Selecteer een pagina

Tolerantie en dynamiek basis voor het genereren van cultuur

Algemeen
Steden zijn vanuit toeristisch perspectief aantrekkelijk vanwege de fysieke kwaliteit van hun binnenstad, het culturele aanbod en de stedelijke sfeer of ambiance. Over deze drie aspecten is veel te zeggen, maar in de regel komt het erop neer dat historische binnensteden, met n een spraakmakend (lees: gearriveerd) aanbod aan musea, n veel cafs een voorsprong hebben op steden die op minder aspecten scoren, een enkele avant-garde stad (New York, Berlijn) daargelaten. Rotterdam heeft geen zichtbaar stadsleven, evenmin als Brugge. De meeste Duitse steden zijn platgebombardeerd. Sommige van dit soort steden investeren bovenmatig in slechts n van de drie noodzakelijke aspecten. Soms leidt dit tot resultaat, maar meestal is het succes van korte duur.


Sinds een aantal jaren is het voor lokale overheden duidelijk dat er moet genvesteerd in cultuur. De opvatting is immers dat cultuur in economisch opzicht van belang is (vooral toerisme!). Daarbij komt dat lokale culturele kwaliteiten een stad kunnen onderscheiden van ander steden, waardoor ze aantrekkelijk wordt als vestigingsplaats voor bedrijvigheid.

Slechts zelden dringt het tot overheden door dat de culturele basis van een stad gelegd wordt door haar tolerante bevolking. Tolerantie is doorgaans niet iets wat in de mensen zit, maar een gevolg van een groot aantal verschillende mensen die elkaar op straat tegenkomen. In de ideaaltypische stad, zegt Bahrdt, leert het individu buiten het gesloten systeem (kenmerkend voor een dorp), te treden. […] waar een gemeenschap leert, dat men zonder een gesloten systeem leven kan, […] verliezen de tradities aan remmende werking. De geschiedenis wint aan dynamiek. Haar ontwikkeling wordt versneld. Daar waar de remmende werking van traditie oplost, ontstaat een tolerante en dynamische samenleving, innovatief van aard en kosmopolitisch georinteerd. Deze sociale staat van de stad is de basis voor zowel adaptatie als genereren van cultuur.

Vreemd genoeg vloekt dit wel eens met het cultuurbeleid van de overheden. Dit beleid betreft veeleer het subsidiren van gevestigde musea en andere podia, dan het accommoderen van kleine, maar krachtige culturele actoren. Het betreft veeleer het marketen van Erasmus dan het investeren in diversiteit (Rotterdam). Het is veeleer het bouwen van een vlaggenschip, dan het creren van ateliers om jonge kunstenaars aan te trekken (Groninger Museum). Het is veeleer het opsmukken van de openbare ruimte, dan het toestaan van autonome plekken voor avant-gardisten (Amsterdam).

Interessant aan Ashworth is dat hij kritische noten plaatst bij het overheidsbeleid. De merchandising van een beroemde stad- of streekgenoot, het investeren in een Grand Travail, het ontwikkelen van spraakmakende openbare ruimte, of het organiseren van een periodiek festival; het is slechts voor een enkele stad succesvol. Veel vaker sterft het uiteindelijk een te vroege dood. De energie (en het geld), denk ik, moet anders worden aangewend.

Wat is er namelijk aan de hand? Na de transformatie van agrarische naar industrile, en van industrile naar diensteneconomie, is er nu sprake van een overgang van diensten- naar kennis- en creatieve economie. Kenniswerkers zijn vanwege synergie van gedachten en handelingen aangewezen op face to face contacten. Dat impliceert (hechte) contactnetwerken waarin en plekken waarop uitwisseling van kennis en diensten plaatsvindt.
De sociale staat van de stad la Bahrdt is van evident belang voor de creatieve kennisstad. In die stad is een cultureel onderlegde arbeidsmarkt van belang. Tevens zoeken creatieve kenniswerkers culturele plekken op. Kennisuitwisseling, -overdracht en -ontwikkeling vinden plaats op verschillende soorten locaties: topinstituten, clusters van kennisinstituten en cultuur, stedelijke knooppunten en andere openbare gelegenheden met een culturele uitstraling (bibliotheken, culturele podia, cafs).

Kortom, kenniswerkers en creatievelingen verkiezen tolerante en daarmee culturele steden vanwege de ambiance, ontmoetingen en vrijetijdsmogelijkheden. Bovendien bieden dit soort steden talloze mogelijkheden en vormen van face tot face contacten en een hoogwaardig voorzieningenniveau. Daarmee worden culturele openbare ruimten vestigingsvoorwaarden voor kennis- en creatieve bedrijvigheid.

Het gaat niet om le Grand Travail, maar om de alledaagse cultuur van de grote stad.

Auteur: Jos Gadet
Referenties: Jos Gadet is Senior planoloog bij de Dienst Ruimtelijke Ordening Amsterdam gdt@dro.amsterdam.nl Naar aanleiding van: Bahrdt, H.-P. (1961), Die moderne Grostadt. Soziologische berlegungen zum Stdtebau. Hamburg: Rowohlt Taschenbuch Verlag. Aschworth, G.J. (2004), Cities, culture and tourism: the creation and management of cities of culture (te verschijnen in Vrijetijdsstudies).
468

Reactie verzenden

Share This