wat ze krijgen. Daarnaast moeten docenten de ruimte krijgen om in samenwerking met de culturele instellingen projecten te ontwikkelen die geschikt zijn voor de eigen leerlingen.

Naam:
Hildegard de Graaf (bijna 56 jaar!)

Huidige baan:
eindverantwoordelijk voor het kunstprogramma voor kinderen, jongeren en volwassenen in het Koorenhuis, Centrum voor kunst en cultuur in Den Haag.

Meest recente cultuur bezoek:
het Haags gemeentemuseum en eerstkomende zaterdag het KIT tropentheater.

Meest recente vrijetijdsbesteding:
het bespelen van de cello

Favoriete website:
www.cultuurnetwerk.nl Ik lees elke week het overzicht met aanwinsten van artikelen en boeken en de agenda met activiteiten op terrein van kunst- en cultuureducatie. En ik lees de selectie van krantenknipsels met gebeurtenissen op gebied van kunst en cultuur.

Belangrijkste trend voor de toekomst:
minder bureaucratie en regelgeving. Meer autonomie en invulling van ambities voor individuen en groepen van onderaf. Meer diversiteit in culturele mogelijkheden en vermenging van stijlen en disciplines tussen allerlei groepen. Vooral jongeren integreren nu al de verschillende talen die in Nederland worden gesproken en maken mixed media met de verschillende kunstdisciplines.

Naam:
Brit Thomassen (30),

Huidige baan:
educatief medewerker van het Filmmuseum

Voorheen:
Cordinator van het projectbureau bij het Utrechts Centrum voor de Kunsten

Meest recente cultuurbezoek:
De film Hero

Meest recente vrijetijdsbesteding:
zwemmen

Favoriete website:
www.luikerwaal.com, omdat dit een toegankelijke site is waarin op een duidelijke manier wordt uitgelegd welke uitvindingen vooraf gingen aan de uitvinding van film. De illustraties op de site maken een theoretisch verhaal inzichtelijk.

Auteur: Hildegard de Graaf & Brit Thomassen hildegarddegraaf@koorenhuis.nl bthomassen@filmmuseum.nl
468

Reactie verzenden

Share This